maandag 19 maart 2012

Verkeerde vrienden (paradise by the dashboardlight)

‘Ik schiet jou niet dood,’ zei de man met de draak tatoeage, die half over zijn gezicht was aangebracht. Hij nam een trek van zijn sigaret. “Je bent het niet waard en bovendien..’ hij zweeg even. ‘Hoe lang zei je?’ ‘Twee weken hooguit..’ zei de Vette. ‘Doe het nou maar…hoeveel wil je hebben?’ Hij wierp een briefje van duizend op tafel. De Draak schudde van nee. ‘Ga maar,’ zei hij vermoeid en hij wapperde met zijn hand naar de deur. De Vette keek in een mix van droevigheid en angst terug. Hij hees zich uit de stoel en waggelde naar buiten. Zijn enorme lichaam maakte normaal lopen onmogelijk. Hij stond voor een drukke straat. Het zou gemakkelijk zijn gewoon op de weg te gaan staan. Maar dan had je kans gered te worden. Het moest snel en effectief gebeuren. Hij sleepte zich naar de deur van zijn Nightclub Paradise by the Dashboardlight . Dat de Draak hem niet had willen doden, begreep hij wel. Die gunde hem het pijnlijkste einde en liefst langzaam. Bij de bar werd hij aangesproken door een medewerkster. ‘Ik hoorde vandaag,’ begon zij en een traan liep over haar wangen. ‘Ik hoorde vandaag dat u..’ Ze rende snikkend weg. Wat moest hij met zulk personeel? Ze waren geen stuiver waard. Het gesprek van gisteren met de dokter speelde in zijn hoofd als een film, die steeds wordt herhaald en herhaald. ‘Nee beter wordt u niet meer en het is heel ernstig..’ ‘Hoe lang heb ik dan nog dokter?’ Had hij gepreveld als een klein kind. ‘Nog twee weken,’ had de geneesheer hem gezegd. Twee weken was wel erg kort. Ook voor zijn snelle manier van zaken doen, was het kort. Zelfs de Chinezen konden niet zo snel de shit leveren. Het was pure pech. ‘Pijn?’ Had hij nog gevraagd toen hij al met de deurknop in de hand stond. De dokter had geknikt. ‘Maar wij hebben pijn beleid in ons ziekenhuis, we werken nauw samen met de anesthesist.’ Het laatste woord had hij, eenvoudige ziel, niet begrepen. Wat was een annesteezist? Maar dat het pijn ging doen, had hij wel begrepen. Hij pakte zijn telefoon en belde een nummer. Een vrouwenstem vroeg om een code. ‘Henk en Ingrid,’ zei hij en hoestte. ‘Ik verbind u door,’ zei de stem. Hij hoorde iemand hijgen. ‘Listen Jerom,’ dreigde hij. ‘I got you another million because you give me ten kilo instead of fifteen. I blow your head of, you mutterfukker..’ Hij hing snel op, want hij wist dat hij de Yoego’s goed op de kast gejaagd had. Het was nu nog maar een kwestie van voor de deur te gaan staan. Het was handig om zoveel verkeerde vrienden te hebben, dan hoefde hij het niet zelf te doen. Hij gaf ze een uurtje de tijd. Net genoeg om afscheid te nemen. Hij sprak de floormanager vriendelijk toe. Hij merkte dat de man daar onwennig van werd. Normaal blafte hij hem in de houding. ‘Het ga je goed jongen,’ sprak hij met een traan. De man bloosde van de zenuwen. Hij dacht waarschijnlijk ontslagen te worden. Hij gaf hem een biljet van honderd en drukte hem stevig de hand. Daarna wandelde hij naar een achterafkamertje en pakte een foto waarop zijn oude moeder nog vrolijk lachte. Hij kuste de prent en zei: “Vergeeft u mij, lieve moeder, alles wat ik heb gedaan. Het spijt me zo. Mijn tijd is nu gekomen.’ Hij keek nog een keer rond en verliet het pand. Ze zouden zo komen, dat was zeker. Hij nam het geluid waar van een helicopter. Hij tuurde met zijn ogen. Het zou kunnen dat ze in dat toestel zouden zitten; de Balkanezen waren overal toe in staat. Hij zwaaide en riep: ‘Hier, hier! Ik ben het! Kom, doe het vlug!’ Hij knielde en vouwde zijn handen. Voorbijgangers bleven verbaasd staan kijken. De helicopter landde. Een vijftal in donkere kleding gehulde mannen besprongen hem. ‘Politie!’ riep een van hen. ‘Nee, nee,’ snikte hij. ‘Ik wil dood, ik wil dood..’ Maar ze luisterden niet en sleepten hem de heli in. ‘Als ik je vijfhonderd geef,’ riep hij tegen de besnorde man die hem vasthield. ‘Wil je me dan eruit gooien?’ De man lachte.’ Nog voor geen vijf miljoen, we zijn je vrienden niet!’ riep de snor boven het lawaai. Toen bezweek zijn hart en ze hadden het niet eens in de gaten. Hij zweefde boven de aarde en zag dat ze hem paniekerig uit het toestel sleepten en reanimeerden. Hij zag dat de Yoegoslaven achterover lagen in een park met een grote joint in hun hoofd. Even verderop zag hij de Draak wandelen met een jong meisje. Ze misten hem niet en hij had ze ook niet meer nodig. Hij hoorde hemelse muziek. ‘What’s it gonna be boy?’ zong een engel. ‘Yes or no?’

zaterdag 10 maart 2012

Och, een genoteerd gesprek in de tweede klasse der NS

‘Hee John, jij ook hier?’ Dames en heren het volgende station is station Amsterdam vergeet niet uw bagage mee te nemen, wij wensen u een prettige reis..’ ‘Jazeker..’ ‘Tijd niet gezien..’ ‘Nee, druk he?’ ‘Alles goed?’ ‘Ja, lekker hoor..’ ‘Bij mij ook..’ ‘Woon je nog steeds in de van Dalen laan?’ ‘Nee, daar ben ik weg..’ ‘Zo. Verhuisd?’ ‘Nee, gescheiden. Mijn vrouw is weg.’ ‘Klote man!’ ‘Och. Ze is weg met Henk.’ ‘Zo. Dat was toch een vriend van je?’ ‘Ja ,ja, ja. Maar ze is weg he? En hij ook. Naar Canada.’ ‘Jezus, wat erg.’ ‘Och..’ ‘En nu ben je met de trein, had ik niet van jou verwacht..’ Dames en heren we staan even stil omdat er nog geen plek is op Amsterdam Centraal. Wij vragen u een ogenblik geduld.. ‘De auto is verkocht. Zij had schulden en toen heeft ze hem verpatst. Toen ik thuiskwam was de garage leeg. Dat was toen ik nog werk had.’ ‘Je hebt geen werk meer..’ ‘Neuh. Ik kreeg het aan mijn hart van de spanningen. Toen raakte ik ao.’ ‘Ao?’ ‘Arbeidsongeschikt. Ik ben al moe na vijf minuten.’ ‘Jeeeeezus man, wat een ellende..’ ‘Och..’ ‘Nou ja och, je bent je wijf kwijt, je huis, je werk, je gezondheid en het allerergste: je auto.. wat een dikke shit..’ ‘Het went wel..’ ‘Dat meen je niet. Maar we zijn er bijna. Misschien een pilsje jij en ik op het goeie leven?’ ‘Is ok, over drie jaar..’ ‘Drie jaar? Hier mijn kaartje..’ ‘Ik.. eh.. moet me zo melden, ik moet zitten, belastingschuld..’ Station Amsterdam, station Amsterdam..! ‘Ook dat nog man.. jeeeeeeezuss..’ ‘Och..’

zaterdag 11 februari 2012

Uruzgan

De tweede kamer vergaderde afgelopen week over het nut van Uruzgan. In het media geweld over de Elfstedentocht ging het debat verloren. In de NRC verscheen een stuk over de ouders van de 25 omgekomen soldaten en ik werd er wel door getroffen. Je moet er niet aan denken dat je zoon niet meer thuiskomt op die leeftijd. Heel schrijnend zijn de verhalen over de tandenborstels die thuis zijn blijven staan en de sleutels die nog bij de deur hangen, alsof ze even weg zijn. Hier onder nog een keer de namen van de slachtoffers, jonge jongens die gingen voor de vrede. En ik vind dat we bij ze stil moeten staan en tevens dat we regeringen, overheden op hun verantwoordelijkheid wijzen. Dit was geen vredesmissie, dit was pure oorlog. Vandaar het protest gedicht er onder, oorspronkelijk in het Duits, ‘Sag mir wo die Blumen sind’, door mij vertaald als: Vertel me waar de bloemen zijn De namen van de 25 Uruzgan slachtoffers zijn: Jan van Twist; Bart van Boxtel; Michael Donkervoort; Wim Dijkstra; Robert Donkers; Cor Strik; Timo Smeehuijzen; Jos Leunissen; Tom Krist; Martijn Rosier; Tim Hoogland; Ronald Groen; Wesley Schol; Aldert Poortema; Dennis van Uhm; Mark Schouwink; Jos ten Brinke; Mark Weijdt; Azdin Chadli; Kevin van de Rijdt; Mark Leijsen; Jeroen Houweling; Marc Harders; Luc Janzen; Fons Dur Vertel me waar de bloemen zijn Vertel me waar de bloemen zijn, waar zijn ze gebleven, vertel me waar de bloemen zijn, wat er is gebeurd, vertel me waar de bloemen zijn, meisjes plukten ze zo fijn, maar wanneer leren ze ervan, maar wanneer leren ze ervan.. //// Vertel me waar de meisjes zijn, waar zijn ze gebleven, vertel me waar de meisjes zijn, wat er is gebeurd, vertel me waar de meisjes zijn, jongens kusten ze zo fijn, maar wanneer leren we ervan, maar wanneer leren we ervan..//// Vertel me waar de jongens zijn, waar zijn ze gebleven, vertel me waar de jongens zijn, wat er is gebeurd, vertel me waar de jongens zijn, onder helmen groot en klein, maar wanneer leren ze ervan, maar wanneer leren ze ervan..//// Vertel waar de soldaten zijn, waar zijn ze gebleven, vertel waar de soldaten zijn, wat er is gebeurd, sag wo die sie soldaten sind over hun graven wiegt de wind, maar wanneer leren ze ervan, maar wanneer leren ze ervan..//// Vertel me waar de graven zijn, waar zijn ze gebleven, vertel me waar de graven zijn, wat er is gebeurd, vertel me waar de graven zijn, in de zomerwind zo fijn, maar wanneer leren ze ervan, maar wanneer leren ze ervan… ///// Vertel me waar de bloemen zijn, waar zijn ze gebleven, vertel me waar de bloemen zijn, wat er is gebeurd, vertel me waar de bloemen zijn, meisjes plukten ze zo fijn, maar wanneer leren ze ervan, maar wanneer leren ze ervan…

dinsdag 7 februari 2012

Sneeuw en ijs

Het ziet er hartstikke mooi uit, die witte sneeuw en dat gladde, donkere ijs. Maar praktisch is het niet. Ik kom met de kinderwagen niet door de sneeuw heen en Thijs hobbelt alle kanten op. Het is eigenlijk wel zielig zo door elkaar geschud te worden. Als ik 's morgens op de fiets naar het station ga moet ik me helemaal inpakken om niet aan het zadel vast te vriezen. Ik weet dat er ouderen achter de gordijnen zitten te bibberen. ik hoop dat ze nog leven. Dus ja: het is prachtig allemaal, als je jong bent, tijd over hebt en geen baby hebt. Toch hoop ik wel dat er een Elfstedentocht komt. Passie onder het vriespunt is wel mooi om naar te kijken. Schaatsen lijkt me ook leuk, hoewel ik het nooit goed heb geleerd. Het moet mooi zijn door de polders te zwieren in de natuur met het geluid van krakend ijs onder je ijzers. De zon er nog bij geeft een prachtig plaatje, veel mooier als een kwakkelwinter met lange, grijsdonkere motterige dagen. Maar voor het praktische is het leven eenvoudiger zonder ijs en sneeuw.

woensdag 1 februari 2012

Achter de wolken

‘Drol!’ riep ze en ze voegde eraan toe: ‘Mijn moeder vindt dat je geen peper in je reet hebt!’ Hij keek sip naar de klok die zondagmiddag vier uur aangaf. Echt het tijdstip voor een feestelijke, huiselijke sfeer. ‘Jij bent nu al bijna dertig,’ ging ze door. ‘Dus je verandert ook niet meer, ventje van niks.’ Ze plofte op de bank en keek hem met minachting aan: “Het is uit tussen ons. Ga maar weg. Hup, daar is de deur!’ Eigenlijk vond hij dat ook wel een prettig vooruitzicht. Hij pakte zijn jas en wees op de parkiet. ‘Dag Ari,’ zei hij, want hij had langzamerhand meer met de grappige, altijd kwetterende parkiet als met zijn snerpende baas. ‘Ari!’ riep zij plotseling geschrokken. ‘Wat is er met je?’ Hij zag het nu ook. Arie had zijn snavel wijd open en leek naar adem te happen. Het was een naar gezicht. ‘Hij is ziek,’ zei hij klinisch. ‘Hij moet naar een dokter en snel..’ Het vrouwtje leek haar gemopper op hem vergeten en richtte zich op het zieke diertje. ‘Ben je nou niet lekker Ari, wat is ter dan kleine schat?’ Ze streelde hem over zijn hangende kopje. Hij belde ondertussen een dierenarts. Dat viel niet mee op een doorsnee zondag. Volgens dierenartsen worden dieren nooit ziek op zondag. Uiteindelijk kreeg hij er een te pakken. ‘Komt u maar even,’ zei een saggerijnige stem. ‘Maar wel voor vijven.’ Hij keek vluchtig op de klok, nog een half uur. Zij deed Arie in een doosje. Hij liet het gemakkelijk toe, normaal was het een felle. Hij kon aardig happen met zijn snaveltje. De dierenarts was een eind weg rijden, vond hij. De weg was lang, door het vlakke noorderland, er kwam geen einde aan. Ze reden voor bij de dierenarts. In de wachtkamer was verder niemand, ook de arts liet zich niet zien. Ze wachtten. Zij praatte zachtjes tegen het diertje. Plotseling hoorde hij een zachte plof vanuit de doos. Zij wist het nog niet. Ze keek verschrikt in de doos en daar lag haar Ari, heengegaan. Ze snikte: ‘Ari, lieve Ari ..o nee..’ Hij slikte nog een keer en sloeg een arm om haar heen. ‘Kom, we gaan terug,’ sprak hij op een gedecideerde en kalme toon, die hem zelf nog het meeste verbaasde. Zonder de dokter ook maar even gezien te hebben reden ze terug. De sfeer in de auto was gespannen. Hij was bang dat ze nu ruzie zou gaan maken. Hij kon niet tegen ruzie,dat eeuwige mekkeren, hij moest nog even volhouden. Daar was het huis alweer. Ze stapte snel uit en hield de doos stevig vast als een kostbaar kleinood. ‘Heb jij de sleutel?’ vroeg ze streng. ‘Nee,’ zei hij verbaasd. ‘Hoe zo?’ ‘Ik krijg de deur niet open,’ snerpte ze. In de haast hadden ze de sleutel aan de binnenkant van de deur laten zitten. ‘Sukkel!’ beet ze hem toe. ‘Je hebt de sleutel in de deur laten zitten!’ Hij belde de slotenmaker en even later arriveerde een man die vrij eenvoudig, via de brievenbus, de deur wist te openen, tegen een veel te hoog honorarium. Hij nam afscheid van haar met een droge kus. Onderweg naar huis liet hij een traan om Ari en zijn mislukte pogingen zijn eeuwig boze vriendin te benaderen. Hij wist dat het voorbij was, hoe goed hij zich ook had ingespannen, het had niet mogen baten. Het mocht niet zo zijn. Hij trok niet snel genoeg op toen het licht groen werd. Getoeter, een geheven middel-vinger. Ari en hij waren vrijgelaten, zo dacht hij en een felle, lage zon vanachter de wolken prikte door de ruit, hij deed de zonneklep naar beneden.

maandag 30 januari 2012

Ja hoor, de horror winter is dan begonnen. Hij heeft zich eerst teruggehouden en slaat nu verschrikkelijk toe: sneeuw voor de deur. En dat is nog maar het begin. Binnenkort ligt de sneeuw twee meter voor de deur, en jagen de vlokkenstormen snoeihard over de straat. Het is twintig graden onder nul en het maatschappelijk leven komt plat te liggen. Iedereen zit binnen en praat alleen maar over de sneeuw. De crisis is vergeten, vanuit onze iglo's zullen de komende twee maanden moeten zien te overleven. Het is alleen nog maar donker en we eten de aardappelresten die we normaal met gemak hadden weggekieperd. Ja, het wordt een gezellige tijd met eindeloos monopoly spelen (kopen we toch nog eens een huis)en mens-erger-je -niet, want eerst stoppen de tv zenders en daarna ploft het internet. Mmm..en het is ook nog eens 2012 het jaar waarin volgens de Maya's de wereld vergaat. Niemand had verwacht dat het met ijs zou gaan gebeuren. Alleen in Friesland zijn ze blij, want daar kunnen ze iedere veertien dagen een elfstedentocht houden. Ja, iet gaet oan. Geweldig.

woensdag 25 januari 2012

Het muisje

Anja vertelde me toen ik thuis kwam dat ze in de tuin had gewerkt. Ik deed mijn jas uit en zij roerde enthousiast in de pan. Onze kleine man wipte wild op zijn hobbelpaard. De trots waarmee ze het zei maakte me aan het lachen. Ik zei: ‘Wat is er gebeurd dat je in deze tijd van het jaar in de tuin gaat werken?’ Mama werkt het liefste helemaal nooit in het groen omdat zij vroeger thuis gras moest steken voor de tweehonderd konijnen, het onkruid moest wieden tussen de drie hectare boontjes en de vijfduizend kippen moest voeren. Zij was een assepoester- in- het- groen. Zij heeft een post- tuin- trauma van heb ik jou daar. Ik tilde de kleine van zijn paard en hij kraaide van plezier. ‘Heb jij ook meegeholpen?’ vroeg ik. ‘Stoere kerel’ ‘Ta, ta! ’brabbelde hij bevestigend. ‘Ik heb het onkruid eruit gestoken,’ zei zijn moeder trots. ‘Ga maar kijken.’ ‘Het is donker schat,’mompelde ik. ‘Er is niks van te zien.’ Ze pakte haar telefoon en liet een foto zien van de tuin. Het zag er netjes uit. Ze wees op een grijze vlek. ‘En daar zat een muis,’ zei ze droog. ‘Zo groot,’ haar vingers maakten een lucifersdoosje. ‘Hoe zag hij eruit?’ vroeg ik met een toon van de allergrootste muizenkenner. ‘Bruin,’ zei ze beslist. “Maar het was geen rat, het was een muis.’ Ik tilde onze spruit in zijn kinderstoeltje en dacht ondertussen aan de muis. De muis was natuurlijk een exemplaar van de huismuis. Dat beestje kan niet in de winter buiten. Nou ja, winter, het is gewoon voorjaar in de winter of winter in het voorjaar. Mama vertelde ondertussen dat zij en Thijs de wilde dieren in het grote gevaarlijke park hadden gevoerd. Thijs lachte en mama lachte. Ik maakte me zorgen over de muis die met zijn familie ook aan tafel zat, maar misschien wel onder mijn dak. Dat zei ik maar niet. Ik gaf de kleine een hapje gepureerde bloemkool. ‘De muis woont vast in onze schuur,’ zei Anja. Ik knikte en hoopte het ook, maar als de muis een goeie makelaar heeft, weet hij dat mijn keuken en zolder veel meer comfort bieden. Hij weet nog niet van de tijgers Sjaak en Sissie die hem opwachten als hij meent te gaan verhuizen. Ik denk dat ik hun bakjes met kattenbrokjes minder ga vullen.