zondag 23 december 2012

Het AZ stadion met schoolvrienden 4-11-2012

Nooit eerder was ik bij het nieuwe AZ stadion. Eerst parkeer ik mijn pappa fiets in een rekje naast de enorme tempel waar de eredienst van het voetbal gehouden zal worden. Het parkeerterrein is een winderige vlakte buiten de stad, omsloten door aanvoer aderen. Op de fiets bereik je het door een tunneltje dat afgesloten kan worden door een hek. Gezellig is niet het eerste wat in je op komt als je de stadionreus bekijkt. Het groen erom heen is weggeschroeid toen de kolos uit de ruimte neersmakte naast de A9 en voor de vormgeving liet de architect zich inspireren door een badkuip van de Kwantum bouwmarkt. Ik denk wel dat de football gelovigen dit een mooi huis vinden voor hun god. Je hoort ook nooit een kerkganger klagen over de protserige toeter die een kerk soms kan zijn. Het gaat om de inhoud, om de gebedsruimte, om samen, liefst op zondag, bijeen te komen en de hoogmis te vieren.Op televisie zie je in een sportprogramma ook zelden de buitenkant van de arena. Het is niet van belang, daarbinnen vindt het groen religieuse gevecht plaats op een matje van 3000 vierkante meters. Ik keten mijn fiets vast met een dikke schakelketting en zoek de sponsor ingang. Ik ben vandaag uitgenodigd door mijn oude schoolmaat Hans. Het bedrijf waar hij voor werkt heeft business seats en die moeten warm gehouden worden. De ingang zal wel daarboven moeten zijn, naast het trainingsveld. Het regent, het is november, weer keert het najaar. Rechts van mij snellen auto’s zich naar het zuiden. Ze vliegen voorbij als vogels naar de warmte. De roltrap brengt me naar de ontvangstruimte bij de hoofdingang. Ik schiet een man aan in een donker pak. Of hij weet waar de alfa accountants zijn. ‘Ze komen hier iedere week mijnheer,’ zegt hij. ‘Wacht u rustig af.’ Dit bovenste deel van de kathedraal heeft meer iets van de entree van een theater dan van een voetbalstadion. Hier schrijden keurige dames en heren voorbij in goed gesneden kostuums die niet bij het voetbal passen, want voetbal is een uit de hand gelopen grap, de belangrijkste bijzaak en voetbal is vooral oorlog, zwetende mannen die door de modder ploegen, elkaars noppen testen en vreemde grappen uithalen met hun collega’s. Befaamd zijn het poepen in de voetbalschoen, zout in de koffie van de trainer doen en trainingspakken dichtnaaien. Voetbal hoort bij onze cultuur, maar biedt ook ruimte voor elementaire gevoelens. Daarom wemelt het in het stadion van de stewards die er voor waken dat er welvoeglijke taal wordt gebezigd op de tribune. Vroeger, toen dit bewustzijn nog niet leefde was het volkomen normaal om de arbitrage voor ‘vuiletyfesscijtkolereblindehondenlul’ uit te maken. Dat mag niet meer en ook de spelers weten dat de amicale doodschop tussen de tanden niet meer met luid applaus zal worden ontvangen. Er wordt nog wel geschoffeld en geschaafd en ellebogen zitten soms zo los dat het een onderzoeksproject voor fysiotherapeuten zou kunnen zijn. Ik wacht aan een tafeltje en plots komt Hans binnenlopen. Hij is, zoals ze zeggen, geen steek veranderd en ook de heren die achter hem aanhobbelen, mijn andere schoolmaten, zijn exact dezelfde gebleven. Zo’n ontmoeting is dan ook een reis met een teletijdmachine. En daarbij blijkt weer dat de zeggingskracht van een mens toch niet helemaal van een foto is te herleiden. Zodra de persoon voor je staat, gebuikt of kalend, ervaar je weer de spritz die hij altijd al had. Het is hoe dan ook een plezierige kennismaking en de heren schuiven aan, aan een zeer zorgvuldig gedekte tafel. Na de hapjes is dan het tijdstip van de wedstrijd. Van bovenaf ligt de mat er strak geschoren bij. Er zijn geen hekken om het veld en ook de politie is niet zichtbaar aanwezig. Ik mag plaatsnemen op een leren stoel en mijmer over het oude stadion. Het verschil is dat daar het voetbal meer voelbaar was. Je stond dicht op het veld, achter een hek, maar je kon het gras ruiken. Meestal stonden er sigarenrokende ouwe mannetjes voor je neus die kankerden op de hele wereld, het elftal, de trainer, de scheids, en de balletmeisjes in de pauze. Als je een plas ging doen was dat in een openbaar urinoir dat rook alsof er 35 olifanten hadden staan zeiken. Hier is het toilet een toilet, hygienisch verantwoord. Alles is hier verantwoord. Geen steen is aan het toeval overgelaten. De herinnering wordt levend gehouden door een mini museum met gewonnen bekers en historische foto’s. Mijn ouwe schoolmaat Mark stuurt me vanaf de fanside een sms-je. Die fanside maakt het meeste lawaai in het stadion. Ze zingen, schreeuwen, maar het is geen grote groep. Schuin aan de overkant zitten twee of drie fans van de tegenstander uit Venlo, in een verder immens groot en vooral leeg vak. Ze hebben een ontbloot bovenlijf, waarschijnlijk een regionaal Limburgs gebruik. Ik sms Mark terug dat de zalm excellent smaakt. De wedstrijd wordt een grote teleurstelling. Onze ploeg probeert een punt te pushen maar de tegenstander is te slim, te hard en drukt er twee over onze lijn. De referee is gewoon omgekocht, dat is duidelijk. Wel juichen we erg luid om unser Tor en maken gebaren dat de spelers beter kunnen gaan douchen. Na de wedstrijd zitten we dan weer aan de tafel. We laten ons humeur en het mooie samenzijn niet bederven. Als dames op de Libelle week wisselen we dan ook foto’s uit van onze kinderen. Gelukkig hebben we ook echte mannenonderwerpen zoals de diensttijd. Was er nog maar een dienstplicht, want wat kunnen mannen een boom opzetten over hoe wild ze zich misdroegen en wat ze deden om de sergeant te misleiden. Maar we lachen ook om verhalen over de school en om die ene leraar die Hans eruit wilde sturen, terwijl hij nou juist niks had gedaan. Vooral zijn opmerking tegen de bewuste leraar: ‘Ik weiger!’ zal voor altijd in onze hoofden nagalmen. De mensen om ons heen keuvelen zachtjes, nippen van hun glaasje rode wijn. Over het verlies wordt hier niet hardop getreurd. Beschaafd verlaat men het pand. Ook wij verlaten de lobby en nemen afscheid. ‘Ja,’ het was heel leuk elkaar na zo lang weer eens te zien en: ‘Ja, dat doen we nog eens over..’ Het zijn die woorden die eeuwig worden gebezigd door mensen die elkaar heel lang niet hebben gezien, daar zit een universele waarde in waar niet aan te ontkomen valt. En als ik op mijn stalen ros stap, is het stadion donker, zijn de mensen naar huis, zijn de vriendjes naar huis, ben ik een herinnering rijker. Het was mooi, nu nog droog zien thuis te komen.

donderdag 29 november 2012

WervingsBureau YOUNEVERGONNAGETIT zoekt: PAPERCLIP MANAGER (M/V) Wij van bureau YOUNEVERGONNAGETIT zoeken voor onze klant per direct een paperclip manager. In deze backoffice functie zult u dagelijks de aantallen paperclips gaan tellen en sorteren en ’s morgens op de bureaubakjes gaan leggen. ’s Avonds haalt u de paperclips van de bureaus en legt deze in de kluis. De functie eisen: U spreekt vloeiend Quetcha, Arabisch en Noord Koreaans, u beschikt over een brevet vliegen op viermotorige toestellen met meer dan 300 passagiers. Dit is een harde eis. U heeft ruime ervaring met de software pakketten SAP, RAET, ERP,AFAS, RAET en de overige 3000 personeelspakketten die er op de markt zijn. Ook dit is een harde eis. U kent de priemgetallen onder 10000 uit uw hoofd en u kunt dit bewijzen. U woont op exact 326,34 meter van de werklocatie. U beschikt over een 4 liter diesel auto van het merk BMW, een fiets van het merk Kogamiata, een SEGWAY en een PUCH bouwjaar 1966. (mensen met een PUCH uit 1967 hoeven niet te reageren). Uiteraard bent u bereid te verhuizen. U kunt via uw arts een verklaring overleggen dat u binnen nu en drie jaar niet verkouden zult worden. Er zal een test worden afgenomen door een psychiater om te beschouwen of uw brein in orde is. Daarbij zal speciaal gelet worden op de prefrontale cortex. U kent het Belgische belastingrecht door en door en u heeft aantoonbare ervaring met de dagelijkse fiscale praktijk op de Balkan, Turkije en in minimaal 23 staten van de Verenigde Staten. Dit kunt u ook aantonen. Er zal een assessment plaatsvinden waarin gekeken zal worden hoe snel u omgebogen paperclips terugbuigt in de oorspronkelijke positie. Als persoon bent u: sportief, u heeft een zwarte band in de karate of judosport, u doet aan scuba diven en u weet de kneepjes van het kitesurfen. U bent verder uiterst betrouwbaar, degelijk, gezellig, avontuurlijk, innemend, ondernemend, pro actief en pro actief en ook nog pro actief, assertief, integer, doortastend, maakt nimmer een fout, van de tongriem gesneden maar ook introvert, zeer secuur, verzorgd, nauwkeurig, u heeft een hands on mentaliteit, u bent een winner, u ziet altijd groeimogelijkheden, u gaat altijd voor beter en u heeft 15 referenties die dit kunnen bevestigen. De aanstelling vindt plaats voor de duur van 1 uur. Bel voor een intake gesprek met de office manager van BUREAU YOUNEVERGONNAGETIT, mevrouw T.Jeckandhide. Er zal gelet worden op een excellente, overtuigende telefoonstem en uitstekende klantvriendelijkheid. Uiteraard vindt dit gesprek plaats in de Noorse taal en zal exact 3 minuut en 20 seconden duren. Hoewel wij en onze klant alles en 100% van u willen weten, blijft onze klant, uw werkgever, anoniem, echter het gaat hier om een bedrijf in de papierindustrie. Als u na het invullen en verzenden van het formulier binnen 50 seconden niets van ons heeft gehoord, nemen wij verder geen contact met u op. Hierover is geen correspondentie mogelijk. Bij de eerste intake hoort ook een alcoholtest, een Big Five test, een vingerafdruk, een fotoshoot en een id check. Hierbij zal het id document online worden gecheckt bi justitie. Ook een diploma scan hoort hierbij. Tevens wordt u door een detectiepoortje geleid om te kijken of u kunstelementen in uw lichaam heeft. Onze klant wil geen medewerker met metalen in het lichaam daar deze zullen kleven aan de paperclips. Mannen wordt uitdrukkelijk verzocht te reageren daar onze afdeling P0 &O en P & O momenteel uit 47 vrouwen bestaat. Stuurt het formulier online naar: jeckandhide@younevergonnagetitasshole

maandag 22 oktober 2012

IJmuiden, Orionweg 1975

Mijn vader zit aan tafel in zijn blauwe hemd. Hij verdeelt de twee karbonaadjes, wij eten altijd eenvoudig, aardappels met bietjes of rapen of snijbonen en dan met twee stukjes vlees. Zo gaat dat bij ons thuis. Vanavond ga ik weer naar de gymnastiek, bij ons achter is dat. Dan doe we oefeningen en soms een spel, dat vind ik wel leuk. Ik zit ook op muziekles en speel op een blokfluit. Ik oefen vind ik te weinig, maar dat komt omdat ik in een groep zit die niet opschiet. Er zitten kinderen in die geen noot kunnen fluiten en dus zijn we nog steeds in boekje een. Ik zit ook op zwemmen dus ik heb het best druk, dat snap je. Ik mag nu meedoen bij VZV met de pupillen bij het waterpolo. Ik vind zwemmen nu hartstikke leuk. Nou eerst vond ik het maar niks en dan stond ik te klappertanden in een hoekje van het Velser bad, maar toen mocht ik naar een speciaal instructiebad in Zeewijk en werd het weer leuk. O ja die fluit, ik wilde eigenlijk piano spelen, maar dat kan niet in onze flat. Mijn opa heeft een zwarte antieke piano en daar speelt hij af en toe op. Mijn opa heeft grote handen en meestal zit hij achter een groot houten bureau met schroefjes en moertjes van alles te maken. Ik heb dat geloof ik niet van hem, want bij mij in de klas nou als we dan gaan pitrieten of zo dan helpen sommige meisjes mij weleens. Ik heb daar niks mee, pitrieten. Ik help hun dan wel met taal en zinnetjes maken en zo. Of met een opstel, kreeg een vriendje van me een opstel voor straf, dan maakte ik dat voor hem, gewoon omdat ik het leuk vond. De meester dacht dat zijn zus het voor hem gemaakt had, hi hi niet verder vertellen. Mijn vader zit dus aan tafel, de zon schijnt nog en hij vertelt over zijn spannende werk. Vandaag twee auto ongelukken en een mijnheer die met een granaat achterop zijn fiets het terrein van het politiebureau opreed. Mijn vader vertelt ook dat we in het weekend bij iemand gaan kijken voor een ander huis, het is ergens bij de haven. Mijn moeder vindt ook dat we te krap wonen en dat is ook wel zo. Mijn zusje, die drie jaar jonger is, woont op het kleinste kamertje, in een hoogslaper. Ze is er een keer uitgevallen, hoorden we een klap en toen een gil, gelukkig maar want we zagen haar niet, ze was achter het gordijn gerold! Ik heb een iets grotere kamer, maar die kamer daar staat een hele grote kast in met mijn vaders petten en uniformen. Ik heb een bed, met rode ombouw, een schoolbord met barkrukken, een kledingkast, volledig bestickerd, en een boekenkast, meer gaat er niet in. O ja, naast me staat een klein tafeltje met daarop de cavia Snuffelien. Die heb ik van mijn tante gekregen want Snuffelien maakte steeds ruzie met Momfer, een mannetjescavia. Momfer heeft zelfs een stuk uit Snuffeliens oor gehapt. Je ziet, het is een best drukke boel bij ons thuis. Mijn moeder helpt mijn zusje met eten. Die heeft niet veel zin in bietjes. Volgend jaar gaat zij ook naar de grote school. Het is een leuk zusje hoor. Verleden week was ze met een vriendinnetje een beetje stout: toen heeft ze met steentjes, kiezeltjes naar auto’s gegooid. Mijn vader was daar niet blij mee, dat snap je. Vanavond moet haar haar weer worden gewassen. Ze weet dat nog niet, ik zeg maar niets. Mijn vader doet dan eerst zijn broekspijpen omhoog, en neemt haar dan onder zijn arm. Soms wordt ze weleens driftig, dan loopt ze rood aan en dan houdt hij haar hoofd even onder de koude kraan, dat helpt wonderbaarlijk. Mijn zusje is wel lief hoor, maar ze is weleens koppig. Mijn oma heeft gezegd: ‘Met je zoon kan ik beter onderhandelen dan met je dochter..’ Dat zei ze tegen mijn moeder. Ik weet niet wat ze bedoelt met onderhandelen. We hebben gele vla als toetje. Dat hebben we meestal. We mogen er niet mee gooien. Dat geel staat wel mooi bij al dat bruin in onze woonkamer. De wandkast is bruin, de twee banken zijn bruin en het kastje waar de klok op staat is ook zo bruin.Voor het raam hangt bruine gaatjes vitrage. Daar stopte ik mijn vingers in toen ik ziek en benauwd op de bank lag. Ik was zo stik benauwd, mijn keel deed zo zeer, ik kon bijna geen lucht meer halen. Ik weet het nog goed, het was vorig jaar, tegen de kerst. Mijn vader was op zijn werk. Mijn moeder voelde mijn pols en stopte een thermo in mijn achterste. Daar deed ze niet zo moeilijk over. Buiten begon het te sneeuwen. Ik zie die vlokjes nog voorbij drijven. ‘Ik ga de dokter bellen,’zei ze plotseling. Ze stond op en pakte dat zwarte grote ding met die kiesschijf met rondjes. ‘Ja,’ hoorde ik haar zeggen. ‘Hij krijgt gewoon geen lucht meer,’ ze legde neer en toen belde ze mijn opa om de medicijnen te halen, want de dokter kwam niet. Dat vond ik wel raar: waarom kwam de dokter niet als een patiëntje zich zo beroerd voelde? Het behang is met grote blokken versierd en er zit veel rood en geel en bruin in. Mijn moeder heeft de keukenkastjes laatst geel geverfd. Ik weet niet waarom, maar de kleuren worden steeds wilder in ons huis. Bij ons in de flat kennen een heleboel mensen elkaar. Het lijkt wel een dorp, het is echt niet zo dat we hier alleen wonen of zo en niemand zien. We hebben geen contact meer met onze linkerburen die heten van Os. Dat vind ik jammer, die mijnheer van Os rijdt zomers rond met een ijscokar. Ik weet niet waarom ze niet meer praten. Naast ons rechts woont de familie Zoon. Hun dochter Ellen is iets ouder als ik en moet al huiswerk maken. Als ze daarmee bezig is geeft ze klopsignalen op de muur. Ze is een leuke meid en ze hebben een leuk poedeltje dat Sandy heet dat rare beest. Mijn moeder heeft mij naar een school gestuurd die best wel ver weg ligt. De meeste kinderen in deze flat gaan naar de school bij ons achter, dat is de Zeewijkschool. Ik ga naar de Kruisbergschool, maar ik moet wel, een, twee, drie drukke straten oversteken eer ik er ben. Mijn vader doet de televisie aan. Nog steeds zwart wit, jammer hoor, mijn grootouders hebben allemaal al kleur, nou ja, de Fabeltjeskrant is ook wel leuk in zwart wit. Als mijnheer de Uil heeft gezegd: ‘Snaveltjes toe..’ moet ik altijd naar bed, mijn moeder is daar heel streng in. Maar ik heb vaak nog geen slaap dan, dus dan lig ik in bed, tel de lichtrondjes van de vuurtoren, lees een Suske en Wiske onder de dekens, maar val niet in slaap. Dan ga ik uit bed en blijf in de deuropening staan. Mijn moeder zegt dan: ‘Ben je er nou weer, ga slapen!’ En dan ga ik weer en lig te wachten tot de zon ondergaat. Buiten hoor ik nog kinderen spelen op het schoolplein, ik hoor de schotten rammelen in de wind, de hond van de buren blaft. Ik denk aan de school en de meester. Hij heeft een zwarte trui en lang haar en een gitaar. Hij wil dat wij, de jongens, leren breien, maar we krijgen de slappe lach en we staken de strijd. Vandaag wilde hij dat we met behanglijm en kranten een ballon gingen beplakken zodat het een kop wordt. Bij mij is dat een soort piraat geworden. Op school is het gezellig. Ik ben wel klein en mager, maar ik heb daar geen last van. De meisjes zijn ook aardig, maar ik heb daar niet zo veel verstand van. Ze willen altijd spelletjes doen met zoenen en zo en dan wil ik wegrennen, maar dan ben ik vaak te laat en dan moet ik wel zoenen. Ik denk dat ze me leuk vinden omdat ik graag lach, maar ik kan ook zo huilen als de meester streng tegen me doet. Daar kan ik niet zo goed tegen. Dat is niet stoer, maar dat is dan maar zo. Dit jaar gaan we voor het eerst op vakantie naar Frankrijk. We gaan met de auto en we zijn nog nooit zo ver weggeweest. Mijn opa en oma zijn er ook nog nooit geweest. In Frankrijk praten de mensen Frans, zegt mijn vader. Ik weet niet wat dat is en hoe dat klinkt, kun je dan wel praten met iemand? We zien het wel. Nu wil ik gaan slapen, eindelijk..tot morgen allemaal...

dinsdag 2 oktober 2012

Mark Rutte gaat uit eten bij zijn moeder, het is weer woensdag, lasagna dag

‘Ik heb lasagna gemaakt jongen, dat kun je wel gebruiken..’ ‘Moeder, geweldig, als er iemand is die lasagna kan maken dan ben jij het wel..’ ‘Ik ga volgende week naar Toscane met tante Tilda..’ ‘Leuk, leuk, leuk, gaat oom Peter ook mee?’ ‘Nee, wij met zijn tweetjes, effies naar Florence, heerlijk, ik ga even bij de oven kijken..’ ‘Ik heb volgende week formatie besprekingen.’ ‘Jij doet maar, wat wil de minister-president gebruiken bij zijn eten?’ ‘Een glaasje warme melk moeder..’ ‘Een glaasje melk voor Joris Driepinter…’ ‘Wat heeft u eigenlijk gestemd moeder?’ ‘Jongen, ik heb op die kale man gestemd, hoe heet hij ook alweer? Hij is toch ook van jouw partij? Diederik heette hij, leuke vent hoor.’ ‘Moeder, Diederik is van de Partij van den Arbeid..’ ‘O.. eerlijk, ik vind Diederik zo van jouw club klinken, nou ja, ik goed ik vind het een aardige mijnheer, doe hem de groeten als je hem ziet..’ ‘Ik onderhandel met hem, moeder..’ ‘Ah, de lasagna is klaar, even de handschoen aan…help je even?’ ‘Om je vingers bij af te likken moeder..’ ‘Ja, lekker he? Ik dacht je neemt Ingrid wel even mee voor het eten.’ ‘Ingrid, een leuke meid, maar ze is sinds dit weekend met Henk..’ ‘Eerlijk? Ik vond het een leuk meisje waar kende je haar van?’ ‘Van Dance Valley..’ ‘Dens Vellie..wat leuk is dat een dansfeest! Je vader en ik gingen vroeger naar stijldansen, kwik kwik sloo, mmm, dat is niet meer van deze tijd he? Het is nu van boem boem bam, boem boem bam, nou ja, Ingrid was een lief meisje. Heb je nog andere deets?’ ‘Ja, ja, ik heb geskyped met Jolande..’ ‘Geskaipt? Jongen toch, dat mochten wij vroeger pas na ons trouwen..’ ‘We hebben gebeld moeder, video bellen, dat is nieuw dat kun je ook vanuit je hotelkamer doen..’ ‘Nog wat lasagna seun?’ ‘Graag mam, eh mijn nieuwe liefde is Jolande, Jolande Sap..’ ‘Jolande, ach gut is die niet de nummer twee van het CDA?’ ‘Nee, nee, zij is van Groen Links, maar maak je geen zorgen, dat is nu ook een rechtse partij dus ik kan best met haar afspreken. Nou die Jolande die snoeit de economie mam, dat is echt een Margareth.. daarom mag ik haar.. een heerlijke meid..’ ‘Komt dit dan niet bij RTL Boulevard?’ ‘Ach man, ze heeft me al toevertrouwd: ze stapt morgen uit de politiek, ze heeft er helemaal genoeg van en die Dibi of Bibi stuurt haar rare heet meels.’ ‘Heetmeels? Zijn die opgewarmd of zo? Wil je zo’n stuk of stukkie?’ ‘Het grootste stuk mam..’ ‘Je was altijd al een lekkere eter vandaar dat je zo’n lang eind geworden bent..’ ‘Komt Ruud nog eten zo direct?’ ‘Je broer Ruud is ’s avonds nog niet uit bed jongen, dat weet je..’ ‘Ik vind dat ongehoord moeder, je moet hem aanpakken en zeggen dat hij aan het werk moet, niet zeiken maar werken..’ ‘Jongen, toch wat een schuttingtaal, foei foei, wat zou je vader hiervan zeggen? En toen jij studeerde zagen we ook nooit voor vieren. Je hebt er maar liefst 7 jaar over gedaan, 7 jaar, we dachten dat er nooit een einde aan zou komen. Wat deed je ook alweer?’ ‘Geschiedenis mam..’ ‘Nou dat deed die dikke mijnheer ook, hoe heet die..’ ‘Willem Alex..’ ‘Nou en die die deed het nog sneller...hoe vind je de lasagna smaken?’ ‘Heerlijk moeder, verrukkelijk, wat kan jij toch goed koken..’ ‘Even iets anders: wil jij dat antieke kastje van tante Margreet, ze gaat verhuizen en ze wil er van af, wil jij het hebben?’ ‘Ik heb al zoveel staan in mijn flat moeder..’ ‘Misschien wil Jolande het hebben..hoe ziet ze er eigenlijk uit?’ ‘Mam, kijk je weleens naar dat kastje?’ ‘Ik heb het druk jongen, elke avond wat, maandagavond oppassen bij je zus, dinsdagavond bridge, woensdagavond ben jij er altijd, donderdagavond naar de kapster en vrijdagavond in bad, er is altijd wel wat… hi..hihi.. puddinkje?’ ‘Heerlijk mam, een sjipolata asjeblieft..’ ‘Zoals u wilt mijnheer de voorzitter.. hee vertel me eens een staatsgeheim..’ ‘Kamp..ken je die? Nou niet door vertellen he, maar die Kamp die heeft helemaal geen diploma, alleen een zwemdiploma, diploma eendje. Hij kan niet eens lezen..he he he.. nu niet meteen de Telegraaf bellen.. zeg, ik moet gaan..’ ‘Dag jongen, zul je voorzichtig zijn?’ ‘Ja mam.’ ‘Succes met Geert jongen..’ ‘Diederik moeder..’ ‘Sorry, Diederik..’ ‘Bye, bye..’ ‘Doe je wel je jas dicht zo, en denk je om je broekspijpen en vergeet je niet te flossen jongen en o, wees voorzichtig met een meisje, ga anders even langs de drogist morgen, en kam je haren jongen, zo belangrijk.. ‘Dag moeder! Bye!’

zaterdag 22 september 2012

Ongeluk met kinderen voorkomen

Papa maakt een papje terwijl Thijs in zijn Bert en Ernie pyamaatje achter een karretje door het huis rent. Het is nog donker buiten en daar rennen en vliegen ouders met hun kinderen, want is het is bijna half negen. Haast, haast, denkt papa. Kroost wordt uit de auto getrokken, jam nog aan de kin, pindakaas in het haar. De wagen blijft achter, in de smalle bocht, op de stoep, achter het schuurtje. Papa kijkt even op, want daar komt een heuse politie auto aan, kijk Thijs! roept hij. De politie! De agent ziet al die verlaten auto’s en zit plotseling klem van voren en van achteren. Hij zou nu uit kunnen stappen en een bekeuring of tien uitschrijven, maar dat doet hij niet. Het regent, en dan is de politie niet je beste vriend. ‘De verkiezingen kwamen te vroeg,’ zegt een zalvende stem op de radio. Thijs trekt aan papa’s broekspijp. De politie agent heeft inmiddels zijn raampje opengedraaid en spreekt een hippe mevrouw toe, die elke morgen haar troeteltje in de struiken parkeert. Ze heeft een hip staartje en gebaart dat ze het monstertje uit het gemeente groen zal verwijderen. Papa heeft al eens met een ambtenaar gebeld en de school, maar niemand weet hoe hij het knorrende beesten probleem kan oplossen. ‘Kom grote man,’ pruttelt papa. ‘We gaan een papje eten en een bammetje pinda.’ Oei! Bijna botsing! Hard op de rem, een auto van links en een bestelwagen van rechts. Daartussen een lint puberfietsers en een opa die zijn kleinkind op de fiets wegbrengt. Papa zucht, eerst moet er iets ergs gebeuren en dan pas gaan ze iets ondernemen. Poes Sissie knort en schurkt tegen de pot met dure brokjes. Het is Prinsjesdag, nee, onze prinsjes mogen geen gevaar lopen in het dagelijks verkeer naar school. Als ouders bang zijn dat alle kinderlokkers van het land op die tweehonderd meter naar school op de loer liggen, dan maken ze door het wegbrengen een ander en werkelijker probleem. Hee, alle brommobielen zijn vertrokken. Vandaag is het weer goed gegaan. Een mens lijdt het meest door het lijden dat ie vreest. Papa hoort een roodborstje fluiten. Zo mooi. Thijs wappert met zijn handjes, blij dat het moment van genieten nu nabij is. ‘Hap,’ zegt Thijs en hij geniet. En als hij geniet, geniet papa ook.

vrijdag 14 september 2012

Zo, de schilderijen hangen aan de muren van verzorgingscentrum Rekerheem. Het zijn er 17 en ze slingeren zich langs de flapdeuren van de keuken (pas op voor die dingen), naar de eetzaal, en eindigen naast de grote letterboekenkast. Omdat ze kleurig zijn fleuren ze de ruimte die als basistint lichtbruin heeft,op. Ik had het dubbele aantal meegenomen omdat ik wist dat een aantal werken het niet 'doen' op de bakstenen muur. Bij elkaar duurde het ophangen een uurtje.We hadden het ondertussen over de thuis gelaten naakten en de activiteitenbegeleidster vertelde mij dat er eerder bloot aan de muur had gehangen. En hoewel er eerst wat gemopper was geweest, had men het uiteindelijk toch wel leuk gevonden. In het huis worden de werken door de bewoners uitvoerig besproken en bekeken.Op de bar heb ik een foto van de kunstenaar gezet en ik had het gevoel dat het gewaardeerd werd. Zelf ben ik heel kritisch op mijn werk en ik twijfel heftig aan alles, maar toen het hing zag ik dat het goed genoeg was. Ze spraken duidelijke taal, zelfs voor dat kleine formaat van een paar meter afstand.

Ooggetuige, collecte KWF in verkiezingstijd 6 september 2012

‘Wanneer is die ziekte afgelopen?’ zucht de donkere man met het omgekeerde kruis om zijn nek. Ik zoek naar woorden. Het is nooit eenvoudig om over de ziekte der ziekten te praten. Zijn schommelig dikke hond snuffelt aan mijn broekspijp. ‘We zoeken verder naar behandeling,’ zeg ik alsof ik naast gelegitimeerd bedelaar ook onderlegd ben in het bestrijden van ontspoorde cellen. Hij is de enige die tot nu toe iets tegen me wilde zeggen en zelfs een vraag durfde stellen. De mensen geven gul, maar vermijden een gesprek, want er is eigenlijk niemand die niet iemand kent met een oncologisch probleem en de angst en zorg zijn groot. Ik probeer nog wel eens ‘wat een mooi weer hè, vanavond?’ maar dat is een plasje naast de pot. Snel wordt de deur weer gesloten, men wil verder met het leven. Er zijn ook bruine envelopjes uitgedeeld die nauwelijks door de gleuf van de bus kunnen. Met een stokje frommel ik het obstakel naar binnen. Ik moet langs een aantal huizen waar het redelijk weltevreden is, maar vanavond kom ik in een straat waarover je wel leest, maar verder nooit komt. De naambordjes ontbreken, menigmaal wordt je middels een bordje gewaarschuwd voor een bloeddorstige, doorgefokte hond, en er hangen dikke doorrookte gordijnen voor de afgebladderde deur. Met enige aarzeling bel ik toch aan en doe een stap naar achter. Behalve de gekste belgeluiden, sommigen hebben een complete popsong om je blij te maken tijdens het wachten, gebeurt er niks. Zo zijn er meer hier. Ze doen gewoon niet meer open. Je ziet ze door het huis scharrelen, met de rug naar je toe. Ik ontwaar een grijze bos krullen, dat verdiept is in een boek. Moet ik dit ouwetje laten beven van de bel? ‘Ding, dong,’ doe ik en ik zie haar schrikken. Het boek valt uit haar handen. Ik ben vanavond een ware plaaggeest die eters en lezers op de kast jaagt. Ik hou de bus bewust hoog zodat ze zien dat ik de deurwaarder niet ben, maar het helpt niet. Ik weet dat ze mij wel zien. Als de deur opengaat kijk je eigenlijk direct over hun schouder in hun leven. Gekruide vis, aardappels en knoflook vertellen geurende verhalen, maar vooral ook over armoede in stilte. Over niet meer mee kunnen doen, over leven in de welvaartstaat die wankelt en geen hoop meer biedt. Daar klinken flarden driftige, bekakte stemmetjes in een politiek debat. De televisie is nu het speelpleintje van partijleiders. Zouden ze weten hoe hier geleefd wordt, op de rand van het bestaan? Een tienermeisje verontschuldigt zich dat ze niks kunnen geven. Ik vraag langs mijn neus weg aan een vrouw naar haar nagelstyliste bedrijf, maar ze zegt dat ze daar mee is gestopt en het bordje er voor niks hangt. Vertrouw op je ogen, zeg ik tegen mezelf, zij zien de dingen beter dan dikke ambtenarenrapporten. Terwijl ik op een warm muurtje in het late zonnetje wacht op een mevrouw die wanhopig haar portemonnee zoekt, moet ik aan de binnenstad denken. Het was een rustige donderdagmiddag. Er stonden flink wat winkels leeg, dat viel op. Aan de mensen die er liepen kon je geen tandenloze armoede aflezen, zoals in Portugal. Daar zie je gehavende kromgebogen besjes bedelen. Hier is dat anders, ook in deze straat. Arm zijn is goed verborgen. Ik denk dat het een taboe is. Het kan zelfs zijn dat in die betere straat, waar ik gisteren was, mensen volkomen aan de grond zitten en dat het ‘ik geef niet uit principe’ wat een mijnheer mij trots toevertrouwde, uiteindelijk meer ging over de zichtbare bodem van zijn schatkist. De jonge vrouw stopt vrolijk een euro in de bus. ‘Eindelijk gevonden,’ lacht ze. Twee flodderige mensen stappen uit een auto en kijken me wantrouwig na. Ik ben klaar met de adressen die op een kaartje aan de bus bungelen. Ik verstop het ding in mijn rugzak, want voorkomen is in deze wereld beter dan genezen. Bij het water ontmoet ik opnieuw de donkere man met het omgekeerde kruis. Hij heeft een zachtaardige, langzame carnivoor bij zich, ik denk een hond. De man kijkt gedeprimeerd alsof er die middag tien exen achterstallige alimentatie hebben geclaimd. ‘Ging het goed?’ vraagt de jonge vrouw bij wie ik de gehate bus inlever. ‘Geen probleem,’ mompel ik. ‘Nou, tot volgend jaar dan maar!’ roept ze blij. Maar volgend jaar is het probleem toch opgelost, denk ik hoopvol. Dit jaar, voor de kerst, is er een hele slimme professor en die komt per ongeluk op de oplossing waar iedereen over heen heeft gekeken. Zo gaat dat al eeuwen met ziektes. Ik zeg toch maar: ‘Tot volgend jaar!’ Bij mijn eigen voordeur gaat de telefoon. Een slijmerige slak van een call center. Nee, die Ipad heeft u niet gewonnen, mijnheer van Berkel, maar ik mag u wel een abonnement aanbieden voor zes maanden. Er is wel een verschil tussen lastig vallen voor jezelf of voor het goede doel, zeg ik tegen hem. Hij begrijpt de opmerking niet. Haastig stopt hij het gesprek. Boven zit Thijs te spatteren in het bad. Hij lacht hard om de nattigheid. Heerlijk ventje!