donderdag 28 februari 2013

De Smederij- opening van het buurtcentrum de Smederij hoek Druivenlaan Snaarmanslaan in de Spoorbuurt van Alkmaar, zaterdag 16 februari 2013

Een aantal bewoners van de spoorbuurt hebben het idee opgepakt om zelf een buurtcentrum te ontwikkelen. In dit buurtcentrum kan worden gegeten, geklaverjast en gepraat om de sociale contacten in de wijk te stimuleren. In een oud pand op de hoek van de snaarmanslaan druivenlaan is nu het nieuwe centrum geopend en het is klein maar fijn. Het centrum heet Smederij omdat er ooit een smidse in heeft gezeten. Na een startsubsidie van de gemeente is het de bedoeling dat het centrum op eigen kracht verder gaat. Het vuur van de Smederij Hier heeft de smid met slagen het ijzer gesmeed toen het nog heet was. Hier werden de paardenhoeven beklonken. Het is een klein, oud pand op de hoek van de Druivenlaan en de Snaarmanslaan en alleen de naam Smederij herinnert nog aan de vonk van het verleden. Buiten wappert een fris gestreken stadsvlag en binnen staat een gezelschap een toastje met smakelijke zalm te gebruiken bij de geboorte van het buurtcentrum. De wanden maisgeel, de inventaris bij elkaar genetwerkt, het toverwoord van deze tijd. Tafels, stoelen, de wandkast met spelletjes, het heeft allemaal een retro gevoel. Het centrum had evengoed zo hier in de jaren vijftig van de vorige eeuw kunnen staan. Je kunt hier ook eten tegen een bescheiden vergoeding, maar neem van mij aan dat het zal smaken, ik ken de kok, die levert geen half werk. Het is hier klein, maar wel warm. Terwijl ik haastig opzij spring omdat iemand een pak met jus d’orange over de vloer mikt, moet ik denken aan de megastallen van het buurthuiswerk: de multifunctionele ruimtes. Oneindig groot, met brommerig personeel en veel tochtige anonimiteit. De Smederij is dan ook een overwinning op de kilheid van technocratische besluitvorming, een eigen initiatief, uit het hart. Maar net zoals de smid vroeger geen cent subsidie kreeg voor zijn helse werk moet ook de nieuwe loot aan de welzijnsstam zichzelf zien te redden. Alles, de huur, het licht, de verwarming, dienen uit de eigen broekzak te komen. Op tafel, naast de bloemen met de gelukwensen staat een historische collectebus waarin men zijn bijdrage kan laten glijden. De gemeente heeft een startsubsidie verstrekt en dus moet die bus nu zelf verder gevuld worden. Ik herinner me de eerste zin van het boek de scheepsjongens van Bontekoe. Daarin zegt de smid tegen Hajo: ‘Satanse jongen, hou die bout vast!’ Maar Hajo wil niet in de smederij, hij wil naar zee. Alles beter als die smederij. Gelukkig zijn de tijden veranderd, maar het is nu ook hard op het aambeeld slaan om de toekomst van dit buurtcentrum te verankeren. Ik vertrouw op een behouden vaart, omdat deze initiatiefnemers in hun leven de nodige stormen hebben doorstaan. Bij het afscheid nemen merk ik dat mijn schoen kleeft aan de vloer. Ik ga ervan uit dat het een teken van boven is, dat ze voor altijd zullen blijven plakken.

woensdag 27 februari 2013

Bij de Tentoonstelling over de Italiaanse kunstenaar Rafaël in het Haarlemse Teylersmuseum, januari 2013

In de 15e eeuw bloeide de Italiaanse schilderkunst als nooit tevoren. De bekendste uit die tijd zijn: Michelangelo, Leonardo da Vinci en Rafaël. Zij schilderden in de renaissance stijl, dat wil zeggen een stijl die gebaseerd was op de klassieke oudheid. In Haarlem werden in de 18e eeuw tekeningen gekocht, ontwerpschetsen van Rafael die hij gebruikte om zijn schilderijen te maken. Rafaël werd beroemd met enorme muurschilderingen voornamelijk in de vertrekken van de paus. Die ontwerpschetsen vormden het hart van de tentoonstelling aangevuld met schetsen uit andere musea. Twee schilderijen, madonna met kind en het portret van een koopman en reproducties van de wand - en plafondschilderingen maakten de expositie bijzonder boeiend. Ik had lang de tijd om na te denken, want ik stond in een rij voor de ingang van het Teylers museum die vanaf Haarlem voerde naar Leiden. Eenmaal binnen zagen we vele studies, tekeningen van de Italiaanse meester. Wat zou Rafaël gedacht hebben van deze tentoonstelling? Want deze prenten waren geen etsen voor de verkoop, maar producten om uiteindelijk een schilderij mee te maken. Wilde hij wel dat er nog naar gekeken zou worden? En wat zou hij denken van de discussie tussen geleerden of een tekening wel of niet van hem was? Ik denk dat hij af en toe ook niet zou weten of iets van hem was, want hij maakte in zijn korte leven duizenden en duizenden tekeningen. We keken dus naar halffabrikaten en ik moet zeggen dat het me beviel. Het beviel me soms zelfs meer dan naar een schilderij te kijken. Waarom? Omdat er een grote spontaniteit in de tekeningen zit, die ik wel een beetje mis in de schilderingen. Ook kun je in ‘the making of’ goed zien dat Rafaël niet alleen een genie, een god of wat dan ook was, maar een artiest die iets doorkraste, een andere keuze maakte, kortom: een echt mens. Dat stoorde me wel in deze expositie en in het bijbehorende boek: de man wordt zo ongeveer aangezien voor de engelen uit zijn eigen werk: onaantastbaar, en ook als mens, sociaal, intelligent, en een voortreffelijk atelierdirecteur. Wat is er eigenlijk bekend over hem? Ik heb weinig over hem kunnen lezen. Hoe stond hij tegenover zijn opdrachtgevers,de paus en andere zeer rijke mensen? Waarschijnlijk had hij als kunstenaar niet heel veel te vertellen. Wij maken dan wel een god of een held van hem, maar voor de paus was hij slechts een begaafde artiest en die moest zo snel mogelijk zijn Stanza, zijn kamer, schilderen. Voor zo’n religieuze kerkvorst was een kunstenaar gelijk aan het keukenpersoneel. De kunstenaar kon alleen het vege lijf redden door als een bezetene te studeren en studies te maken. Dat er zovelen over zijn zegt wel iets over de bedoelingen van de meester: hij kon deze nogmaals elders gebruiken. Er zijn ook vele tekeningen niet van Rafaël, wat ook wel weer logisch is: hij werd leider van een firma in muurschilderingen, een beetje te vergelijken met Walt Disney en veel van zijn tijd ging dan ook op aan overleg met de opdrachtgevers en het controleren van het werkproces. Hij moest dingen uit handen gaan geven. De projecten waren mega groot. Wij hebben, als we naar kunstenaars voor de 19e eeuw kijken, teveel een romantische bril op onze neus. De vrije wil was beperkt, het ik was geen begrip, men kreeg een opdracht en deed wat de klant wilde. Rafaël maakte vele tekeningen, maar hij had liever niet dat men naar de tekeningen keek, dat zou mensen op de gedachte kunnen brengen dat hij niet de schilder was.. Een expositie met alleen zijn tekeningen houden is dan ook absurd, daar horen ook schilderijen bij, maar die waren er nauwelijks. Voor het kleine museum zou dat ook niet kunnen. Maar zoals ik al zei: de tekeningen zijn prachtig. Nu nog een kortere rij voor de ingang.

donderdag 21 februari 2013

Crisistaal

De crisis levert nieuwe woorden op. In een supermarkt vond ik het woord 'onzuinig'. Dat is interessante nieuwvorming naast het al bestaande 'niet zuinig'. Het laatste bestaat uit een bijwoord en een zelfstandig naamwoord en het nieuwe woord is een samensmelting zo lijkt het. Het wordt opgenomen als naamwoordelijk deel binnen een naamwoordelijk gezegde. Dus: 'dat is onzuinig..' Door deze constructie klinkt het anders een beetje afhankelijk van de intonatie, maar de betekenis is anders dan die van 'niet zuinig'. Het betekent nu: het gedrag van een consument is op een bepaalde manier niet verantwoord. Er was kennelijk behoefte aan zo'n woord, anders was het niet ontstaan. Kun je ook: 'jij bent onzuinig!' zeggen? Als iemand dit ergens hoort moet hij het maar even aan me doorgeven. Ik ben tevens geinteresseerd in andere nieuwe (crisis) uitingen.

dinsdag 25 december 2012

Bergense Kunsttiendaagse 24-10-2012

De Pilaren, de kroeg met de bruine houten balken naast de kerk in het kunstenaarsdorp Bergen, is een drukke uitspanning. Naast me, aan de grote tafel, zit de bekende Friese advocaat Anker. Hij maakt een opgetogen, opgewekte indruk en nipt vrolijk van zijn jonge jenever. Hij jubelt dat hij geniet van alle kunst en dat hij er jaarlijks de tijd voor neemt. Hij heeft dan een logies in een plaatselijke herberg. Er verschijnt ook een dame met een elitaire uitstraling in haar kleding en houding die hem kennelijk vergezelt op zijn tocht door het dorp dat een week lang volgestort is met beelden en schilderijen. Ga een kapsalon binnen en je hebt kans dat je schilderwerken aantreft boven de spiegel en ook bij de slager kunnen objecten u aanstaren van naast de worsten. Het lijkt op een uit de hand gelopen geintje.En in deze overvloed is het vrijwel ondoenlijk de namen van de kunstenaars te onthouden. Het helpt wel met hen in gesprek te gaan. Ditta Engel, een ontspannen en zelfverzekerd ogende dame, ik schat haar tegen de 60, maakt herkenbare beelden met een gevoelige inslag. Ze staan door de hele tuin en als je er langs loopt vertellen ze zelf hun verhaal. Haar partner bewerkt ondertussen de folders met een zwarte stift. ‘We wijzigen de openingstijden,’ verklaart hij. ‘Maar het is zonde om dan de folders weg te gooien.’ Ook hier is de crisis in het bewustzijn doorgedrongen. ‘We hebben in Nederland weinig geschiedenis met vrije beelden,’ zegt Ditta op academische toon. Een groot verschil met de kunstenaar die ik eerst sprak en die niet bij de kunstroute bleek te horen. Zijn naam was Paul Kok en hij maakt onderwaterschilderingen met een mystieke inslag. Maar hij vertelde er gepassioneerd over. Het voelde na zijn abstracte periode als een bevrijding herkenbare beelden te gaan maken. Ik was wel even verbaasd toen ik dat hoorde. De abstractie was toch bedoeld als bevrijding? De vraag die me bij het zien van deze tsunami aan kunst blijft achtervolgen is waarom er zoveel mensen op afkomen. In een gemiddelde galerie kun je een donderbus afschieten en je raakt dan alleen de obligate halogeen spotjes. Maar ik denk dat ik het antwoord weet. Het is de massaliteit waarin je zonder gezichtsverlies in de vijver van de kunst kunt gluren. In deze horde ben je een onbekende en daarmee kom ik op het volgende punt. Kennelijk hangt er toch nog een sfeer van schaamte om de kunstliefhebberij heen. Je komt er net zo min voor uit als wanneer je het doet met iemand of hoe vaak je op een dag moet poepen. Natuurlijk is het ook de gezelligheid van dit dorpje waarin je elkaar altijd wel weer tegen moet komen en daarmee spreek ik natuurlijk mijn eigen theorie tegen. Maar goed, wie zijn dan die bezoekers? Het zijn de betere beurzen, maar wel die met een hang naar Hollands, naar wat je kunt begrijpen. In dit art gebeuren geen abstracte wildwest taferelen, geen naakte kunstenaars die van de ruinetoren springen. Een landschapje hier, een portretje daar, veel menselijkheid en kom-nou –eindelijk- eens – wat-kopen- kunst. De enige uitzondering stond naast het staminee van de golfclub. Hier trof ik in de openlucht een kekke omgekeerde bloempot, op een stam van waaibomenhout. Het geheel zo’n twee meter hoog. Gelukkig dus nog wat vervreemding, voor de echte kunstliefhebber. In het dorp gaat het leven ondanks alle gekte gewoon verder. In de kroeg tapt men het bier, de bakker verkoopt een brood, de slager snijdt de ham. Hoeveel kunst er verkocht wordt, zij weten het niet en ze willen het ook niet weten. Zij begrijpen niet dat iemand een schilderij koopt, want hoeveel broden, worsten en koekjes kun je daar niet van nemen? Tsss..zoveel geld voor een stukje linnen met verf. En ik weet eerlijk gezegd ook niet hoeveel kunst er verkocht is. Hier en daar zie je rechts naast het object een rode stip wat zoveel zeggen wil als: ik ben verkocht. En geen enkele kunstenaar is verplicht om aan de organisatie te vertellen hoeveel hij heeft omgezet. Op het plein, naast de restanten van de kerk, is een paviljoen neergezet, kennelijk om de speciale aandacht te vestigen. Binnen blijkt, als je kritisch kijkt, dat er een slordige presentatie is van de tentoongestelde werken. Het is een donkere, sombere dag en omdat er geen ramen in het paviljoen zitten heeft men lampjes boven de doeken gehangen, maar die werpen vervelende schaduwen over de verf. Schilderijen hangen aan weerskanten en in het midden staat een rijtje bronzen beelden, maar door deze sandwich opstelling vallen die beelden helemaal niet op. Nee, dit is niet goed gedaan. Laat dat paviljoen de volgende keer maar zitten, ik weet niet wie dat heeft bedacht. Het werk van Pauline Bakker verdient een betere plaats. Mijn tocht eindigt in een aardig huisje onder het lover, waarin een mevrouw schilderijen maakt van het bos. Aan de muur hangen werken met meertjes, bomen en doorkijkjes. De kunstenares is zelf niet thuis, er zit een onbekende man naast die werk exposeert in de tuin, beelden. Omdat zij niet thuus is, vertelt hij een verhaal over zijn objecten. Het zijn ballerina’s met vogelhoofden. Vergeef me dat ik de namen van de kunstenaars niet meer weet, door de ongebreidelde hoeveelheid duizelt het me. Ik heb derhalve op de website gekeken en daarop staan op maar liefst 37 bladzijden deelnemers. Ik heb de tijd niet die allemaal door te nemen. Dus wat ik u adviseer: pak de fiets en slinger eens buiten de tiendaagse door het kakkineuze dorpje. Kijk rond, stap een atelier binnen, of een galerie en begin een praatje. Of bezoek het Kranenburg museum en sla dan niet de prachtige beeldentuin over. Daar hangen ook foto’s van Charley Toorop en haar woning. Die woning kunt u nog steeds in het dorp vinden. Charley had haar atelier boven en zij placht te schilderen terwijl een pianist haar entertainde, zoals wij een ceedeetje opzetten. Nee, mijn werk is niet te zien geweest tijdens de tiendaagse en dat komt omdat je een plek moet hebben die gedurende die tien dagen te bezichtigen is. Wie weet er nog een plek voor me? Een koeienstal mag ook, zolang het maar op Bergens grondgebied is.

zondag 23 december 2012

Het AZ stadion met schoolvrienden 4-11-2012

Nooit eerder was ik bij het nieuwe AZ stadion. Eerst parkeer ik mijn pappa fiets in een rekje naast de enorme tempel waar de eredienst van het voetbal gehouden zal worden. Het parkeerterrein is een winderige vlakte buiten de stad, omsloten door aanvoer aderen. Op de fiets bereik je het door een tunneltje dat afgesloten kan worden door een hek. Gezellig is niet het eerste wat in je op komt als je de stadionreus bekijkt. Het groen erom heen is weggeschroeid toen de kolos uit de ruimte neersmakte naast de A9 en voor de vormgeving liet de architect zich inspireren door een badkuip van de Kwantum bouwmarkt. Ik denk wel dat de football gelovigen dit een mooi huis vinden voor hun god. Je hoort ook nooit een kerkganger klagen over de protserige toeter die een kerk soms kan zijn. Het gaat om de inhoud, om de gebedsruimte, om samen, liefst op zondag, bijeen te komen en de hoogmis te vieren.Op televisie zie je in een sportprogramma ook zelden de buitenkant van de arena. Het is niet van belang, daarbinnen vindt het groen religieuse gevecht plaats op een matje van 3000 vierkante meters. Ik keten mijn fiets vast met een dikke schakelketting en zoek de sponsor ingang. Ik ben vandaag uitgenodigd door mijn oude schoolmaat Hans. Het bedrijf waar hij voor werkt heeft business seats en die moeten warm gehouden worden. De ingang zal wel daarboven moeten zijn, naast het trainingsveld. Het regent, het is november, weer keert het najaar. Rechts van mij snellen auto’s zich naar het zuiden. Ze vliegen voorbij als vogels naar de warmte. De roltrap brengt me naar de ontvangstruimte bij de hoofdingang. Ik schiet een man aan in een donker pak. Of hij weet waar de alfa accountants zijn. ‘Ze komen hier iedere week mijnheer,’ zegt hij. ‘Wacht u rustig af.’ Dit bovenste deel van de kathedraal heeft meer iets van de entree van een theater dan van een voetbalstadion. Hier schrijden keurige dames en heren voorbij in goed gesneden kostuums die niet bij het voetbal passen, want voetbal is een uit de hand gelopen grap, de belangrijkste bijzaak en voetbal is vooral oorlog, zwetende mannen die door de modder ploegen, elkaars noppen testen en vreemde grappen uithalen met hun collega’s. Befaamd zijn het poepen in de voetbalschoen, zout in de koffie van de trainer doen en trainingspakken dichtnaaien. Voetbal hoort bij onze cultuur, maar biedt ook ruimte voor elementaire gevoelens. Daarom wemelt het in het stadion van de stewards die er voor waken dat er welvoeglijke taal wordt gebezigd op de tribune. Vroeger, toen dit bewustzijn nog niet leefde was het volkomen normaal om de arbitrage voor ‘vuiletyfesscijtkolereblindehondenlul’ uit te maken. Dat mag niet meer en ook de spelers weten dat de amicale doodschop tussen de tanden niet meer met luid applaus zal worden ontvangen. Er wordt nog wel geschoffeld en geschaafd en ellebogen zitten soms zo los dat het een onderzoeksproject voor fysiotherapeuten zou kunnen zijn. Ik wacht aan een tafeltje en plots komt Hans binnenlopen. Hij is, zoals ze zeggen, geen steek veranderd en ook de heren die achter hem aanhobbelen, mijn andere schoolmaten, zijn exact dezelfde gebleven. Zo’n ontmoeting is dan ook een reis met een teletijdmachine. En daarbij blijkt weer dat de zeggingskracht van een mens toch niet helemaal van een foto is te herleiden. Zodra de persoon voor je staat, gebuikt of kalend, ervaar je weer de spritz die hij altijd al had. Het is hoe dan ook een plezierige kennismaking en de heren schuiven aan, aan een zeer zorgvuldig gedekte tafel. Na de hapjes is dan het tijdstip van de wedstrijd. Van bovenaf ligt de mat er strak geschoren bij. Er zijn geen hekken om het veld en ook de politie is niet zichtbaar aanwezig. Ik mag plaatsnemen op een leren stoel en mijmer over het oude stadion. Het verschil is dat daar het voetbal meer voelbaar was. Je stond dicht op het veld, achter een hek, maar je kon het gras ruiken. Meestal stonden er sigarenrokende ouwe mannetjes voor je neus die kankerden op de hele wereld, het elftal, de trainer, de scheids, en de balletmeisjes in de pauze. Als je een plas ging doen was dat in een openbaar urinoir dat rook alsof er 35 olifanten hadden staan zeiken. Hier is het toilet een toilet, hygienisch verantwoord. Alles is hier verantwoord. Geen steen is aan het toeval overgelaten. De herinnering wordt levend gehouden door een mini museum met gewonnen bekers en historische foto’s. Mijn ouwe schoolmaat Mark stuurt me vanaf de fanside een sms-je. Die fanside maakt het meeste lawaai in het stadion. Ze zingen, schreeuwen, maar het is geen grote groep. Schuin aan de overkant zitten twee of drie fans van de tegenstander uit Venlo, in een verder immens groot en vooral leeg vak. Ze hebben een ontbloot bovenlijf, waarschijnlijk een regionaal Limburgs gebruik. Ik sms Mark terug dat de zalm excellent smaakt. De wedstrijd wordt een grote teleurstelling. Onze ploeg probeert een punt te pushen maar de tegenstander is te slim, te hard en drukt er twee over onze lijn. De referee is gewoon omgekocht, dat is duidelijk. Wel juichen we erg luid om unser Tor en maken gebaren dat de spelers beter kunnen gaan douchen. Na de wedstrijd zitten we dan weer aan de tafel. We laten ons humeur en het mooie samenzijn niet bederven. Als dames op de Libelle week wisselen we dan ook foto’s uit van onze kinderen. Gelukkig hebben we ook echte mannenonderwerpen zoals de diensttijd. Was er nog maar een dienstplicht, want wat kunnen mannen een boom opzetten over hoe wild ze zich misdroegen en wat ze deden om de sergeant te misleiden. Maar we lachen ook om verhalen over de school en om die ene leraar die Hans eruit wilde sturen, terwijl hij nou juist niks had gedaan. Vooral zijn opmerking tegen de bewuste leraar: ‘Ik weiger!’ zal voor altijd in onze hoofden nagalmen. De mensen om ons heen keuvelen zachtjes, nippen van hun glaasje rode wijn. Over het verlies wordt hier niet hardop getreurd. Beschaafd verlaat men het pand. Ook wij verlaten de lobby en nemen afscheid. ‘Ja,’ het was heel leuk elkaar na zo lang weer eens te zien en: ‘Ja, dat doen we nog eens over..’ Het zijn die woorden die eeuwig worden gebezigd door mensen die elkaar heel lang niet hebben gezien, daar zit een universele waarde in waar niet aan te ontkomen valt. En als ik op mijn stalen ros stap, is het stadion donker, zijn de mensen naar huis, zijn de vriendjes naar huis, ben ik een herinnering rijker. Het was mooi, nu nog droog zien thuis te komen.

donderdag 29 november 2012

WervingsBureau YOUNEVERGONNAGETIT zoekt: PAPERCLIP MANAGER (M/V) Wij van bureau YOUNEVERGONNAGETIT zoeken voor onze klant per direct een paperclip manager. In deze backoffice functie zult u dagelijks de aantallen paperclips gaan tellen en sorteren en ’s morgens op de bureaubakjes gaan leggen. ’s Avonds haalt u de paperclips van de bureaus en legt deze in de kluis. De functie eisen: U spreekt vloeiend Quetcha, Arabisch en Noord Koreaans, u beschikt over een brevet vliegen op viermotorige toestellen met meer dan 300 passagiers. Dit is een harde eis. U heeft ruime ervaring met de software pakketten SAP, RAET, ERP,AFAS, RAET en de overige 3000 personeelspakketten die er op de markt zijn. Ook dit is een harde eis. U kent de priemgetallen onder 10000 uit uw hoofd en u kunt dit bewijzen. U woont op exact 326,34 meter van de werklocatie. U beschikt over een 4 liter diesel auto van het merk BMW, een fiets van het merk Kogamiata, een SEGWAY en een PUCH bouwjaar 1966. (mensen met een PUCH uit 1967 hoeven niet te reageren). Uiteraard bent u bereid te verhuizen. U kunt via uw arts een verklaring overleggen dat u binnen nu en drie jaar niet verkouden zult worden. Er zal een test worden afgenomen door een psychiater om te beschouwen of uw brein in orde is. Daarbij zal speciaal gelet worden op de prefrontale cortex. U kent het Belgische belastingrecht door en door en u heeft aantoonbare ervaring met de dagelijkse fiscale praktijk op de Balkan, Turkije en in minimaal 23 staten van de Verenigde Staten. Dit kunt u ook aantonen. Er zal een assessment plaatsvinden waarin gekeken zal worden hoe snel u omgebogen paperclips terugbuigt in de oorspronkelijke positie. Als persoon bent u: sportief, u heeft een zwarte band in de karate of judosport, u doet aan scuba diven en u weet de kneepjes van het kitesurfen. U bent verder uiterst betrouwbaar, degelijk, gezellig, avontuurlijk, innemend, ondernemend, pro actief en pro actief en ook nog pro actief, assertief, integer, doortastend, maakt nimmer een fout, van de tongriem gesneden maar ook introvert, zeer secuur, verzorgd, nauwkeurig, u heeft een hands on mentaliteit, u bent een winner, u ziet altijd groeimogelijkheden, u gaat altijd voor beter en u heeft 15 referenties die dit kunnen bevestigen. De aanstelling vindt plaats voor de duur van 1 uur. Bel voor een intake gesprek met de office manager van BUREAU YOUNEVERGONNAGETIT, mevrouw T.Jeckandhide. Er zal gelet worden op een excellente, overtuigende telefoonstem en uitstekende klantvriendelijkheid. Uiteraard vindt dit gesprek plaats in de Noorse taal en zal exact 3 minuut en 20 seconden duren. Hoewel wij en onze klant alles en 100% van u willen weten, blijft onze klant, uw werkgever, anoniem, echter het gaat hier om een bedrijf in de papierindustrie. Als u na het invullen en verzenden van het formulier binnen 50 seconden niets van ons heeft gehoord, nemen wij verder geen contact met u op. Hierover is geen correspondentie mogelijk. Bij de eerste intake hoort ook een alcoholtest, een Big Five test, een vingerafdruk, een fotoshoot en een id check. Hierbij zal het id document online worden gecheckt bi justitie. Ook een diploma scan hoort hierbij. Tevens wordt u door een detectiepoortje geleid om te kijken of u kunstelementen in uw lichaam heeft. Onze klant wil geen medewerker met metalen in het lichaam daar deze zullen kleven aan de paperclips. Mannen wordt uitdrukkelijk verzocht te reageren daar onze afdeling P0 &O en P & O momenteel uit 47 vrouwen bestaat. Stuurt het formulier online naar: jeckandhide@younevergonnagetitasshole

maandag 22 oktober 2012

IJmuiden, Orionweg 1975

Mijn vader zit aan tafel in zijn blauwe hemd. Hij verdeelt de twee karbonaadjes, wij eten altijd eenvoudig, aardappels met bietjes of rapen of snijbonen en dan met twee stukjes vlees. Zo gaat dat bij ons thuis. Vanavond ga ik weer naar de gymnastiek, bij ons achter is dat. Dan doe we oefeningen en soms een spel, dat vind ik wel leuk. Ik zit ook op muziekles en speel op een blokfluit. Ik oefen vind ik te weinig, maar dat komt omdat ik in een groep zit die niet opschiet. Er zitten kinderen in die geen noot kunnen fluiten en dus zijn we nog steeds in boekje een. Ik zit ook op zwemmen dus ik heb het best druk, dat snap je. Ik mag nu meedoen bij VZV met de pupillen bij het waterpolo. Ik vind zwemmen nu hartstikke leuk. Nou eerst vond ik het maar niks en dan stond ik te klappertanden in een hoekje van het Velser bad, maar toen mocht ik naar een speciaal instructiebad in Zeewijk en werd het weer leuk. O ja die fluit, ik wilde eigenlijk piano spelen, maar dat kan niet in onze flat. Mijn opa heeft een zwarte antieke piano en daar speelt hij af en toe op. Mijn opa heeft grote handen en meestal zit hij achter een groot houten bureau met schroefjes en moertjes van alles te maken. Ik heb dat geloof ik niet van hem, want bij mij in de klas nou als we dan gaan pitrieten of zo dan helpen sommige meisjes mij weleens. Ik heb daar niks mee, pitrieten. Ik help hun dan wel met taal en zinnetjes maken en zo. Of met een opstel, kreeg een vriendje van me een opstel voor straf, dan maakte ik dat voor hem, gewoon omdat ik het leuk vond. De meester dacht dat zijn zus het voor hem gemaakt had, hi hi niet verder vertellen. Mijn vader zit dus aan tafel, de zon schijnt nog en hij vertelt over zijn spannende werk. Vandaag twee auto ongelukken en een mijnheer die met een granaat achterop zijn fiets het terrein van het politiebureau opreed. Mijn vader vertelt ook dat we in het weekend bij iemand gaan kijken voor een ander huis, het is ergens bij de haven. Mijn moeder vindt ook dat we te krap wonen en dat is ook wel zo. Mijn zusje, die drie jaar jonger is, woont op het kleinste kamertje, in een hoogslaper. Ze is er een keer uitgevallen, hoorden we een klap en toen een gil, gelukkig maar want we zagen haar niet, ze was achter het gordijn gerold! Ik heb een iets grotere kamer, maar die kamer daar staat een hele grote kast in met mijn vaders petten en uniformen. Ik heb een bed, met rode ombouw, een schoolbord met barkrukken, een kledingkast, volledig bestickerd, en een boekenkast, meer gaat er niet in. O ja, naast me staat een klein tafeltje met daarop de cavia Snuffelien. Die heb ik van mijn tante gekregen want Snuffelien maakte steeds ruzie met Momfer, een mannetjescavia. Momfer heeft zelfs een stuk uit Snuffeliens oor gehapt. Je ziet, het is een best drukke boel bij ons thuis. Mijn moeder helpt mijn zusje met eten. Die heeft niet veel zin in bietjes. Volgend jaar gaat zij ook naar de grote school. Het is een leuk zusje hoor. Verleden week was ze met een vriendinnetje een beetje stout: toen heeft ze met steentjes, kiezeltjes naar auto’s gegooid. Mijn vader was daar niet blij mee, dat snap je. Vanavond moet haar haar weer worden gewassen. Ze weet dat nog niet, ik zeg maar niets. Mijn vader doet dan eerst zijn broekspijpen omhoog, en neemt haar dan onder zijn arm. Soms wordt ze weleens driftig, dan loopt ze rood aan en dan houdt hij haar hoofd even onder de koude kraan, dat helpt wonderbaarlijk. Mijn zusje is wel lief hoor, maar ze is weleens koppig. Mijn oma heeft gezegd: ‘Met je zoon kan ik beter onderhandelen dan met je dochter..’ Dat zei ze tegen mijn moeder. Ik weet niet wat ze bedoelt met onderhandelen. We hebben gele vla als toetje. Dat hebben we meestal. We mogen er niet mee gooien. Dat geel staat wel mooi bij al dat bruin in onze woonkamer. De wandkast is bruin, de twee banken zijn bruin en het kastje waar de klok op staat is ook zo bruin.Voor het raam hangt bruine gaatjes vitrage. Daar stopte ik mijn vingers in toen ik ziek en benauwd op de bank lag. Ik was zo stik benauwd, mijn keel deed zo zeer, ik kon bijna geen lucht meer halen. Ik weet het nog goed, het was vorig jaar, tegen de kerst. Mijn vader was op zijn werk. Mijn moeder voelde mijn pols en stopte een thermo in mijn achterste. Daar deed ze niet zo moeilijk over. Buiten begon het te sneeuwen. Ik zie die vlokjes nog voorbij drijven. ‘Ik ga de dokter bellen,’zei ze plotseling. Ze stond op en pakte dat zwarte grote ding met die kiesschijf met rondjes. ‘Ja,’ hoorde ik haar zeggen. ‘Hij krijgt gewoon geen lucht meer,’ ze legde neer en toen belde ze mijn opa om de medicijnen te halen, want de dokter kwam niet. Dat vond ik wel raar: waarom kwam de dokter niet als een patiëntje zich zo beroerd voelde? Het behang is met grote blokken versierd en er zit veel rood en geel en bruin in. Mijn moeder heeft de keukenkastjes laatst geel geverfd. Ik weet niet waarom, maar de kleuren worden steeds wilder in ons huis. Bij ons in de flat kennen een heleboel mensen elkaar. Het lijkt wel een dorp, het is echt niet zo dat we hier alleen wonen of zo en niemand zien. We hebben geen contact meer met onze linkerburen die heten van Os. Dat vind ik jammer, die mijnheer van Os rijdt zomers rond met een ijscokar. Ik weet niet waarom ze niet meer praten. Naast ons rechts woont de familie Zoon. Hun dochter Ellen is iets ouder als ik en moet al huiswerk maken. Als ze daarmee bezig is geeft ze klopsignalen op de muur. Ze is een leuke meid en ze hebben een leuk poedeltje dat Sandy heet dat rare beest. Mijn moeder heeft mij naar een school gestuurd die best wel ver weg ligt. De meeste kinderen in deze flat gaan naar de school bij ons achter, dat is de Zeewijkschool. Ik ga naar de Kruisbergschool, maar ik moet wel, een, twee, drie drukke straten oversteken eer ik er ben. Mijn vader doet de televisie aan. Nog steeds zwart wit, jammer hoor, mijn grootouders hebben allemaal al kleur, nou ja, de Fabeltjeskrant is ook wel leuk in zwart wit. Als mijnheer de Uil heeft gezegd: ‘Snaveltjes toe..’ moet ik altijd naar bed, mijn moeder is daar heel streng in. Maar ik heb vaak nog geen slaap dan, dus dan lig ik in bed, tel de lichtrondjes van de vuurtoren, lees een Suske en Wiske onder de dekens, maar val niet in slaap. Dan ga ik uit bed en blijf in de deuropening staan. Mijn moeder zegt dan: ‘Ben je er nou weer, ga slapen!’ En dan ga ik weer en lig te wachten tot de zon ondergaat. Buiten hoor ik nog kinderen spelen op het schoolplein, ik hoor de schotten rammelen in de wind, de hond van de buren blaft. Ik denk aan de school en de meester. Hij heeft een zwarte trui en lang haar en een gitaar. Hij wil dat wij, de jongens, leren breien, maar we krijgen de slappe lach en we staken de strijd. Vandaag wilde hij dat we met behanglijm en kranten een ballon gingen beplakken zodat het een kop wordt. Bij mij is dat een soort piraat geworden. Op school is het gezellig. Ik ben wel klein en mager, maar ik heb daar geen last van. De meisjes zijn ook aardig, maar ik heb daar niet zo veel verstand van. Ze willen altijd spelletjes doen met zoenen en zo en dan wil ik wegrennen, maar dan ben ik vaak te laat en dan moet ik wel zoenen. Ik denk dat ze me leuk vinden omdat ik graag lach, maar ik kan ook zo huilen als de meester streng tegen me doet. Daar kan ik niet zo goed tegen. Dat is niet stoer, maar dat is dan maar zo. Dit jaar gaan we voor het eerst op vakantie naar Frankrijk. We gaan met de auto en we zijn nog nooit zo ver weggeweest. Mijn opa en oma zijn er ook nog nooit geweest. In Frankrijk praten de mensen Frans, zegt mijn vader. Ik weet niet wat dat is en hoe dat klinkt, kun je dan wel praten met iemand? We zien het wel. Nu wil ik gaan slapen, eindelijk..tot morgen allemaal...