maandag 11 maart 2013

Eendjes voeren

Op de brug steekt hij zijn handjes uit. Ik pak de wantjes aan en stop ze onder de kap van de kinderwagen. Ik geef hem een korstje brood. Thuis eet hij nooit een korstje, maar bij de eendjes wil hij wel een korstje. Soms zijn die roteenden niet thuis. Misschien is dan de lokale Chinees langs geweest of Willem Alexander, maar hoe dan ook, ze vertonen zich niet. Thijs accepteert dat niet, hoe ik ook probeer uit te leggen dat eendjes ook recht op 25 vakantiedagen hebben. ‘Wil je straks een lekker broodje met pindakaas?’ slijm ik dan, terwijl ik zijn tranen afveeg. ‘Ta ta,’ snikt hij. Maar vandaag zijn ze er gelukkig wel.Terwijl ik buk om de zak oud brood te pakken hoor ik het gevogelte al aan komen snateren. Thijs krijst omdat er een stalen eend over gaat. Ik probeer de stukjes brood zo te werpen dat ze in het snaveltje van de drijfsijs terechtkomen en niet in de muil van de bende huftermeeuwen. Maar vlak de mannetjes eenden ook niet uit, die in het dure pak. Machismo. Zo’n bruin vrouwtje wordt naar de modder geduwd. Thijs maakt het niet uit. Hij zit tevreden in zijn wagentje op het taaie volkoren te knagen en lacht naar een mevrouw die naar hem lacht. De womanizer. Ik schud de zak uit en de veren vliegen over het wateroppervlak. We draaien om en ik trek de wantjes weer aan. Veeg de kruimels uit de door oma gebreide sjaal. Ik duw mijn seun in de richting van de winkels. We stoppen. Daar staat een grote vrachtauto van de supermarkt en het kereltje veert zowat omhoog uit zijn wagen. ‘Die!’ roept hij. Geduldig wachten we tot de laadklep arbovriendelijk op de bodem is gezakt. ‘Kom Thijs,’ zeg ik. ‘We gaan boodschapjes doen.’ We komen langs de bloemenman waar we altijd stil blijven staan bij de roze-koop- een bloemetje- vlag en de zwarte laat- een bloemetje- bezorgen-vlag. Die moeten apart aan een schouw worden onderworpen. Okee, ze hangen er goed bij. We groeten de fleurist en dan ontdek ik dat de kleine man zijn handschoentje kwijt is. Verdulleme, grietjansammernappels, potjandoosje, en wat een leed. We gaan dezelfde weg terug en ja hoor: daar tussen het gemeentegroen naast de parkeerplaats ligt het wantje. Henk, de lievelingspop die vastgeklemd zit bovenop de wagen, mag hij van mij niet vasthouden, o nee, komt niks van in, want als hij Buzz uit Toystory kwijtraakt is ereen amber alert nodig om hem tot bedaren te brengen. Eindelijk zijn we dan bij de grijp- je- rijk- grutter. Daar nog even het spandoek aanraken, waarachter de jeugd bedelt om mini’s en dan de winkel door. Eerst het brood, want hij wil graag helpen. ‘Wil jij het brood vasthouden?’ vraag ik. ‘Ta ta!’ roept hij. Dat is Thijs voor: ‘Ja, graag!’ We snellen de winkel door en de berg boodschappen op zijn schoot wordt steeds hoger. Een stuk kaas, een pak melk, een doosje vega vlees en een pak pampers. Hij kan er niet meer over heen kijken. Als we buiten zijn mag hij lopen. ‘Kom maar uit de wagen.’ Ik geef hem een vaderlijke hug en zet hem neer. Het mannetje gaat er snel van door en inspecteert vanaf daar de 25 waterputten tot aan ons huis. Ik leg hem uit dat daarin geen eendjes wonen. En als ze er wonen zijn het hele domme eendjes.

vrijdag 8 maart 2013

Het verzorgingshuis moet dicht

De regeringscoaltie VVD-PVDA heeft besloten dat 800 verzorgingshuizen in de toekomst hun deuren moeten sluiten. Wij zochten voor u uit wat dit voor consequenties dit voor de ouderenzorg kan hebben. Aan de deur van het verzorgingshuis hangt een briefje: ‘we benne gesloten’. Op het parkeerpleintje is het een drukte van belang van rollators en zoemende scooters. Sinds gisteren staan de ouderen op straat. Het hing al een tijdje in de lucht, wisten ze. En maandagmorgen werd er door de directie, in het zaaltje waar ze meestal klaverjassen, een bijeenkomst gehouden. Eerst sprak er een mijnheer met een Mickey Mouse stropdas. Deze man hield een moeilijk verhaal met daarin woorden als: het 7 s model, upscalen, top down benadering, levellen, niemand begreep er iets van. Sommigen zetten zelfs hun gehoorsysteem uit. Daarna kwam de directeur. Met een snik in zijn stem kondigde hij aan dat het over was met het verzorgen van ouderen. Zo was hem medegedeeld door een ambtenaar uit Den Haag. Die ambtenaar had gezegd: ‘De tijd van pappen en nat houden is voorbij, ouderen moeten zichzelf leren redden..’ Na de speech was ereen afscheidslunch. Voor de laatste maal mocht men de maaltijd samen gebruiken. Het huis had gekozen voor een simpele broodmand met een glaasje melk. Het beleg ontbrak. Ook het bestek was al verkocht aan een glibberige zilverhandelaar. Een oudere gelovige, met een bevende stem nam het woord. “Hoewel wij hier niet langer welkom zijn in deze herberg, zal de Here ons leiden naar grazige weiden.” Toen sloegen allen een kruisje en begaf men zich naar de uitgang. Daar stond al een aannemer de pui op te meten. Hij had een klusje voor een nieuwe Etos, zo zei hij. Het huis bood daartoe een prima gelegenheid. Hij kwam ook het pand verzegelen. Toen brak er paniek uit. Er zou een heer zich verstopt hebben op de toiletten. Dit bleek niet het geval. De verstekeling was op de kast gaan liggen, maar werd toch in de kraag gevat. Op die kast bleek eveneens het geraamte te liggen van een reeds lang verdwenen activiteitenbegeleidster. In het aquarium van de dwarsligger vond men twee valse gebitten, deze werden voor de zekerheid meegenomen, hoewel de eigenaars onbekend waren. Toen begon de uittocht, niet nadat er lang gezocht was door de directeur naar de toegangssleutel. Deze bleek ingeslikt te zijn door de heer Jaarsma. Nadat een reserve sleutel voorgoed de deuren dichtgedaan had, kon de exodus der bejaarde medemens beginnen. Eerst wandelde men zonder naar links of naar rechts te kijken de straat over, waarbij diverse slachtoffers vielen. De stoet, een optocht van zeker 800 bewoners, trof een andere stoet ontheemden, uit een ander verzorgingsoord, en zo trokken zij verder naar het beloofde land. Het werden er meer en meer. Zij waren niet meer te stoppen, plasten in plantsoenen en voortuinen, tegen gevels en broekspijpen. Zij blokkeerden met hun rollatoren snelwegen en winkelcentra. Zij namen mee wat zij onderweg vonden: tassen, portemonnees, fietsen, loslopende honden, een paar stoute kinderen en zelfs een papegaai die op een stokje voor een dierenwinkel zat. Omdat de optocht der zorgbehoevenden niet meer te stoppen viel, besloot de regering Rutte deze mensen een boot aan te bieden. Zij kenden een man die een tweede Ark van Noah zelf had getimmerd en deze moest zijn schuit inleveren. Hierop werden de ouderen gehuisvest en op kosten van de staat met behulp van een sleepboot naar de middellandse zee gesleept. Daar genieten zij nu, van ons belastinggeld, van het zonnetje. Vragen van kritischeTweede Kamer leden, dat hierdoor de beoogde bezuinigingen ongedaan zijn gemaakt, werden door de voorzitter der Staten Generaal driftig weggehamerd. ‘ Zij moeten daar nu wel voor zichzelf zorgen,’ luidde het verweer. Anonieme bronnen melden dat Sint Nicolaas, gevestigd in het naburige Madrid, hen wil sponsoren.

maandag 4 maart 2013

In gesprek met Jelle Bouwhuis (54), romanticus in Alkmaar-Noord: ‘Ik benader de wereld met gevoel’

In gesprek met Jelle Bouwhuis (54), romanticus in Alkmaar-Noord: ‘Ik benader de wereld met gevoel’ Jelle Bouwhuis (54) is beeldend kunstenaar en woont in een ruim appartement in het noorden van Alkmaar. Daar maakt hij tekeningen van zelfbedachte steden en werkt hij bescheiden aan een imposant oeuvre. Een winderige maandagavond. Een donker trappetje op, een duister trappetje af. De kunstenaar doet open. Even lijkt hij vergeten te zijn dat we een afspraak hebben. Op tafel een pan met daarin dampende spaghetti en daarover heen galmt PJ Harvey, zangeres met een stevig opstandig geluid. De muur rechts van me is verdwenen achter boeken over de Alpen, Hongaarse Volkskunst en diverse zeevolken. Aan een oude synthesizer, een Perzisch vloerkleed en een lamp van sleutelhangerpoppetjes –ik herken de dikke dompteur uit Pipo de Clown- kleven verhalen, maar ik heb maar een uurtje om het gesprek te voeren. Ik zal streng moeten zijn. Speurtocht op de spoordijk ‘Maakte je als kind ook al tekeningen?’ De openingszet, een saaie vraag, maar noodzakelijk om niet in het romantische moeras te zakken. ‘Ja,’ antwoordt hij opgetogen en duikt in de kast recht voor me, die doorbuigt van het gewicht aan schetsboeken. Maar daarin vindt hij niet de prilste werken. Daarvoor moet hij naar beneden. Ik zie hem een trap afdalen en hoor gestommel. De multomap ligt snel op tafel en de eerste tekening die ik zie is die van een paard. ‘Een paard,’ zucht hij. ‘Ik ben niet zo sterk in paarden tekenen. Deze is wel humoristisch. Dat heb ik altijd wel graag gedaan, humor in mijn tekeningen stoppen.’ Hij maakt een gebaar naar de thee die hij zet en vertelt over zijn jeugd. Een gezin met drie kinderen, krap gehuisvest in de Celebesstraat van Amsterdam op driehoog. ‘Met een uitzicht over de hele stad en over de gashouders, dat was prachtig.’ Er glijdt een weemoedige blik over zijn gezicht een mix is van intellect en vriendelijkheid. Ik moet denken aan de trekken van Godfried Bomans al was die beslist minder bescheiden. ‘Van mijn vader kreeg ik boeken over de natuur, over dieren. Die tekende ik na.’ Naast het tekenen was hij een gewone Amsterdamse jongen met een gevoelig, verlegen karakter dat hem op school weleens dwarszat, maar niet bij het verkennen van de spoordijk met Evert, zijn boezemvriend, de zoon van de melkboer uit de Spilbergenstraat. Op die dijk gingen zij op ontdekkingstocht en bouwden een hut van gestapelde melkkratten. Op school was hij niet overal geweldig in, maar biologie was zijn ding. De beste van iedereen. Biologie versus bouwkunde Hoe grillig het leven kan zijn wordt bewezen door het feit dat de beste biologie student koos voor een studie in bouwkunde. ‘Ik zag het als een middel,’ verklaart hij. “Een middel om een artistieke architect te worden.’ Want tijdens een uitje naar het Stedelijk Museum van Amsterdam was zijn liefde voor de moderne kunst ontloken. ‘Daar zag ik een werk van Daniel Spoerri en die had in een restaurant een tafel van twee gasten opgekocht plus het servieswerk en de afgekloven botjes. Hij liet het ding conserveren... prachtig vond ik dat..de kunstenaar in mij ontwaakte..’ Terwijl mijn ogen over de andere muur dwalen, waaraan diverse schilderwerken naast elkaar en door elkaar hangen, hoor ik mezelf mompelen: ‘Je wilde kunstenaar worden...dan had een studie aan een Rijksacademie of Rietveld meer voor de hand gelegen..’ ‘Ja,’ beaamt hij. ‘Maar ik zag op tegen het leven van een kunstenaar, dacht dat die allemaal in de goot lagen of zo, daarom leek architect me wel wat. Je bouwt iets bijzonders en je hoeft geen honger of armoede te lijden..’ We kijken naar een Bouwhuis uit de tijd van de bouwacademie. Een zeer gedetailleerde tekening van een zelfbedachte stad op een fantasy planeet. Een wonder van geduld en studie. ‘Ik maakte series van deze plattegronden en bedacht er later verhalen bij die ik ook weer tekende.’ In een winters landschap staat een vrouwtje bij een donker bos. Aan de linkerkant van de tekening is een groot paleis gemaakt, waaruit schaars licht door de vensters valt. Het is een prachtige prent, ik kan niet anders zeggen. Het heeft ondanks de suspense ook een vriendelijk, dromerig karakter alsof het is gemaakt voor een spannend kinderboek. Ik hoop niet dat ik de kunstenaar hiermee beledig, het is mijn mening slechts. Sensitiviteit ‘Het was moeilijk op de Rietveld te komen,’ zucht hij. ‘Ik tekende namelijk het liefst dieren, steden en landschappen, maar voor de toelating moest ik ook portret kunnen tekenen en dat kon ik nog niet goed genoeg. Een jaar heb ik gezwoegd, tot het goed genoeg was en ik werd toegelaten.’ Mijn blik glijdt over een boek over het oude Rome. Hier spreekt een erudiet mens. Ik zou hier ook een vraag over willen stellen, maar de tijd is te kostbaar, we moeten verder in een tempo dat niet bij deze man past. ‘Hoe was dat dan op die academie?’ begin ik voorzichtig. ‘De meesten hadden een carrière in hun hoofd, dat vond ik zelf niet zo belangrijk, mij ging het puur om de kunst. Later werd ik bevriend met twee kunstenaars, die mijn sensitiviteit herkenden. Niet alle artiesten zijn even gevoelig.’ Is hij teleurgesteld? Dat ontkent hij, heeft een leuke, waardevolle tijd gehad, maar het was wel zwaar naast zijn baan bij Rijksgebouwendienst. ‘Wil je nog een thee of iets anders?’ Hij zet een eigenaardig muziekje op dat uit Afghanistan afkomstig blijkt te zijn. Het geeft wel een bijzondere sfeer en warmte. Tekening of schilderij? Naast de boeken hangen zijn prenten maar dan op uitvergroot formaat. We zien een landschap in felle kleuren. ‘Tijdens mijn studie aan de Rietveld academie, vijfentwintig jaar geleden, ontdekte ik, tijdens een excursie naar Texel, het tekenen met krijt. Met vetkrijt maak ik een tekening op romanpapier in een dummyboek. Dat is gemakkelijk in je tas te stoppen. Ik ga dan ergens zitten, in de duinen of zo en schets.’ Ik kijk lang naar de poster en merk op dat ik het eigenlijk geen tekening vind, maar een schilderij. Een schilderij met krijt gemaakt op A4 formaat. ‘Voor mij is het een tekening, maar wel een schilderachtige tekening.’ ‘Ik ben geen schilder, ik maak alles op klein formaat.’ Het karakter wijkt wel af van de uiterst complexe stedentekeningen. Hij beoefent nog steeds de twee genres en het levendige van de krijttekeningen heeft een positieve invloed op het precieze werk, dat tegenwoordig minder statisch is. Zijn grote voorbeeld is Charlotte Salomon, een kunstenares die in de jaren dertig van de vorige eeuw gedreven en dynamische tekeningen maakte. Die dynamiek sprak hem zeer aan, net zoals de werken van Van Gogh. De rode draad Ik sta op, schud mijn hand uit tegen de kramp van het schrijven en recht mijn rug. ‘Ik weet even voldoende.’ Dat is een understatement, het zal een hele tour worden om uit de verhalen de essentie, de rode draad te vissen en daar een aantrekkelijk verhaal van te maken. In mijn hoofd som ik op: een gevoelig mens, iemand die altijd op zoek is naar mooie locaties, bijzondere muziek, die vast wil leggen. Hij raadt mijn gedachten en zegt omfloerst: ‘Ik benader de wereld met gevoel..’ Ik knik en schrijf dat nog snel even op. Ik vind mezelf dan ook een vreemde eend in de kunstenbijt.’ Hij maakt een verontschuldigend gebaar met zijn lange armen. Hij is niet echt bekend geworden, maar dat zegt niet zoveel. Talloze artiesten maken hun werken in volslagen anonimiteit, vaak zijn ze te gevoelig, soms hebben ze geen bewustzijn voor publiciteit. ‘Ik ga een mooi verhaal maken,’ zeg ik dapper en knoop mijn sjaal om. Ik zou graag zien dat deze man een tentoonstelling van zijn werken zou maken, dat zou mij veel plezier doen. Maar ik kan niemand dwingen en dat is maar goed ook. ‘Prettige avond!’ roept hij mij nog na. Ik ga morgen naar die Alkmaarder Hout ,ga het met andere ogen kijken en met gevoel benaderen. Ik sta alleen te rommelen bij mijn fiets en merk ineens veel meer van het beton om mij heen. Soms is het beter de zaken rationeel te laten en zo hard mogelijk weg te trappen in het donker. Informatie van de auteur over Charlotte Salomon: Charlotte Salomon werd geboren op 16 april 1917. Zij was joods en maakte ongeveer 1300 schilderijen over haar eigen leven. Een deel van die schilderijen zijn te zien in het joods historisch museum van Amsterdam. Charlotte Salomon kwam in oktober 1943 om het leven in het concentratiekamp Auschwitz.

donderdag 28 februari 2013

De Smederij- opening van het buurtcentrum de Smederij hoek Druivenlaan Snaarmanslaan in de Spoorbuurt van Alkmaar, zaterdag 16 februari 2013

Een aantal bewoners van de spoorbuurt hebben het idee opgepakt om zelf een buurtcentrum te ontwikkelen. In dit buurtcentrum kan worden gegeten, geklaverjast en gepraat om de sociale contacten in de wijk te stimuleren. In een oud pand op de hoek van de snaarmanslaan druivenlaan is nu het nieuwe centrum geopend en het is klein maar fijn. Het centrum heet Smederij omdat er ooit een smidse in heeft gezeten. Na een startsubsidie van de gemeente is het de bedoeling dat het centrum op eigen kracht verder gaat. Het vuur van de Smederij Hier heeft de smid met slagen het ijzer gesmeed toen het nog heet was. Hier werden de paardenhoeven beklonken. Het is een klein, oud pand op de hoek van de Druivenlaan en de Snaarmanslaan en alleen de naam Smederij herinnert nog aan de vonk van het verleden. Buiten wappert een fris gestreken stadsvlag en binnen staat een gezelschap een toastje met smakelijke zalm te gebruiken bij de geboorte van het buurtcentrum. De wanden maisgeel, de inventaris bij elkaar genetwerkt, het toverwoord van deze tijd. Tafels, stoelen, de wandkast met spelletjes, het heeft allemaal een retro gevoel. Het centrum had evengoed zo hier in de jaren vijftig van de vorige eeuw kunnen staan. Je kunt hier ook eten tegen een bescheiden vergoeding, maar neem van mij aan dat het zal smaken, ik ken de kok, die levert geen half werk. Het is hier klein, maar wel warm. Terwijl ik haastig opzij spring omdat iemand een pak met jus d’orange over de vloer mikt, moet ik denken aan de megastallen van het buurthuiswerk: de multifunctionele ruimtes. Oneindig groot, met brommerig personeel en veel tochtige anonimiteit. De Smederij is dan ook een overwinning op de kilheid van technocratische besluitvorming, een eigen initiatief, uit het hart. Maar net zoals de smid vroeger geen cent subsidie kreeg voor zijn helse werk moet ook de nieuwe loot aan de welzijnsstam zichzelf zien te redden. Alles, de huur, het licht, de verwarming, dienen uit de eigen broekzak te komen. Op tafel, naast de bloemen met de gelukwensen staat een historische collectebus waarin men zijn bijdrage kan laten glijden. De gemeente heeft een startsubsidie verstrekt en dus moet die bus nu zelf verder gevuld worden. Ik herinner me de eerste zin van het boek de scheepsjongens van Bontekoe. Daarin zegt de smid tegen Hajo: ‘Satanse jongen, hou die bout vast!’ Maar Hajo wil niet in de smederij, hij wil naar zee. Alles beter als die smederij. Gelukkig zijn de tijden veranderd, maar het is nu ook hard op het aambeeld slaan om de toekomst van dit buurtcentrum te verankeren. Ik vertrouw op een behouden vaart, omdat deze initiatiefnemers in hun leven de nodige stormen hebben doorstaan. Bij het afscheid nemen merk ik dat mijn schoen kleeft aan de vloer. Ik ga ervan uit dat het een teken van boven is, dat ze voor altijd zullen blijven plakken.

woensdag 27 februari 2013

Bij de Tentoonstelling over de Italiaanse kunstenaar Rafaël in het Haarlemse Teylersmuseum, januari 2013

In de 15e eeuw bloeide de Italiaanse schilderkunst als nooit tevoren. De bekendste uit die tijd zijn: Michelangelo, Leonardo da Vinci en Rafaël. Zij schilderden in de renaissance stijl, dat wil zeggen een stijl die gebaseerd was op de klassieke oudheid. In Haarlem werden in de 18e eeuw tekeningen gekocht, ontwerpschetsen van Rafael die hij gebruikte om zijn schilderijen te maken. Rafaël werd beroemd met enorme muurschilderingen voornamelijk in de vertrekken van de paus. Die ontwerpschetsen vormden het hart van de tentoonstelling aangevuld met schetsen uit andere musea. Twee schilderijen, madonna met kind en het portret van een koopman en reproducties van de wand - en plafondschilderingen maakten de expositie bijzonder boeiend. Ik had lang de tijd om na te denken, want ik stond in een rij voor de ingang van het Teylers museum die vanaf Haarlem voerde naar Leiden. Eenmaal binnen zagen we vele studies, tekeningen van de Italiaanse meester. Wat zou Rafaël gedacht hebben van deze tentoonstelling? Want deze prenten waren geen etsen voor de verkoop, maar producten om uiteindelijk een schilderij mee te maken. Wilde hij wel dat er nog naar gekeken zou worden? En wat zou hij denken van de discussie tussen geleerden of een tekening wel of niet van hem was? Ik denk dat hij af en toe ook niet zou weten of iets van hem was, want hij maakte in zijn korte leven duizenden en duizenden tekeningen. We keken dus naar halffabrikaten en ik moet zeggen dat het me beviel. Het beviel me soms zelfs meer dan naar een schilderij te kijken. Waarom? Omdat er een grote spontaniteit in de tekeningen zit, die ik wel een beetje mis in de schilderingen. Ook kun je in ‘the making of’ goed zien dat Rafaël niet alleen een genie, een god of wat dan ook was, maar een artiest die iets doorkraste, een andere keuze maakte, kortom: een echt mens. Dat stoorde me wel in deze expositie en in het bijbehorende boek: de man wordt zo ongeveer aangezien voor de engelen uit zijn eigen werk: onaantastbaar, en ook als mens, sociaal, intelligent, en een voortreffelijk atelierdirecteur. Wat is er eigenlijk bekend over hem? Ik heb weinig over hem kunnen lezen. Hoe stond hij tegenover zijn opdrachtgevers,de paus en andere zeer rijke mensen? Waarschijnlijk had hij als kunstenaar niet heel veel te vertellen. Wij maken dan wel een god of een held van hem, maar voor de paus was hij slechts een begaafde artiest en die moest zo snel mogelijk zijn Stanza, zijn kamer, schilderen. Voor zo’n religieuze kerkvorst was een kunstenaar gelijk aan het keukenpersoneel. De kunstenaar kon alleen het vege lijf redden door als een bezetene te studeren en studies te maken. Dat er zovelen over zijn zegt wel iets over de bedoelingen van de meester: hij kon deze nogmaals elders gebruiken. Er zijn ook vele tekeningen niet van Rafaël, wat ook wel weer logisch is: hij werd leider van een firma in muurschilderingen, een beetje te vergelijken met Walt Disney en veel van zijn tijd ging dan ook op aan overleg met de opdrachtgevers en het controleren van het werkproces. Hij moest dingen uit handen gaan geven. De projecten waren mega groot. Wij hebben, als we naar kunstenaars voor de 19e eeuw kijken, teveel een romantische bril op onze neus. De vrije wil was beperkt, het ik was geen begrip, men kreeg een opdracht en deed wat de klant wilde. Rafaël maakte vele tekeningen, maar hij had liever niet dat men naar de tekeningen keek, dat zou mensen op de gedachte kunnen brengen dat hij niet de schilder was.. Een expositie met alleen zijn tekeningen houden is dan ook absurd, daar horen ook schilderijen bij, maar die waren er nauwelijks. Voor het kleine museum zou dat ook niet kunnen. Maar zoals ik al zei: de tekeningen zijn prachtig. Nu nog een kortere rij voor de ingang.

donderdag 21 februari 2013

Crisistaal

De crisis levert nieuwe woorden op. In een supermarkt vond ik het woord 'onzuinig'. Dat is interessante nieuwvorming naast het al bestaande 'niet zuinig'. Het laatste bestaat uit een bijwoord en een zelfstandig naamwoord en het nieuwe woord is een samensmelting zo lijkt het. Het wordt opgenomen als naamwoordelijk deel binnen een naamwoordelijk gezegde. Dus: 'dat is onzuinig..' Door deze constructie klinkt het anders een beetje afhankelijk van de intonatie, maar de betekenis is anders dan die van 'niet zuinig'. Het betekent nu: het gedrag van een consument is op een bepaalde manier niet verantwoord. Er was kennelijk behoefte aan zo'n woord, anders was het niet ontstaan. Kun je ook: 'jij bent onzuinig!' zeggen? Als iemand dit ergens hoort moet hij het maar even aan me doorgeven. Ik ben tevens geinteresseerd in andere nieuwe (crisis) uitingen.

dinsdag 25 december 2012

Bergense Kunsttiendaagse 24-10-2012

De Pilaren, de kroeg met de bruine houten balken naast de kerk in het kunstenaarsdorp Bergen, is een drukke uitspanning. Naast me, aan de grote tafel, zit de bekende Friese advocaat Anker. Hij maakt een opgetogen, opgewekte indruk en nipt vrolijk van zijn jonge jenever. Hij jubelt dat hij geniet van alle kunst en dat hij er jaarlijks de tijd voor neemt. Hij heeft dan een logies in een plaatselijke herberg. Er verschijnt ook een dame met een elitaire uitstraling in haar kleding en houding die hem kennelijk vergezelt op zijn tocht door het dorp dat een week lang volgestort is met beelden en schilderijen. Ga een kapsalon binnen en je hebt kans dat je schilderwerken aantreft boven de spiegel en ook bij de slager kunnen objecten u aanstaren van naast de worsten. Het lijkt op een uit de hand gelopen geintje.En in deze overvloed is het vrijwel ondoenlijk de namen van de kunstenaars te onthouden. Het helpt wel met hen in gesprek te gaan. Ditta Engel, een ontspannen en zelfverzekerd ogende dame, ik schat haar tegen de 60, maakt herkenbare beelden met een gevoelige inslag. Ze staan door de hele tuin en als je er langs loopt vertellen ze zelf hun verhaal. Haar partner bewerkt ondertussen de folders met een zwarte stift. ‘We wijzigen de openingstijden,’ verklaart hij. ‘Maar het is zonde om dan de folders weg te gooien.’ Ook hier is de crisis in het bewustzijn doorgedrongen. ‘We hebben in Nederland weinig geschiedenis met vrije beelden,’ zegt Ditta op academische toon. Een groot verschil met de kunstenaar die ik eerst sprak en die niet bij de kunstroute bleek te horen. Zijn naam was Paul Kok en hij maakt onderwaterschilderingen met een mystieke inslag. Maar hij vertelde er gepassioneerd over. Het voelde na zijn abstracte periode als een bevrijding herkenbare beelden te gaan maken. Ik was wel even verbaasd toen ik dat hoorde. De abstractie was toch bedoeld als bevrijding? De vraag die me bij het zien van deze tsunami aan kunst blijft achtervolgen is waarom er zoveel mensen op afkomen. In een gemiddelde galerie kun je een donderbus afschieten en je raakt dan alleen de obligate halogeen spotjes. Maar ik denk dat ik het antwoord weet. Het is de massaliteit waarin je zonder gezichtsverlies in de vijver van de kunst kunt gluren. In deze horde ben je een onbekende en daarmee kom ik op het volgende punt. Kennelijk hangt er toch nog een sfeer van schaamte om de kunstliefhebberij heen. Je komt er net zo min voor uit als wanneer je het doet met iemand of hoe vaak je op een dag moet poepen. Natuurlijk is het ook de gezelligheid van dit dorpje waarin je elkaar altijd wel weer tegen moet komen en daarmee spreek ik natuurlijk mijn eigen theorie tegen. Maar goed, wie zijn dan die bezoekers? Het zijn de betere beurzen, maar wel die met een hang naar Hollands, naar wat je kunt begrijpen. In dit art gebeuren geen abstracte wildwest taferelen, geen naakte kunstenaars die van de ruinetoren springen. Een landschapje hier, een portretje daar, veel menselijkheid en kom-nou –eindelijk- eens – wat-kopen- kunst. De enige uitzondering stond naast het staminee van de golfclub. Hier trof ik in de openlucht een kekke omgekeerde bloempot, op een stam van waaibomenhout. Het geheel zo’n twee meter hoog. Gelukkig dus nog wat vervreemding, voor de echte kunstliefhebber. In het dorp gaat het leven ondanks alle gekte gewoon verder. In de kroeg tapt men het bier, de bakker verkoopt een brood, de slager snijdt de ham. Hoeveel kunst er verkocht wordt, zij weten het niet en ze willen het ook niet weten. Zij begrijpen niet dat iemand een schilderij koopt, want hoeveel broden, worsten en koekjes kun je daar niet van nemen? Tsss..zoveel geld voor een stukje linnen met verf. En ik weet eerlijk gezegd ook niet hoeveel kunst er verkocht is. Hier en daar zie je rechts naast het object een rode stip wat zoveel zeggen wil als: ik ben verkocht. En geen enkele kunstenaar is verplicht om aan de organisatie te vertellen hoeveel hij heeft omgezet. Op het plein, naast de restanten van de kerk, is een paviljoen neergezet, kennelijk om de speciale aandacht te vestigen. Binnen blijkt, als je kritisch kijkt, dat er een slordige presentatie is van de tentoongestelde werken. Het is een donkere, sombere dag en omdat er geen ramen in het paviljoen zitten heeft men lampjes boven de doeken gehangen, maar die werpen vervelende schaduwen over de verf. Schilderijen hangen aan weerskanten en in het midden staat een rijtje bronzen beelden, maar door deze sandwich opstelling vallen die beelden helemaal niet op. Nee, dit is niet goed gedaan. Laat dat paviljoen de volgende keer maar zitten, ik weet niet wie dat heeft bedacht. Het werk van Pauline Bakker verdient een betere plaats. Mijn tocht eindigt in een aardig huisje onder het lover, waarin een mevrouw schilderijen maakt van het bos. Aan de muur hangen werken met meertjes, bomen en doorkijkjes. De kunstenares is zelf niet thuis, er zit een onbekende man naast die werk exposeert in de tuin, beelden. Omdat zij niet thuus is, vertelt hij een verhaal over zijn objecten. Het zijn ballerina’s met vogelhoofden. Vergeef me dat ik de namen van de kunstenaars niet meer weet, door de ongebreidelde hoeveelheid duizelt het me. Ik heb derhalve op de website gekeken en daarop staan op maar liefst 37 bladzijden deelnemers. Ik heb de tijd niet die allemaal door te nemen. Dus wat ik u adviseer: pak de fiets en slinger eens buiten de tiendaagse door het kakkineuze dorpje. Kijk rond, stap een atelier binnen, of een galerie en begin een praatje. Of bezoek het Kranenburg museum en sla dan niet de prachtige beeldentuin over. Daar hangen ook foto’s van Charley Toorop en haar woning. Die woning kunt u nog steeds in het dorp vinden. Charley had haar atelier boven en zij placht te schilderen terwijl een pianist haar entertainde, zoals wij een ceedeetje opzetten. Nee, mijn werk is niet te zien geweest tijdens de tiendaagse en dat komt omdat je een plek moet hebben die gedurende die tien dagen te bezichtigen is. Wie weet er nog een plek voor me? Een koeienstal mag ook, zolang het maar op Bergens grondgebied is.