zaterdag 20 juli 2013

Rietveld academie eindexamententoonstelling

De man springt door het bos als een kabouter. Hij heeft een bijl in zijn hand en we zien hem koddig wegspringen. Het is een video opname van een eindexamenkandidaat. In deze donkere ruimte is hij niet. Overal floepen en flappen hier video’s, de expo is een grote filmtentoonstelling. Aan de muren geen schilderijen, bah, saai en futloos, niet exciting. De makers van de korte, meestal vage rolprenten, komen van overal vandaan en meestal niet meer uit Nederland. Ze hangen op de enorme trappen en voeren een drama stuk op, een misdaad, een meisje wordt naar beneden gesleurd. Op de lange gangen, die wat betreft lengte kunnen sparren met een ziekenhuisgang, staan hier en daar bloemen in een emmer, voor een geslaagde. Lachende gezichten, zomerjurkjes, keurig gekapt, een bijenkorf vol jonge dames. Gerrit’s academie is gefeminiseerd toen de mannen afhaakten door economische malaise en het verliezen van een status als kunstenaar. Rechts Nederland en de rechtse rest van de wereld besloot dat kunst vies was, een plaag, een linkse hobbie, en het resultaat is goed zichtbaar: tegen zulke praat is geen man bestand. Een middag hier doorbrengen is geen straf. Elke zaal brengt je wel een verrassing van fantasie en kleur. Een stellage, een nagebouwde iglo met een neon lamp. Alles is mogelijk, zolang het maar een idee heeft, conceptueel, noemt men dat in de rivierenbuurt. Iedereen is ook even aardig en voorkomend en de broodjes in het restaurant smaken goed. Buiten schijnt de zon over de Schinkel. Ik kijk naar een reuze skippybal die aan het plafond hangt en ik besef ineens dat de tijd verstreken is, want nergens in dit kunstbolwerk vind ik een statement uit politieke overwegingen, ieder meisje kleurt keurig binnen de lijntjes. Ik mis de durf, de dwarsigheid, de zalen die men nauwelijks durft te betreden vanwege de haakse gedachte die er op de vers geurende verf is gekalkt. Juist nu zou je van een artiest, een jong artiest, een stem mogen verwachten. Een stem tegen eenheidsworst, tegen de wurggreep van de commercie. Zij springen niet als een gekke kabouter door het bos, maar maken hun werk bij vol bewustzijn en in overweging van een eventuele plek in een galerie. Het is duidelijk dat economische overwegingen zwaar tellen, maar is dat een juiste gedachte, want de kunstmarkt is al verzadigd en een vroege adaptie schept een grote groep kunstenaars die niet meer individueel opvalt. Dames, pak die bijl en hak die duffe art boom eens lekker om! Eindexamententoonstelling Rietveld academie Amsterdam 4 juli 2013

Inge Nicole neemt grote vlucht met Tranen van de Zeegans

Recensie van Inge Nicole De tranen van de Zeegans (2011) Met enige moeite kon ik van de lokale bibliotheek De tranen van de zeegans lenen. Het is niet zo’n dik boek, een bladzijde of honderd en daarin draait het om Aleida, een meisje uit de 19e eeuw, dat in vis handelt en op een dag in contact komt met een sinjeur die haar een gouden toekomst belooft. Natuurlijk weten wij als lezer dat zij na deze ontmoeting in moeilijkheden gaat geraken, omdat ze de man gelooft. De onverwachte wending die het verhaal daarna neemt, zij begint als slavin te houden van haar meester en andersom, hield mij sterk aan het verhaal verbonden. Van deze Aleida ga je houden, omdat ze ondanks haar slachtofferrol, ook actief acteert om het vege lijf te redden. Zo snijdt zij bij een bezoek aan een duistere Chinees, de kop af van een schildpad, om het lijden van het gemartelde dier te bekorten. Inge Nicole weet deze Aleida voldoende bravoure in te blazen om haar niet als een naturalistisch figuur zoals Eline Vere te laten eindigen, want het slot is weliswaar dramatisch, maar er is hoop, omdat Aleida het bordeel gaat leiden en haar lot in eigen handen neemt. Naar mijn idee heeft de schrijfster met dit boek weer een vlucht genomen in de richting van een groot schrijverschap. De poëzie is in dit werk meer ondertoon geworden dan plastisch element en ligt besloten in de point of view. De zeegans is een metafoor voor het uitvliegen, misschien ook wel voor Nicole’s eigen schrijverschap. Binnenkort verschijnt haar nieuwste boek. Zal ze dan weer verder stijgen? Sjoerd van Berkel juli 2013 Inge Nicole de tranen van de zeegans uitgeverij in de knipscheer 2011

zaterdag 22 juni 2013

DAC Alkmaar-Noord, een optreden van de FruitCompagnie op 22 juni 2013

Zakken, tassen met elektronica. Een complete winkel aan snoeren en stekkers. Een hoog bejaarde Korg synthesizer met allemaal knoppen en gaatjes. De begeleidster van de jongeren kijkt er met enige verbazing naar. Ze is klein, donker en heeft een kleurige broek aan, uit een oosters deel van de wereld. Jelle staat daar midden in en begint met het bouwplan van dit circus. Ik sluit de microfoons aan in het mengpaneel. Als dichter leef je met woorden en zinnen, maar voordragen is een heerlijke passie, die meestal niet gaat zonder versterking van de stem. Ik heb veel bij moeten leren en als ik nu sommige dichters zie klungelen met de apparatuur, dan ben ik gelukkig dat ik dat heb overwonnen. Het is wel sjouwen, vooral de PA weegt als lood. Optreedplekken kunnen overal zijn. Op een camping, in een gesticht, onder de bar, achter de bar, en op de bar. Geld krijg je er niet voor, vandaag was men zo lief voor een kop soep en een broodje kaas te zorgen. Terwijl ik bezig ben met het uitpakken van de nieuwe mengtafel, vraagt Monique, de begeleidster, of ik een kopje koffie wil. Ik weiger dat nooit, hoewel ik geen tijd daarvoor heb, omdat het sociale element belangrijk is. Het steekt allemaal niet zo zakelijk in elkaar. Ik leg dichtbundels op tafel, vooral het oude dummy boekje met de handgeschreven teksten en de tekeningen van Felix, lijkt de aandacht te trekken. De jongeren zijn bezig met computers, ze ontwerpen zelf games, want dit zijn echte slimmeriken. Ze maken een zachte, kwetsbare indruk, kijken me nauwelijks aan en zijn in zichzelf gekeerd. De sfeer is goed en een van die jongens wil me graag leren hoe je virtueel kunt vliegen met een Piper cup. ’s Middags vliegen we even van Den Helder naar Texel en landen veilig, na lang zoeken naar het vliegveld. Ik maak wat foto’s van het pand, maar kan die niet publiceren, vanwege de privacy. Het ziet er wel heel gezellig uit allemaal. Het is een oude school, met een creatieve ruimte vol werkstukken van de cliënten, een eetruimte, een computerruimte en een kantoortje. Alles, hoe zeg ik dat, knus, niet de zakelijke inrichting die zo in de mode is op dit moment. Ik pak de zelfgemaakte liederenbundel en wacht op de geluiden van de gitaar. Ik weet al wat er is: de synthesizer begeleiding zit niet in het juiste kastje. In de loop van de twintig jaar dat we dit doen zijn er synthetische begeleidingen gemaakt, maar niet allemaal op hetzelfde Aziatische kastje. Dus klets ik maar wat met het publiek over wat we komen doen, schud een grapje uit de mouw en ja hoor: daar is de muziek. Als de zon hoog aan de hemel staat. Vandaag is Felix niet aanwezig, maar Paul vond het leuk mee te doen en hij weet het leuk te brengen. Ik heb een leuke dialoog met hem, dat gaat met Felix anders, die wil die nummers doen en klaar, het is een visie. We doen ook gedichten van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker. Ook T. een cliënt, doet mee met een tamboerijn en hij is daar erg goed in, ik heb in al die jaren niet veel mensen gezien die metrisch goed zijn. T. wel. Hij is wel verlegen, hoe dapper moet dit zijn voor hem? Iemand uit het publiek vraagt hoe onze groep heet. Ik antwoord dat we FruitCompagnie heten, zo genoemd naar een rebels gedichtje over verboden fruit. Ik zou tegenwoordig een andere naam gekozen hebben en dat komt omdat ons groepje vroeger meer komisch was dan literair. Het komische is wat naar de achtergrond verdwenen. Ik zou graag eens bij de Nacht van de Poëzie optreden, dat moet gezien het huidige niveau wel te doen zijn. En als de laatste klanken weg zijn gestorven, en het publiek verdwenen is, begint het inpakken weer. Dat duurt ongeveer een half uur. De witte snoeren in die tas, de adapters in het stoffen tasje. Nu is het middag, maar is het ook wel eens een late winterse avond en dan moet je met de handel, door regen of sneeuw, naar de auto glibberen. Maar ik had het niet willen missen, al die piepkleine podia, die kraakpanden, achter af cafeetjes, buurthuizen en Ruigoord. Ik had het niet willen missen. Vandaag schrijf ik weer bij, in mijn levensboek.

donderdag 23 mei 2013

Vulpen en postzegel

Omdat ik een ouderwetse, conservatieve, belegen heer ben, kocht ik mij vandaag een vulpen. Een wat? Een vulpen. Om in de avondstond een mooi verhaal, een gedicht of een sprookje te kunnen schrijven, daar ik niet op een computer zulk werk kan romantiseren. Daarvoor is de subtiele papierhuid zeer geschikt. De vezels geven hun innerlijk bloot aan de hand en zo werkt het. Het is ook beter voor de ogen. Naast deze vulpen kocht ik een vel met postzegels. Postzegels? Jazeker kinderen dat zijn zegels die sommige oude mensen op een brief plakken en dan verzenden. Een brief? Ja, dat is een mail, maar dan op papier. Maar nu over die zegel: daarop staat de naam van Willem Alexander geschreven en daarover een rode W en een blauwe A. Wel lelijk, maar dat terzijde. Wat mij nu frappeert -zoek dit op in je woordenboek-is dat de beeltenis van de heer Willem Alexander ontbreekt. Dit leidt tot de vraag: waarom ontbreekt de beeltenis van de heer Willem Alexander? Paste hij er niet op? Gaat hij binnenkort afstand van de troon doen of komt er later een postzegel met het portret van koningin Maxima? Of, en dat is voor de hand liggender: men wilde geen geld verspillen aan de fotograaf, want nu ja, de postzegel wordt vervangen door een code. Dus wil dat percentage geboren in de duistere vorige eeuw, nog per se een brief bezegelen, dan kan dit middels een meterslange cijfercombinatie, te verkrijgen via een mobiel apparaat. En nu wil ik ouderwetse, conservatieve, belegen heer weten waarom de homo digitalis zich wil ontdoen van zijn tastbare, tactiele werkelijkheid. Waarom zie ik nergens meer een cd in een winkel liggen, en zal het dan zo zijn dat FIFA Soccer games in de toekomst de nieuwe competitie gaat vormen? Met andere woorden: we nemen ook maar afscheid van het werkelijke voetbal. Dat kun je beter digitaal spelen. En nu ga ik verder met mijn nieuwe vulpen en een blauw gekaft schriftje om daarin het tweede hoofdstuk van een geheimzinnige geschiedenis af te ronden.

donderdag 2 mei 2013

Hal 25, een bezoek aan een hal vol kunst op 1 april 2013 te Alkmaar,met Els en Henk

Ik ken de stem van de man die me aanspreekt. Haastig blader ik door de kaartenbak van mijn geheugen, maar ik vind hem niet. Wie is hij? Hij kent mij wel goed, dat is jammer. Plotseling weet ik het weer: de middelbare school. Hij nodigt ons uit om plaats te nemen in een volkswagenbusje. Het is er duister, alleen uit een bovenlicht valt een reepje licht. Els en Henk, mijn goede vrienden, schuiven tegen elkaar. We kijken in de camera. ‘Heren,’zegt de lachende Bob. ‘Jullie zijn onscherp. De dame is scherp, dat is mooi.’ De borrelende geluiden van de expositie in de kunsthal vermengen zich met broeierige, warme lucht. Ik tuur in de lens en krijg een vreemd idee. Een gedachte over het leven, een filosofietje. ‘Jij was toch goed in natuurkunde?’ Hij draait aan de lens en heeft het tegen mij. ‘Helaas,’ zucht ik. ‘Dat was ik niet.’ Ik besefte het niet te zullen begrijpen; De dingen die de natuur doet en die eigenlijk niet kunnen. Deeltjes die tegelijk hier en tegelijk daar zijn. Wij scheiden verleden, heden en toekomst, maar dat zou weleens verkeerd kunnen zijn. Dus hebben we al eerder met zijn drietjes in zo’n ruimte gezeten. Misschien wel in een koets. Zat Bob op de bok natuurlijk, met zijn tienerdochter ernaast. Ik zat binnen met Els en Henk. Maar waar waren we naar onderweg? Naar een feest, een bijeenkomst van een geheim genootschap of waren we op de vlucht? En waarom worden wij vaag afgebeeld en is Els scherp? Moesten wij, onbeduidende bedienden, Els ergens heen brengen? Ik denk dat we op de vlucht zijn voor graaf Rottestein die het bloed van Els wil drinken. Dus hobbelen we in slecht weer door een ondoordringbaar woud en probeer dat maar eens in zo’n koets. Het gaat steeds harder regenen en de prut onder de wielen wordt steeds groter en dikker. Dan blijven we steken. Henk, die tegenwoordig scooters repareert, besluit te gaan kijken. Hij constateert dat de linkerachteras is afgebroken. ‘Zien of ik dat kan fixen,’brult hij over het lawaai van de stortregens. Dan horen we de koetsier vloeken. Eerst denken we nog dat het over de gestrande koets gaat, maar dat blijkt niet zo te zijn. Het is de tienerdochter die ruzie met haar vader maakt over de stapavond die zij nu niet meer zal halen door het oponthoud. Ze vindt alles stom en dreigt het donkere woud in te rennen. Els, met veel ervaring in crises, besluit uit de koets te klimmen, wordt bijna meegezogen in een modderstroom, maar Bob redt haar en trekt haar op de bok. Henk hangt in een kolkende rivier half aan de koets met in zijn hand een hamer waarmee hij woest op de as timmert. Al met al is het best een lastige situatie. Ik hoor Els roepen dat het natuurlijk rot is om die stapavond te missen, maar dat haar vriendjes het best zullen begrijpen als ze uitlegt wat een eikel haar vader is. ‘Geef hem nog een kans’. Dan, terwijl de koets voor driekwart scheef hangt en dreigt weg te zakken, worden we aangevallen door bandieten. Hun paarden staan tot aan hun nek in het water. De neus steekt boven het oppervlak. Ik roep: ‘Wat wensen jullie?’ ‘Wij willen de koets!’ schreeuwt de opperhoofdman. ‘Dat gaat niet!’roep ik. ‘Die rijdt niet, hij is kapot!’ Henk toont een stuk wiel en laat het los. Het drijft weg in het wilde woud. ‘Dan willen we het geld!’ roept de schurk, terwijl zijn paard alleen nog met de oren boven het water is. Ik wijs op een koffer die achter het wiel drijft, aan de horizon. ‘Daar is het geld! Pak het dan!’ De schurken willen me nu vermoorden, doodschieten en ophangen, maar geen enkele optie is een reële mogelijkheid, daar zij zelf het vege lijf moeten redden. Ze kunnen niet zwemmen dus dat gaat nog een opgave worden. Els klimt terug over de koets en beziet de situatie. Het geboefte hangt, vier man sterk, in een boom, Henk ligt op het dak van de koets en ik heb een staart van een paard te pakken. ‘Wat een drama!’roept ze. ‘Een echte crisis. Hoe gaan we dit oplossen?’ We springen van het dak in de bomen en onze koets gaat onder. Waar is Bob? O daar, hij hangt aan de overkant. En zo hangen we daar zeven dagen en zeven nachten. Dan pas komt de zon en verdampt het vocht. We laten ons vallen en kijken naar de resten van de koets. De criminelen gaan er snel vandoor, het kruit van hun pistolen is verrot net als het touw, zodat ze ons niet meer op kunnen hangen. Ze zouden ons nog kunnen wurgen, maar daar hebben ze geen zin in. Henk knapt de koets op, en omdat de paarden er niet meer zijn moet Bob het ding zelf trekken. Maar dan staat daar ineens graaf Rottestein. Hij staat achter Els en wil zijn tanden in haar nek zetten. ‘Heel mooi!’ lacht Bob. ‘Jullie hebben mooi stil gezeten!’ Ik knipper met mijn ogen tegen het licht. We drinken een glas wijn en kijken naar een koets in de hoek van de kunsthal. De koets is een fantasie bouwwerk van theatergroep La Cuisine Macabre. Het lijkt wel of ze mijn verbeelding van zojuist gestolen hebben. De koets is zwart, hoog, en voorzien van luikjes. Er steekt zelfs een handje uit. ‘Wat een hippe koets,’ zegt Els. ‘Ja hè,’zeg ik. We lopen om het ding heen en Henk merkt op dat het een enorm gevaarte is. Hij geeft een schopje tegen een wiel en ik zie dat zijn schoen vochtig is, terwijl het buiten droog is. Dus toch! Mensen kunnen net als deeltjes, tegelijk in het toen, nu en straks zijn. Beam me up.

maandag 11 maart 2013

Eendjes voeren

Op de brug steekt hij zijn handjes uit. Ik pak de wantjes aan en stop ze onder de kap van de kinderwagen. Ik geef hem een korstje brood. Thuis eet hij nooit een korstje, maar bij de eendjes wil hij wel een korstje. Soms zijn die roteenden niet thuis. Misschien is dan de lokale Chinees langs geweest of Willem Alexander, maar hoe dan ook, ze vertonen zich niet. Thijs accepteert dat niet, hoe ik ook probeer uit te leggen dat eendjes ook recht op 25 vakantiedagen hebben. ‘Wil je straks een lekker broodje met pindakaas?’ slijm ik dan, terwijl ik zijn tranen afveeg. ‘Ta ta,’ snikt hij. Maar vandaag zijn ze er gelukkig wel.Terwijl ik buk om de zak oud brood te pakken hoor ik het gevogelte al aan komen snateren. Thijs krijst omdat er een stalen eend over gaat. Ik probeer de stukjes brood zo te werpen dat ze in het snaveltje van de drijfsijs terechtkomen en niet in de muil van de bende huftermeeuwen. Maar vlak de mannetjes eenden ook niet uit, die in het dure pak. Machismo. Zo’n bruin vrouwtje wordt naar de modder geduwd. Thijs maakt het niet uit. Hij zit tevreden in zijn wagentje op het taaie volkoren te knagen en lacht naar een mevrouw die naar hem lacht. De womanizer. Ik schud de zak uit en de veren vliegen over het wateroppervlak. We draaien om en ik trek de wantjes weer aan. Veeg de kruimels uit de door oma gebreide sjaal. Ik duw mijn seun in de richting van de winkels. We stoppen. Daar staat een grote vrachtauto van de supermarkt en het kereltje veert zowat omhoog uit zijn wagen. ‘Die!’ roept hij. Geduldig wachten we tot de laadklep arbovriendelijk op de bodem is gezakt. ‘Kom Thijs,’ zeg ik. ‘We gaan boodschapjes doen.’ We komen langs de bloemenman waar we altijd stil blijven staan bij de roze-koop- een bloemetje- vlag en de zwarte laat- een bloemetje- bezorgen-vlag. Die moeten apart aan een schouw worden onderworpen. Okee, ze hangen er goed bij. We groeten de fleurist en dan ontdek ik dat de kleine man zijn handschoentje kwijt is. Verdulleme, grietjansammernappels, potjandoosje, en wat een leed. We gaan dezelfde weg terug en ja hoor: daar tussen het gemeentegroen naast de parkeerplaats ligt het wantje. Henk, de lievelingspop die vastgeklemd zit bovenop de wagen, mag hij van mij niet vasthouden, o nee, komt niks van in, want als hij Buzz uit Toystory kwijtraakt is ereen amber alert nodig om hem tot bedaren te brengen. Eindelijk zijn we dan bij de grijp- je- rijk- grutter. Daar nog even het spandoek aanraken, waarachter de jeugd bedelt om mini’s en dan de winkel door. Eerst het brood, want hij wil graag helpen. ‘Wil jij het brood vasthouden?’ vraag ik. ‘Ta ta!’ roept hij. Dat is Thijs voor: ‘Ja, graag!’ We snellen de winkel door en de berg boodschappen op zijn schoot wordt steeds hoger. Een stuk kaas, een pak melk, een doosje vega vlees en een pak pampers. Hij kan er niet meer over heen kijken. Als we buiten zijn mag hij lopen. ‘Kom maar uit de wagen.’ Ik geef hem een vaderlijke hug en zet hem neer. Het mannetje gaat er snel van door en inspecteert vanaf daar de 25 waterputten tot aan ons huis. Ik leg hem uit dat daarin geen eendjes wonen. En als ze er wonen zijn het hele domme eendjes.

vrijdag 8 maart 2013

Het verzorgingshuis moet dicht

De regeringscoaltie VVD-PVDA heeft besloten dat 800 verzorgingshuizen in de toekomst hun deuren moeten sluiten. Wij zochten voor u uit wat dit voor consequenties dit voor de ouderenzorg kan hebben. Aan de deur van het verzorgingshuis hangt een briefje: ‘we benne gesloten’. Op het parkeerpleintje is het een drukte van belang van rollators en zoemende scooters. Sinds gisteren staan de ouderen op straat. Het hing al een tijdje in de lucht, wisten ze. En maandagmorgen werd er door de directie, in het zaaltje waar ze meestal klaverjassen, een bijeenkomst gehouden. Eerst sprak er een mijnheer met een Mickey Mouse stropdas. Deze man hield een moeilijk verhaal met daarin woorden als: het 7 s model, upscalen, top down benadering, levellen, niemand begreep er iets van. Sommigen zetten zelfs hun gehoorsysteem uit. Daarna kwam de directeur. Met een snik in zijn stem kondigde hij aan dat het over was met het verzorgen van ouderen. Zo was hem medegedeeld door een ambtenaar uit Den Haag. Die ambtenaar had gezegd: ‘De tijd van pappen en nat houden is voorbij, ouderen moeten zichzelf leren redden..’ Na de speech was ereen afscheidslunch. Voor de laatste maal mocht men de maaltijd samen gebruiken. Het huis had gekozen voor een simpele broodmand met een glaasje melk. Het beleg ontbrak. Ook het bestek was al verkocht aan een glibberige zilverhandelaar. Een oudere gelovige, met een bevende stem nam het woord. “Hoewel wij hier niet langer welkom zijn in deze herberg, zal de Here ons leiden naar grazige weiden.” Toen sloegen allen een kruisje en begaf men zich naar de uitgang. Daar stond al een aannemer de pui op te meten. Hij had een klusje voor een nieuwe Etos, zo zei hij. Het huis bood daartoe een prima gelegenheid. Hij kwam ook het pand verzegelen. Toen brak er paniek uit. Er zou een heer zich verstopt hebben op de toiletten. Dit bleek niet het geval. De verstekeling was op de kast gaan liggen, maar werd toch in de kraag gevat. Op die kast bleek eveneens het geraamte te liggen van een reeds lang verdwenen activiteitenbegeleidster. In het aquarium van de dwarsligger vond men twee valse gebitten, deze werden voor de zekerheid meegenomen, hoewel de eigenaars onbekend waren. Toen begon de uittocht, niet nadat er lang gezocht was door de directeur naar de toegangssleutel. Deze bleek ingeslikt te zijn door de heer Jaarsma. Nadat een reserve sleutel voorgoed de deuren dichtgedaan had, kon de exodus der bejaarde medemens beginnen. Eerst wandelde men zonder naar links of naar rechts te kijken de straat over, waarbij diverse slachtoffers vielen. De stoet, een optocht van zeker 800 bewoners, trof een andere stoet ontheemden, uit een ander verzorgingsoord, en zo trokken zij verder naar het beloofde land. Het werden er meer en meer. Zij waren niet meer te stoppen, plasten in plantsoenen en voortuinen, tegen gevels en broekspijpen. Zij blokkeerden met hun rollatoren snelwegen en winkelcentra. Zij namen mee wat zij onderweg vonden: tassen, portemonnees, fietsen, loslopende honden, een paar stoute kinderen en zelfs een papegaai die op een stokje voor een dierenwinkel zat. Omdat de optocht der zorgbehoevenden niet meer te stoppen viel, besloot de regering Rutte deze mensen een boot aan te bieden. Zij kenden een man die een tweede Ark van Noah zelf had getimmerd en deze moest zijn schuit inleveren. Hierop werden de ouderen gehuisvest en op kosten van de staat met behulp van een sleepboot naar de middellandse zee gesleept. Daar genieten zij nu, van ons belastinggeld, van het zonnetje. Vragen van kritischeTweede Kamer leden, dat hierdoor de beoogde bezuinigingen ongedaan zijn gemaakt, werden door de voorzitter der Staten Generaal driftig weggehamerd. ‘ Zij moeten daar nu wel voor zichzelf zorgen,’ luidde het verweer. Anonieme bronnen melden dat Sint Nicolaas, gevestigd in het naburige Madrid, hen wil sponsoren.