dinsdag 30 september 2008

Een glaasje wijn


Stel: je wilt wat schrijven, want zoiets ligt je en je denkt dat je ook wat te vertellen hebt dat hout snijdt, of zoiets. Dat kan.

Stel: je wilt ook nog wat schilderen, erbij, dat ligt je ook en het wordt vaak speels en vrolijk en je geniet ervan.

Stel: je werkt 36 uur in de week. Daarnaast heb je een redelijk huis, op orde. Een administratie, een was te doen, een paar katten, een geliefde, ouders, vrienden, boodschappen, een tuin die gesnoeid wil worden, ramen om te lappen, sinaasappels om te eten, vitamientjes, boodschappen in de email box, de krant om te lezen, stapeltjes boeken in de slaapkamer. En je wilt er ook bij sporten, dat is zo goed voor je lijf en je leden.

Een gevuld leven, maar wel een worsteling met die 24 uur die een dag maar telt. We nemen een glas wijn, dat is goed om tot rust te komen.

dinsdag 16 september 2008

Herfst


De blaadjes beginnen te vallen. Binnenkort worden de wielen weer vierkant, ik bedoel van onze nationale trots op wielen: de NS. Het wordt ook frisser buiten en donkerder. Van mij hoeft het niet. Ik heb begrepen dat we de seizoenen danken aan het feit dat de aarde een beetje schuin, uit het lood, hangt.

Bijna een jaar verkering. En we lachen nog steeds. Onlangs natuurlijk, op het lekke luchtbed, in de tent, terwijl de regen maar bleef stromen en zij midden in de nacht naar de wc moest. Het was een natuurcamping zonder licht. Toen ben ik maar meegegaan, ritsen open, kleren weer aan, door het water zwemmen en de nacht. En dan weer terug langs al die ritsen en die kleding weer op dat bobbelige luchtbed. Het was op een camping in Twente, heel mooi gebied, kan ik iedereen aanraden, compleet met vogeltjes en uilengeroep. Maar we blijven lachen. Deze zaterdag zou ik pannenkoeken voor bakken. De mix bleek gering te zijn, dus terug naar de winkel. Daarna de mix en het ei in een maatbeker en dan de melk erbij. Dus ik wilde die melk schenken, bleek het een soort boter te zijn geworden. Getver. We stonden er allebei naar te kijken. Dus weer naar de winkel voor de melk, want ik geef niet gauw iets op. Uiteindelijk wilden de pannenkoeken ook niet op koeken lijken, ze vielen uit elkaar. Maar lekker waren ze wel. Ik wil van de week pompoenensoep maken, ik heb de pompoen al een tijd op tafel staan. Hoe slacht je zo'n ding?

En we hebben ook lekker gedroomd met z'n allen. Anja droomde een talentvolle hardloopster te zijn die werd ontdekt en of ze bij een atletiekvereniging wilde komen rennen. Ze moest er over nadenken. Op hetzelfde tijdstip droomde ik dat ik op een hele, hele grote gitaar een lied voor haar speelde, aan de Bretonse kust. Mijn vader droomde vannacht over de kerk waarin mijn opa, de vader van mijn moeder, was getrouwd. De volgende morgen is hij naar Friesland gereden, om die kerk te gaan bezichtigen. De kerk was er niet meer, wel werd hij hartelijk ontvangen door een paar bewoners van het dorp. Ik zelf zou graag naar Bretagne gaan, heerlijk.

dinsdag 9 september 2008

Vrijdag jongstleden

Vrijdag jongstleden met Anja gekampeerd in het prachtige Twente land. Op een prachtige camping, helaas, werkte ondanks Anja's schietgebedjes het weer niet mee en leek onze tent op de ark van Noach. We dreven bijna weg in een enorme regenval die een paar momenten stopte.
Nee, het was niet leuk zo en we weten dus nog steeds niet of we kamperen wel leuk vinden.

dinsdag 26 augustus 2008

Vandaag

Vandaag is het iets drukker op het werk, iets drukker in de trein, iets drukker onderweg.
Je kan merken dat de mensen terug zijn van vakantie en hun gewone leven hebben hervat.
Voor mij gold het even niet, ik heb gewoon doorgewerkt vanaf juli in de nieuwe baan.
Nu heb ik begrepen dat ik straks ,vanaf januari, alleen onderwijs ga verlonen en geen jeugdhulpverlening. Ik heb wel veel energie in het leren van de jhv cao en alles er om heen.
Nou, we zien wel wat er van komt.
Gisteren getekend bij avondatelier de Ruimte. Er was een naaktmodel, een getinte man.
Wel even wennen, zo'n blote kerel voor je. Maar dat is de kunst.
Ik ga nu zzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzzz.

Allergie




Kleine Linda komt vandaag niet op school. Ze heeft hooikoorts. Dat is geen echte koorts, maar een aller-gie. Als het voorjaar wordt en er komen veel pluisjes van bloemen in de lucht, dan wordt zij ziek. Ze hoest en proest en ze heeft rooie ogen als een konijn. Daarom moet Linda binnen blijven, terwijl het juist heel mooi weer is.
De meester van de klas heeft Saskia aangewezen om school schriftjes met rekenopgaves naar haar te brengen, zodat ze niet teveel achter raakt.
Maar Saskia is nou niet bepaald een goeie vriendin van Linda. Ze heeft haar veel geplaagd met haar lichtbruine huid. Ze heeft zelfs een keer: "Pinda!"geroepen. Dat was niet aardig van Saskia. Maar nu heeft de meester zomaar iemand aangewezen.
Saskia heet er niet veel zin in de spullen binnen te gaan brengen. Ze belt aan en wil het liefst de schriften naar binnen gooien en wegrennen. Maar de moeder van Linda doet de deur open en zegt: “Nou, wat aardig zeg, dat jij het huiswerk wil brengen, wil je niet even binnenkomen?”
De moeder van Linda is helemaal niet gekleurd, valt Saskia op. Ze kan moeilijk
‘nee’ zeggen. Dat is wel heel onbeleefd!
Ze stapt met tegenzin binnen en volgt de moeder. “Wil je thee?” vraagt ze.
“Is goed mevrouw,” zegt ze beleefd en ze houdt haar jas aan. Ze kijkt om haar heen.
Overal foto’s van vreemde, verre landen. En houten beelden, bidprentjes en een oude piano. Waar is Linda? In de kamer is ze niet.
Diverse klokken slaan tegelijk vier uur. Dan komt Linda binnen. Ze draagt een dustertje over haar smalle schouders. Ze hoest, ze is mager, en haar gezichtje is ingevallen. Haar ogen zijn dik en rood en aan haar neus hangt een druppel. Saskia schrikt er van. Het is erger dan ze had gedacht, nou ja, net goed, stomme Linda.
‘Fijn dat je mijn schriften komt brengen,” zegt ze. Saskia zegt niets, ze wil het liefste onder de tafel kruipen. Wat een rotgezicht! Dat zij altijd de rotklusjes moet doen! Ze zegt bot: “Nou weet je, er zijn mensen die zieliger zijn dan jij hoor. Eigenlijk had je ze zelf maar moeten halen, maar goed, zeg, ik moet gaan..!” Ze schiet omhoog en per ongeluk valt het kopje thee
om, het hete water glijdt over Linda’s hand.
‘Sorry hoor!’ lacht Saskia vals en ze dribbelt naar de deur.
Dan is ze weg.
‘Wat een naar kind!’ zucht moeder.
‘O!’ roept Linda terwijl ze haar hand onder de koudwater kraan houdt.
‘Kijk daar! Ze is haar tas vergeten!’
Mama ziet het nu ook. Aan de stoel hangt een stoffen tasje. Ze pakt het
en kijkt wat er in zit. Een blocnootje, een paar boeken uit de bibliotheek,
en een dagboekalbum.
‘Een dagboek!’ roept moeder.
‘Daar mag je niet in lezen!’ protesteert Linda. ‘Dat is geheim!’ Moeder
luistert niet naar Linda’s bezwaren. Ze wordt stil en haar ogen gaan vol
verbazing over de bladzijden.
Ze leest hardop voor: ‘Ik wil zo graag weten wie je bent mama..voelen aan
je haar, ruiken aan je oren, bij je zijn, je hart horen kloppen, o, ik hou zo van je, aan de andere kant, ik heb ook de pest aan je..waarom heb je me in de steek gelaten? Gewoon weggegooid als een ouwe pop.. en wat weet ik nu van je.. je heet Linda, zeggen ze, je bent geboren op 12 mei 1962, in Djakarta en je hebt een lichtbruine huid, en dat begrijp ik niet, want ik ben blond en heb blauwe ogen..’
‘Haar moeder heet Linda!’ roept Linda.
‘En ze heeft Saskia weggegeven aan mensen uit een rijk land,” zucht moeder. Ze bekijkt een fotootje van een jonge Indische vrouw, die in het album is geplakt. De vrouw zit op een bruine scooter.
‘Dus.. dus…’ huilt Linda. ‘Daarom doet ze zo rot tegen me..omdat ik ook Linda heet en een kleurtje heb..’ ‘Ja,’ zegt mama. ‘Zoiets. Ik ga haar nu bellen, dat ze haar tas kan komen
halen..’ Een kwartier later staat Saskia weer voor de deur. Ze kijkt nog steeds
boos. Linda zegt dapper: ‘Ik moet je iets bekennen… we hebben in je dagboek
gelezen..’
Saskia loopt rood aan van kwaadheid. De ellendelingen! Ze wil de tas uit moeders hand rukken, maar die heeft in de andere hand een foto.
‘Ken je deze vrouw?’ zegt ze rustig.
Saskia bekijkt de foto snel, ze wil alleen maar weg, zo snel mogelijk.
‘Dit is Linda’s echte moeder!’ zegt mama triomfantelijk.
Saskia krijgt ogen als schoteltjes. Dat is dezelfde vrouw als die in haar album
zit geplakt, alleen zit ze nu op een witte scooter!
‘Nee, dat is mijn moeder, hoe komen jullie aan die foto?’ Ze wil de foto
pakken, maar moeder legt haar hand op die van haar.
‘Snap je het dan niet domme Saskia, jullie, jij en Linda hebben dezelfde moeder.
Jullie zijn zusjes, halfzusjes! Geen twijfel over mogelijk!’
‘Ik heb bovendien nog een brief van jouw moeder, waarin ze schrijft over jouw vader,
dat was een Nederlandse man, met blond haar en blauwe ogen!’
Saskia en Linda kijken elkaar aan en Linda’s rode ogen worden vochtig van tranen. Ze merken niet eens meer dat ze met z’n drietjes staan te janken op de stoep.
Twee jongens met een hond passeren.
‘Huilende meiden,’ zegt de een. ‘Ik kan er niet tegen.’
‘Ze zijn wel knap. Welke zou jij nemen, die lichte of die donkere?’
‘Allebei, als ze maar niet janken, kom op Kazan!’

woensdag 20 augustus 2008

Ukkel (1990)


Ukkel

Toen ik pas begonnen was met schrijven, zo rond mijn twintigste, schreef ik dit verhaaltje. Ik vind het de moeite waard te publiciceren, maar ik heb er ook kritiek op, het is wel erg lollig
en aan de puberale kant.


Weet je, in mijn woonplaats Ukkel, sloeg ik in lang vervlogen tijden, weleens op een bushokje en de bushokjes in Ukkel waren van beton en sloegen hard terug.
In die tijd was ik een driftig mannetje, ik droeg mijn hekel uit en kreeg daarvoor van de Ukkelaars de rekening van de onverschilligheid. Ik knetterde mij op mijn brommer, in het holst van de nacht, een weg door de donkere straten, luid roepend:

Alle domme boeren
slapen zacht in Ukkel
alle Ukkelaars
zijn sukkelaars!

De Ukkelse kroegen waren mij derhalve verboden. Op een dag ontdekte ik een prinsesje, in een snackbar. Eerst kwam de eigenaar met een rotweiler, daarna zijn dochter: "Papa, hou
op !" En papa hield op en droop af; Zijn dochters wil was wet.
Zo kon hij niet voorkomen dat wij samen op de brommer, over de
Ukkelse weg knoerten en de boeren uit hun gewenste slaap hielden.

Maar het werd tijd voor agressiever daden.
Ook Josefien, zo heette mijn prinsesje, kon goed overweg met de graffity spuit. Achter mijn brommer hing een heerlijk matje met zeventig duizend klappers en nadat deze was afge­gaan, bevonden wij ons alweer op het plaatselijke stationne­tje, om daar een heerlijke fik te steken.
Toch was dit allemaal nog maar kinderspel... -Was ik immers niet sinds mijn vroegste jeugd een groot liefhebber van het circus, vooral van de roofdieren ?
O, wat kon ik urenlang bij het hek staan kijken naar de tij­gers en hun prachtige gestreepte velletjes. En wat een prachtig gezicht als zij hun maaltijd verslonden en grote tanden in dikke hompen zetten.
Ik werd jaloers, want ik kreeg van mijn vader nog niet eens een balletje gehakt.
Toen ik hem, vlak na zijn tiende verjaardag, meedeelde dat ik tijgertemmer wilde worden, keek hij mij aan, agressief, net als een echt roofdier.
"Geen sprake van!" blies hij en dat was het einde van de discussie. Nu was dan eindelijk het uur der wrake gekomen. Want was in Ukkel niet het grootste circus van West-Europa neergestreken ?
Ik glimlachte vals en fluisterde in het oor van mijn vriendin: "Ik weet een leuk geintje.."
"Ik ben er nog niet aan toe.." fluisterde zij terug. "Dat bedoel ik niet," zei ik. "Ik weet iets veel leukers.." De klok sloeg twaalf. Het was muisstil in mijn dorp. Alle burgers sliepen. Wij stonden in een portiek, met de armen om elkaar heen, en deden net alsof wij een gewoon stelletje waren.
Daar reed de Hermandad door het dorpsstraatje. De arm der wet stapte uit en ging het plaatselijke cafeetje binnen. Kijken of de sluitingstijd werd gehandhaafd.

Vlug stapten Josefien, mijn prinsesje, en ik in en we reden snel weg.
Buiten het dorp, verstopten wij de auto met luidspreker, onder een berg hooi, woonden wij immers niet in een dorp ?
In elk geval haalde dit criminele feit de krant en heel het dorp sprak er schande van. Uiteraard kreeg ik de schuld. Nou en ?
Die avond zou het dan gebeuren. Ik en Josefien, reden door de straten en zij riep door de microfoon: 'Dit is uw politie !! Er is een tijger ontsnapt !!! Blijft u binnen en waarschuw de politie als u hem ziet !!! '
Niemand geloofde ons. Woedende mensen hingen uit de ramen. "Ga ergens anders schreeuwen..!"
De politie kwam achter ons aan, met een andere auto en zeer snel waren wij ingesloten.
"Sinds wanneer mogen wij dan niet meer waarschuwen ?" Klaagden wij. " Weet u dan niet dat de tijger echt ontsnapt is ?"
Het dorp sliep verder. Het morgenlicht kwam. Op de stoep voor het plaatselijke cafeetje, lag een been en iets verderop, een halve meter van het bushokje, een hoofd.
De kop van de plaatselijke bakker. De ogen lagen naast het rioolputje.
Ik moest voor de rechtbank, mij verantwoorden.
"Edelachtbare," smeekte ik, om een lang verhaal kort te hou­den.." Noch ik, noch Josefien, hebben aan het traliewerk van de tijgerkooi gezeten.."
Toch kon pas na twee dagen, Sasja, het tijgervrouwtje, worden gevangen, nadat zij zich te goed had gedaan, aan een plaatse­lijke kippenboer en diens kippen. Ik ben nooit meer in Ukkel teruggeweest.

Woensdag gehaktdag


Woensdag gehaktdag, af en toe is een bal nog weleens lekker, maar niet te vaak.
Van het gehakt naar het fruit: de appelboom hing verleden week nog vol met onrijpe appels.
Ik weet het zeker, ze staat naast het stationnetje en draagt elk jaar vrucht zonder dat de
treinreizigers het in de gaten hebben. De vraag is nu natuurlijk waar al die vruchten gebleven
zijn. Ze liggen niet op de grond, aan geen enkele tak is iets achtergebleven. Ik maak me toch sterk, dit moet door een mens zijn gedaan. Het enige wat je met deze appels kunt doen is appelmoes maken. Ik moest lachen toen ik laatst in de supermarkt zag dat het meervoud van appels 'appelen' is geworden. Wie o wie dus, waarschijnlijk des nachts, is via een laddertje in een boom geklommen en heeft de appelen meegenomen?
Raadsel dat nooit zal worden opgelost. Zo zijn er nog een paar, je zal het antwoord nooit weten,
bijvoorbeeld: waarom hebben we tien tenen en geen elf ? Of twaalf ? Waarom hebben niet zo'n mooie bult als een kameel en waarom vallen we niet van de aarde af? Waarom willen we vogels imiteren door te zingen en te vliegen en waarom willen we absoluut niet met een aap vergeleken worden, terwijl we daar onmiskenbaar, het meeste weg van hebben ?
Morgen ga ik hardlopen door de duinen van Schoorl, een bosloop. Acht kilometer hollen, waarom doe ik dat? En waarom werk ik op een kantoor, in een grote, hoge toren, met gratis uitzicht over de stad? Allemaal vragen, vragen, vragen.
Vragen leiden alleen maar tot meer vragen en daarom word je gek van wetenschap.
Ik heb mijn broodje al gesmeerd voor morgen.
Toch zou ik heel bijzonder graag willen weten of groene (mars) mannetjes bestaan, is er leven
buiten onze planeet?