woensdag 5 november 2008

Lang geleden in Antwerpen


Ik was voor het eerst op vakantie in België met twee vriendjes, we waren 16 jaar
of zoiets. We reisden langs jeugdherbergen. In het grote Antwerpen zochten we
het jeugdverblijf. Antwerpen is groot hoor, als je 16 bent!
Ik zag een bord met daarop iets: 'Informatie voor toeristen' . Ik volgde de pijl en
ging een groot gebouw binnen. en man achter een groot bureau vol met rommel, keek me aan. "Gaat u zitten," zei hij. "Kan ik u helpen?"
"Ja,"zei ik. "Ik zoek de jeugdherberg in Antwerpen, heeft u een telefoonnummer?"
"Awel,"zei hij. "Dat is een gemakkelijke vraag." De man droeg een zeer oud pak
en hij bladerde in een zeer oud, zwaar beduimeld telefoonboek vol ezelsoren.
Hij noemde het nummer en ik wilde opstaan. Maar aan zijn bureau hing een
ouderwets snoer van een hele ouderwetse telefoon. Mijn arm raakte daarin en ik
rukte de bureaulamp van het blad.
Hij keek me meewarig aan en zei: "Allee, zo vangen wij de konijnen in de Kempen!"

ergens rond 1982 of 1983

dinsdag 4 november 2008

Sinterklaas slaapt....




Ilse was altijd al een bijzonder meisje. Op haar verlanglijstje voor Sint Nicolaas zette ze:
Lieve Sint, ik wil helemaal niets hebben, ik heb alles al, geeft u mijn cadeautje maar aan een arm kind, maar als ik toch iets wensen mag: ik zou heel graag eens zien hoe u uw werk doet, lieve Sint, zou ik eens bij u mogen kijken?
En in haar schoentje vond ze een briefje met daarop de tekst :
Lieve Ilse, dat is goed, als je ouders het ook goed vinden, sta dan morgenavond om zes uur bij de deur, dan komt een Piet jou ophalen.
Ach, wat was Ilse blij met dit bericht! Ze kon bijna niet slapen van de spanning!
De volgende dag vloog voorbij. Om zes uur stond Ilse bij de deur.
En daar kwam plots een Piet aangefietst, op een fiets met maar één wiel.
‘Kom maar mee!’ zei hij. En hij reed vooruit. Ilse holde er achter aan.
Ze gingen stegen en straatjes door, naar links, naar rechts, een trap op, en tot slot een hek door, waarnaast twee stevige Pieten de wacht hielden.
Ze gingen een grote fabriek binnen. Het was er warm en donker.
Pieten waren daar druk bezig met pakjes die over lange transport banden
liepen.
Ilse kon bijna niets zien. ‘Waar is de Sint?’ vroeg ze, nog na hijgend.
‘Hij probeert te slapen,’ zei de Piet en hij legde een vinger op zijn lippen,
wat betekende dat ze stil moesten zijn.
Ilse bleef staan voor een deur. Er hing een bordje op met daarop: Niet Storen, Sint Slaapt!
Maar plots ging de deur open en de oude sint nicolaas kwam naar buiten.
“Waar zijn mijn slaaptabletjes?” riep de sint. Hij had alleen een lang
nachthemd aan. Zijn haar en baard stonden alle kanten uit.
Ilse schrok. “Sinterklaas! Die rare man in dat nachthemd, moest dat sinterklaas zijn? Maar wat was er aan de hand?"
“Op uw nachtkastje sinterklaas,” begon de praatpiet die altijd meeging om met de sint te kunnen praten als die het ergens moeilijk mee had.
“Ze zijn er niet,” mopperde sint. “En ik kan niet slapen..’
‘Dat is vervelend sint, maar ik heb ze klaargelegd voor u..’
‘Waar zijn ze dan nu ?’ Sint’s stem klonk ongerust.
‘Doorzoek alles!’ Ik wil dat jullie de hele fabriek doorzoeken want..want… stel dat ze per ongeluk in een pakje zijn terecht gekomen.. we kunnen geen enkel risico nemen!’
Sint gooide boos de deur achter zich dicht.
De hoofd- inpak -piet drukte op een rooie knop. Onmiddellijk stopten alle banden in de fabriek en stonden de pakjes stil. Ze waren nog niet voorzien van een cadeaupapiertje, dat was een andere afdeling. Pieten begonnen driftig af en aan te rennen om de pakjes open te maken. Ook Ilse deed fier mee.
Ze kwam ook haar eigen pakje tegen. Dat vond ze niet leuk, maar het was voor een goed doel. Stel dat een kind de tabletjes zou vinden en denken dat het snoepjes zijn! Dan zou het hartstikke ziek worden als ze het opat! Alle pieten trokken daarom aan de verpakkingsmaterialen. Stro vloog door de lucht. Maar de slaaptabletjes kwamen niet te voorschijn.
Ilse kreeg een idee. Ze rende naar de hoofd-inpak-piet, maar die was driftig bezig in een telefoongesprek.
Hij maakte grote gebaren. ‘Ja mijnheer de politie agent,’ zei hij beleefd.
‘Ik weet ook niet hoe het kan. Ja, sint is erg boos. We zoeken door, maar ik denk toch dat iemand het gedaan heeft ..expres..! En ja dat is heel slecht voor de goede naam van de sint..’
Ilse zwaaide naar de piet.
‘U denkt dat ik iets te wantrouwig ben,’ zei hij.
Ilse zwaaide nog heftiger.
‘Goed, goed, wij wachten het nog even af..’
Hij legde neer. ‘Wat is er kind?’ vroeg hij vermoeid.
‘Ik dacht zo,’ hijgde ze. ‘Dat er misschien al pakjes bezorgd zijn, daar zouden ze tussen in kunnen zitten..’
De hoofd- inpak- piet schrok en kwam omhoog. Hij toetste op zijn computer en zag een paar verzendadressen met namen. ‘Deze verzendingen zijn al geparafeerd door onze hoofd –verzend- piet,’ zei hij geschrokken. ‘ Dat betekent dat ze al weg zijn…’
Ilse zei dapper: “We gaan nu weg, naar die kinderen..”
“Met het paard van de sint zijn we er het snelste!” zei de bezorg piet. “Kom mee!”
Ilse en twee bezorgpieten holden naar het paard en klommen er op.
De kleinste klikte met zijn tong en daar schoot het witte paard al weg.
Hij draafde erg hard. Ilse moest zich goed vasthouden aan de manen van het dier, want ze vlogen bijna, zo snel ging het! Toen schoten ze over een dak en landden ze bij een schoorsteen. “Schiet op!” riep Ilse. “Snel naar beneden!”
De dikste piet bleek toch een uitstekende schoorsteen bezorger. Hij roetsjte naar beneden en ze hoorden een plof. Hopelijk zou hij het pakje met het snoepgoed vinden, voor het kind het ging eten!
Ilse rilde van de kou, het wass echt een rotklus op die daken, hoe deed die oude sint dat?
Ze wachtten en wachtten, o, wat duurde dat lang. Een eeuwigheid!
“Ik hoor iets!” zei Ilse.
“Het lijkt wel water!” zei de achtergebleven bezorgpiet.
“Water?” Ilse snapte er niets van.
“We moeten naar beneden!” riep ze. “Misschien gaat het niet goed met onze piet en heeft hij hulp nodig!”
Ze stapten op het paard en stormden naar beneden. Het was een harde smak, waarmee ze neerkwamen.
“Blijf staan!” riep een mijnheer in een pyama. “Inbrekers!” Hij had een
grote slang onder zijn arm, de brandslang!
Nu zagen ze pas dat er overal water lag..
“Ja ja!” riep hij boos. “Inbrekers die zich voordoen als pieten!”
Nu zag Ilse pas dat er een piet op de grond lag. Die was helemaal nat gespoten, maar ze zag ook dat zijn gezicht wit was, helemaal wit. Ze sloeg een hand voor haar mond. Een namaak piet! Met schmink had hij zich zwart gemaakt. Wat een boef!
En ze zag ook dat het de piet was, waarmee ze op het dak had gestaan. Ze herkende hem aan zijn dikke wangen.
“Ja ja!” riep de man boos. “Handen in de lucht, anders word je net zo nat als hij!”
Ilse en de piet staken hun handen in de lucht.
Ilse spiekte uit haar ooghoek door het raam. Daar, in huis, liep een kindje in een nachthemd. Ze had een pakje in haar hand.
“Kijk daar! ” riep ze tegen de man. “Sinterklaas!” Hij keek om en zij holde het huis binnen.
Het kindje had het pakje opengemaakt en o nee.. ze had de slaaptabletjes van de sint, tien ronde pilletjes, en ze deed haar mondje al open om ze erin te stoppen!
“Nee!” riep Ilse en ze voelde dat de mijnheer van het huis de waterstraal op haar zette. Ze was helemaal nat, maar ze kon haar arm uitsteken en de tabletjes uit het handje van het kind slaan, dat heel hard begon te huilen. Maar dat vond Ilse helemaal niet erg! Het kind was gered!
De natte piet zag kans om weg te rennen, maar het paard van de sint holde achter hem aan. En ging voor hem staan. “Blijf staan!” riep het paard.
Huilend gaf het kereltje het op.
“Ik heb het gedaan,” snikte hij. “Ik ben geen echte piet. Ik ben een onderwijzer en ik heb een hekel aan kinderen. Daarom heb ik die tabletjes
in het pakje gedaan. Omdat kinderen vervelende rotzakjes zijn, ik haat kinderen..!”
“Kalm maar!” zei Ilse. “Daar is de politie al!”
En terwijl het namaak pietje in de politie auto stapte, kreeg zij droge kleren van een piet. Het was een echt pieten pak. Ze gingen er mee terug naar sinterklaas.
Daar vertelden ze in geuren en kleuren, wat ze allemaal hadden beleefd.
“Dus iemand wilde een kind pijn doen, omdat hij een hekel aan kinderen
heeft?” zuchtte de sint. “Wat heb je toch een rare mensen op de wereld!”
“Maar eh .. Ilse.. als dank voor je hulp en je inzet krijg je van mij een nieuwe fiets of een eh.. een skateboard..of wat dacht je van een nieuwe computer?”
“Nee sint,” lachte Ilse. “Dat wil ik allemaal niet. Dat ik u mocht zien en spreken was het allermooiste cadeau dat u me heeft gegeven…” Ze gaf hem een kus en rende naar de deur.
“O,” zei ze plotseling.
“Gaat u nu wel gewoon lekker slapen?”
“Dat beloof ik jou !” zei hij en ze lachten allebei heel hard.

woensdag 29 oktober 2008

De waarde van gevoel

Afgelopen zaterdag en zondag twee babietjes gezien. Kraamvisite. Het waren twee jongetjes.
Heel klein, de oogjes meestal dicht. Wat gaat er om in zo'n bolletje? Misschien meer dan je denkt. Geluiden, geuren, zullen toch wel tot hem komen. Gevoel is heel belangrijk. De handjes grijpen
mama's vingers. En mama zelf zegt: ' We zitten nog aan elkaar vast, hoewel de streng is doorgeknipt..' En mama voelde dat er iets mis was met de kleine.
Met andere woorden: gevoel is niet alleen maar aangenaam, maar ook gewoon nuttig. Een niet te meten nuttigheid. Een kompas misschien op aardstraling...?

donderdag 23 oktober 2008

De kinderen van onze kinderen van onze kinderen van

Ik liep vandaag langs een gracht.
Ik vond het mooi. Het water ving het gele herfstlicht en straalde het naar me door.
Ja, ik vond het prachtig.
Maar er was een tijd, toen vonden mensen die grachten helemaal niet mooi.
Ze werden ziek van het smerige, stinkende water. Dus: weg ermee en dichtgooien met zand!
Zo verdwenen veel mooie grachtjes.
En onze molens? Vonden onze voorouders ook niet mooi. Lelijke, houten, plompe dingen, handig om te malen, hout of water, maar meer niet. Dus: weg ermee en affikken die rare dingen!
Ook boten met een zeiltje konden niet veel goeds meer doen. Veel te langzaam en zwaar. Dus:
weg ermee! Naar het museum met die vochtige gedrochten!
Zo verdwenen de grachten, de molens, de bootjes en ook de klompen.
Nu vinden wij die dingen weer mooi. Zo verandert de tijd en de gedachtes van mensen steeds weer. Dus een vraagje: wat zullen de kinderen van onze kinderen van onze kinderen straks mooi vinden wat wij nu alleen maar nuttig vinden?
Ik noem wat op: een snelweg, een windmolenpark, een staal fabriek met hoge schoorstenen, een winkelcentrum met Blokker en de Hema, een metrotunnel, een bromfiets.
Bewaar dit stukje tot het jaar 2508. Dan praten we verder.

Open armen

Het is mooi in de herfst,
gouden en gele kleuren,
het is ook weleens somber in de herfst,
veel regen en grijze wolken
maar in de plassen op de straat
kun je lekker stampen en wind is lekker
om tegen in te hollen, met je armen wijd.

De gouden appel



Ze was een oude vrouw. Ze woonde hiernaast. Ze heeft me op een dag een appel gegeven.
Hij blonk als goud. Ik heb het niet aan mijn ouders verteld. Ik heb de appel
naast de hamsterkooi gezet. Ik vond die appel zooo mooi! Veel te mooi om op te eten!
Op een dag zei mijn vader: ‘Wat is dat voor appel, lieve Kim?’
Ik zei: ‘Het is een appeltje voor de dorst..’ En hij knikte en hij ging naar zijn kantoor. Maar gister stond hij ’s avonds plots aan mijn bed.
Hij ging zitten en zei: ‘Ik heb niet zo goed nieuws, de fabriek gaat dicht en ik heb geen werk meer volgend jaar en ons huis moeten wij verkopen, lieve
Kim, ik had je beter nieuws gegund, maar wij, mama en ik houden nog steeds heel veel van je..’ Toen kwamen er mensen bij ons thuis, die hebben
alles meegenomen, onze kleren, mijn piano, de televisie, alles werd verkocht. Maar mijn appel heb ik in mijn zak gehouden.
Toen ben ik buiten gaan spelen en is die appel uit mijn zak gerold.
Ik erachter aan, de weg op. Een auto moest hard remmen. Een mijnheer
stapte uit en zag de appel. Hij vroeg me wat dat was.
Ik zei: ‘Dat is een appel van goud..’ En toen vroeg hij naar mijn vader.
En ze gingen praten en toen is mijn appel aan die mijnheer verkocht.
Ik was verdrietig en heel boos. Het was mijn appel, wilde mijn vader lang niet meer zien. Ook al kregen we daarvoor veeeel geld, en een heeel groot huis. Van die appel. Maar zo’n mooie appel heb ik nooit meer gekregen.
Ik mis mijn appel. En ik zeg: ‘Sorry buurvrouw, lieve buurvrouw, dat ik uw appel heb verkocht, ben kwijtgeraakt..’ maar ik dacht dat ik haar vannacht hier in mijn kamertje zag zweven. Ze had vleugeltjes op haar rug.
En ze had lieve, zachte ogen. Ze gaf me een appel en een kus en zei: ‘Deze is voor jou en wees er zuinig mee, het zal je goed doen!’
Toen vloog ze weg en ik heb haar nooit meer gezien. En toen het morgen werd, zag ik de appel en riep mijn vader: ‘Papa, papa!’ riep ik. ‘Ik heb weer een gouden appel!’ Maar toen we keken zagen we dat het een gewone
goudrenet was. En papa tilde ze op en nam een hap uit de appel. ‘Leve de
echte appel!’ lachte hij. En ik nam ook een hap en daarna vergaf ik hem alles. Wat smaakte die appel lekker!

zondag 12 oktober 2008

Sjon




Ik heb een vrolijke buurman,
die heet Sjon,
maar als ’t herfst wordt,
wordt hij somber
en dan wil hij ’t liefste naar de zon,
dan zegt hij: “Ik neem de brommer,
en ga de vogels achterna,
ken je de boerenzwaluw?
Die blijft de hele winter
in Zuid-Afrika!'
Het is een fijne kerel,
die Sjon de Groot,
maar als de blaadjes vallen,
kijkt hij lelijk en roept hij:
“Ik wil ’t liefste dood!”
Dan zegt hij: ‘Ik neem de brommer,
maar hij heeft niet veel geluk,
want de vogels vliegen,
maar zijn bromfiets
is op de hoek al stuk.
Die Sjon,
het wordt vanzelf weer beter Sjon,
dan loop je met je hondje,
weer te wandelen in de zon
en je voert de vogeltjes
gewoon vanaf je balkon.
Kom op Sjon,
in de maand maart
heb je vast alweer een nieuwe brommert
bij elkaar gespaard!
Sjon..