zondag 7 februari 2021

Een stranding in de sneeuw: 17december 2010

 


In december 2010 kwam ik vast te zitten in Amsterdam, vanwege een vreselijke sneeuwstorm. Maar ik herinner me dat het me twee keer is gebeurd. Wanneer was die andere keer? Dat zoeken we op. 

Ik probeerde gisteren naar huis te gaan. Het was net drie uur geweest toen ik op het Centraal Station aankwam. Het was me gelijk duidelijk: hier was iets ergs aan de hand. De informatie borden waren helemaal blanco en er kwam een omroepbericht dat wegens de extreme sneeuwval het treinverkeer in het hele land ernstig ontregeld was. 

In de hal gonsde het van de zenuwachtige geluiden van ongeruste passagiers. Vooral buitenlanders klampten willekeurige mensen aan om een klein beetje informatie. Maar info kwam er niet of nauwelijks. De borden zwegen en ook de stem uit het plafond zweeg. Er waren wel wat medewerkers van de NS, met een rode pet, maar die waren zo overspannen dat ik het vragen maar na liet.'Hou je klep!' riep er een tegen een mevrouw. Zelf werd ik uitgelachen toen ik aan zo'n medewerker vroeg of het nou aan de treinen lag of aan de sneeuw of aan iets anders. 

Voor het loket van de info stond een lange, zinloze rij wachtenden. 'Wacht u op de omroepberichten!' was het enige wat ze hoorden. Ik ging met de massa mee omhoog via de roltrap om mijn geluk te proberen, maar op het perron was het zo druk dat ik met enige moeite weer ben afgedaald. Beneden heb ik een zak friet genomen. Eten is een voorwaarde in het survivallen. Naast me stond een meisje te klagen dat ze al de hele dag onderweg was. Klagen heeft geen zin dacht ik, vooruit kijken wel, oplossingen bedenken. Een taxi nemen? Wel duur, maar gezien de toestand op de weg ook onmogelijk, net als de bus. Een kennis vriend bellen en hopen dat die thuis is? Heeft meer zin. Ik belde Mark. Hij nam op, zei dat hij nog op zijn werk zat. Maar aan zijn stem kon ik horen dat ik zo bij hem terecht kon. Ik beloofde hem later te bellen. Mark is een kanjer. Wel jammer dat ik hem zo lang uit het oog ben verloren. Maar ja, zo is het gegaan. 

Het werd steeds drukker op het station. De stemming werd ook anders. Er was veel openheid en saamhorigheid, je kon zo iemand aanspreken, dat is 's morgens in de forenstrein wel anders. Ik wil niet zeggen dat ik deze ramp leuk vond, maar de gezelligheid was bijzonder. Toch leek het me beter ergens een kroegje op te zoeken voor de warmte en een glas wijn. Ik glibberde door de Warmoes naar de Dam en passeerde een aantal hotels. Ik twijfelde er niet aan dat ik ze niet nodig zou hebben. De warmoes was in kerstsfeer. Het grootste deel van de winkels bestaat uit artikelen voor hennep, seks en de herenliefde dus dat geeft een apart contrast. Ik belde mijn zus terwijl ik langs Madame Tussauds waggelde. Ik zag dat de boom op de Dam geen lichtjes had, was het geld op? 

Zus had ook geen informatie over de toestand op het spoor, de NS site lag plat. Ik voelde me een beetje somber worden. Na een moeizame week op het werk wilde ik snel naar huis, maar een grote kracht hield dat tegen: de natuur, onvoorspelbaar en machtig. Ik ging de Kalverstraat door, dan naar het Spui en door de Voetboogstraat in. Het cafe was er nog steeds: de Schutter, pleisterplaats van hangstudenten. Nog steeds even bruin, even smoezelig en even gezellig al voorheen. Boven de tafels hangen afgrijselijke nep leren lampen uit de jaren zeventig. De bar zit nog steeds dwars op het trapgat. Enige verandering is dat de rokers nu achter een glazen pui zitten te blowen. Ik bestelde een glas wijn en nam mijn boek van Graham Green er bij. De derde man, uitstekende literatuur in deze benarde toestand. Smokkel verhaal in het Wenen van na de oorlog. 

Ik vertelde de jongeman achter de bar van mijn probleem. Hij ging op internet kijken of hij wat kon vinden. Aardige vent. hij kon niks vinden. Ik bestelde een biefstukje met rijst. Even later kwam hij met een biefstukje met aardappels. Ik denk niet dat hij een goeie kelner is, maar sympathiek is hij wel. Ik at de maaltijd en had een licht blues gevoel, zo moest een truck chauffeur of een handelsagent zich voelen. Wel naar huis willen, maar niet kunnen. Na de maaltijd voelde ik me wel weer sterk genoeg voor de terugtocht. Ik verwachtte niet dat het allemaal opgelost zou zijn. Ik gleed terug over de blubberige voorburgwal en kwam weer bij het station. Het was nog steeds een chaos. Ik ving een omroepbericht op voor de trein naar Rotterdam en de trein naar Utrecht. 

Waar zouden de trein reizende collega's van de Zilveren Toren zijn? Ik had nog wel vanaf het CS naar de Toren gebeld om te waarschuwen. Plotseling hoorde ik het woord 'Alkmaar' en 8a. Ik spoedde me naar het perron en zag inderdaad een trein naar Den Helder, het was te mooi om waar te zijn! 

De tijd was nu half zeven. Ik had ook regelmatig contact met Anja. Ik zag de stroom beestjes op de telefoon hard achteruit gaan, wel iets om rekening mee te houden. De trein was over en overvol. De machinist waarschuwde ons dat hij niet zou vertrekken als we ons niet gedroegen. En mocht er iemand flauwvallen dan kon de conducteur er niet bij komen. Hij adviseerde dan maar 112 te bellen. Heel langzaam kwam de trein in beweging. Wij zaten boven nog redelijk, maar op het portaal waren het haringen in een ton. 

We kwamen bij Sloterdijk. Daar stonden nog heel wat kantoorpiefjes al uren te blauwbekken, dus die waren echt wild om er in te komen! Bij de deuren stond politie om de orde er in te houden. We tsjoekten door het witte landschap. 

Naast me stond een dame die volgens mij een concert moest geven met een of ander instrument. Ik hoorde ook van mensen dat ze van Schiphol terug naar huis gingen. De vlucht was geannuleerd. Naast me zat een man aan een pilsje. De sfeer in de trein was uitgelaten alsof we op een carnavalsavond waren. De machinist deed er een paar lollige uitspraken bij: 'Dames en heren een prettige mededeling: wij gaan het bovenste en onderste deel van deze trein niet splitsen!' Hij gaf steeds goede informatie, bij wijze van uitzondering op de rest van het spoor personeel. Chapeau. 

Toen dreigden we alsnog voor Uitgeest te stranden. Alkmaar was nog niet klaar met de wissels. Ik voelde de neiging om een plasje te doen, dat kon weleens een probleem worden: voor de wc stond een enorme boel opgefokte lieden. Dus laat maar. 

Naast ons stond een meisje met een kerstpakket: een espresso apparaat. Daar had ze toch wel mee rondgezeuld al die tijd. Ze zei dat ze zelf geen koffie lustte. Ik zag op het station ook wankele oudjes rondscharrelen en mensen met baby's. Niet zo best allemaal dacht ik. Waar zijn de noodscenario's? Behalve de gratis koffie onderneemt de NS niks voor de zwakkere reizigers. Die kunnen gewoon doodvallen. 

Gelukkig stopte de trein niet in Uitgeest. Bij eerdere rampen heb ik daar weleens gestaan om dat het ding niet meer verder ging, en dat wil ik niet nog eens. Uitgeest is een ramp, er is daar helemaal, helemaal niks, je staat gewoon bloot aan de elementen. Eindelijk bereikten we Alkmaar. 

In de verte zag ik Anja aan komen scharrelen. Er liep een vrouw naast haar die op weg was naar haar gestrande dochter. Het was nu acht uur, vijf uur later. Jammer van mijn vrijdagavond. Maar als je eenmaal thuis bent vergeet je alles snel. Ik ben alleen nog niet vergeten hoe slecht het spoorpersoneel functioneert als de boel plat gaat. Wat gaan ze daar aan doen?

zaterdag 6 februari 2021

Sneeuw en ijs komen eraan

 




                                               winter 2017



Het is nu 23.30 zaterdag 6 februari. Ik kijk naar buiten en het is zoals het altijd is. De voorspellingen zijn wel wat zorgelijk. Hopen sneeuw, ijs en een hele koude wind.

Anja is naar haar werk. Ze heeft nachtdienst. Ik hoop dat ze morgenochtend enigszins goed thuis kan komen. In mijn archief vond ik een foto uit februari 2017. Dat moet dan eigenlijk wel de laatste keer geweest zijn dat er hier sneeuw viel. We wachten het even af wat er gaat gebeuren.

Ik ga een verslag opzoeken van een ijzige winterse dag die het hele leven platlegde, in 2010. Eens kijken of ik die kan vinden en posten. Voor nu wens ik iedereen een gezonde nacht.

Enige zorgen zijn de mensen die zonder dak rondhangen of in een park slapen en diverse huisdieren, katten, honden die ergens thuishoren, maar de weg kwijt zijn.



maandag 1 februari 2021

Schittering







Ik kruip als een krab 
Over langgerekte schaduw 
Met wolken op mijn hand 
Mijn voet van zand 
Ik ben van zee 
Uit de zon gekropen 
Ik ben zo heerlijk zinloos zinvol 
Doezel weg als een windhoos 
Over de mensen 
De mieren 
Verdwijn in haar geknepen ogen 
Achter donkere pieren

zaterdag 2 januari 2021

Leiden Ari en Rembrandt, juli 2020

 







Vorige zomer maakten we een wandeling door Leiden, want er was niets open. We sloften over het Rapenburg, heel mooi en oud. We stopten even bij de voormalige studentenwoning van prins pils, die inmiddels prins speedboot heet en is gezakt in de populariteitpolls.

Vlak naast dat huis is een studentenwoning geweest waar Paul van Vliet en anderen theater Pepijn begonnen.

Een Leidse bal gekleed in een belachelijke 19e eeuwse pandjesjas met hoed staarde in een etalage en zei: ‘Zelfs veur mij is dat iets te begrotelijk.’

In de buurt woonden ook prinses Beatrix en de auteur Kneppelhout die schreef over het studentenleven van 150 jaar geleden. Verrassend herkenbaar.  

We aten een koekje aan een Leidse gracht en ik moest even denken aan de stamboom van de familie Van Berkel. Ze woonden hier in ieder geval vanaf 1605. In dat jaar, aan het begin van de Gouden Eeuw, werd Ari van Berkel geboren.   

Omstreeks diezelfde tijd werd in 1606 Rembrandt van Rijn geboren, in dezelfde stad. De gedachte komt nu bij me boven dat Ari en Rembrandt samen gespeeld hebben op de gracht. Het zou best kunnen, Ari was niet van stand en Rembrandt ook niet. Misschien heeft Ari wel gezegd: ‘Zit je nou alweer poppetjes te tekenen? Kom we gaan klauwen.’ Klauwen is een spelletje met een stukje bot, populair in de 17e eeuw.

 

Populair was ook een stukje brandend papier aan elkaar door te geven tot het laatste kind ‘Au’ riep.

Ik dwaal af. De Van Berkels woonden minimaal driehonderd jaar in Leiden. Dat is lang. Een van hen sloot zich aan bij de patriotten, eind 18e eeuw, en verhuisde naar Frankrijk.

Mijn overgrootvader was militair en woonde met zijn gezin op de Garenmarkt. Van dat gezin stierven twee kinderen voor hun 18e verjaardag. Dat waren jongens, dus mijn opa bleef als enige jongen over, tussen vier meiden.

Zo was het leven dat met het lot is verweven.

En we stapten naar het station, want onze reizen staan ook altijd in het teken van het grote, blauwgele gevaar.

  


donderdag 31 december 2020

Gelukkig nieuwjaar happy new year






Zand in je haren, een man die in zwembroek in zee duikt, een hond achtervolgt een vogel, de regen blijft boven de golven. Wij wensen iedereen een gelukkig nieuwjaar met ruimte vrijheid en rust.

donderdag 24 december 2020

Onbehuisden

 

                                            Dakloze vrouw in Keulen, augustus 2019


Ik zag Beau van Erven Dorens op televisie met daklozen spreken. Ik moest denken aan mijn eigen ontmoetingen met onbehuisden.

Sinds ik eind jaren 80 van de vorige eeuw in Amsterdam kwam, stond ik soms oog in een oog met een totaal verwaarloosde persoon, gehuld in een lange vieze baard. Deze man op het Rokin, sprak deftig en bleek op hoog niveau jazzmuziek te hebben gemaakt. Hij raapte vaak blikjes van het asfalt terwijl de bussen langs hem scheerden. Zijn gezicht was bruin geworden van het vuil.

Bij het verkeerslicht Nieuwezijds fluisterde een smoezelige man in mijn oor: ‘Willst du mein Freundchen werden?’

In onze eigen stad hadden wij een zwerver die altijd rondliep op slechts een enkele schoen.

Ook liep er een excentrieke oude man rond,zonder tanden, gehuld in een lange jas, waaronder zijn pyjama en aan zijn voeten een paar oude sloffen.

Toen ik eens met een vriend op station Alkmaar-Noord stond te wachten op de trein, die hem naar huis zou brengen, kwam ereen man aan om het wachthokje af te sluiten. ‘Het is tien uur heren,’sprak hij. ‘Dan gaat het hok dicht.’ Dat werd gedaan in de strijd tegen onbehuisden. Ook de bankjes waar ze op liggen, werden door ijzeren staven in twee stukken verdeeld, zodat het slapen onmogelijk werd.   

 

Dat is wat de samenleving doet om de overlast van het legertje daklozen te beperken: wachthokjes afsluiten en bankjes opsplitsen.

 

De vraag komt regelmatig bij mij boven waarom deze mensen dit levenspad kozen. Of koos het pad hen? Of was het een combinatie van beiden? En waarom zijn ze zo moeilijk in de maatschappelijke plooi te krijgen? Toen ik een keer zag dat er een Nationale Daklozendag werd georganiseerd besloot ik daar heen te gaan, om antwoord op bovengenoemde vragen te krijgen. Ik schreef ereen verslag over onder de titel: de wereld is van iedereen. Het dateert van 2012.

Nationale Daklozendag

 

De wereld is van iedereen

 

Op 6 juni 2012 werd aan de Nieuwe Herengracht de Nationale Daklozendag gehouden door de diaconie en de stichting BADT.

 

Amsterdam- ‘De wereld is van iedereen,’ lacht Ali en met grote gebaren wijst hij op de Arabische teksten in een houten kistje. Hij heeft dat kistje vanmorgen

beschilderd en hij is er trots op. Hij is jong en ziet er energiek uit. In het straatrumoer zou je hem niet herkennen als onbehuisde. Zijn donkere ogen twinkelen en hij heeft er zin in. Hij werkt zelfs aan een boek dat moet gaan over het thema dat de wereld van iedereen is, christen, moslim, jood, dat maakt niet uit. Het boek

 

moet uitkomen als hij beter Nederlands heeft leren spreken. Er staan nog meer kistjes, die onder leiding van de in haar bestaan bedreigde stichting de Kloof, zijn gemaakt. Een jong meisje dat voor de Kloof  werkt vertelt me dat de taferelen op de kistjes gaan over het daklozenleven. Het zijn eigenlijk kijkdozen die een inkijk bieden. ‘Straks zijn ze te zien op het stadhuis,’ zegt ze.

Het weer wordt iets beter, zelfs de zon laat zich even zien op deze winterse dag. Het is absoluut een sjieke locatie hier op de binnenplaats van de Amstelhoven aan de Nieuwe Herengracht. Er staan prachtige bomen en het gras is keurig gemaaid. Daarop dansen een aantal homeless people begeleid door de warme klanken van een Surinaamse band. De kapper doet daarnaast zijn werk in de open lucht en een middeleeuws geklede jonkvrouw passeert me bij de koffietent.

‘Voor het feest,’ zegt ze netjes en ze wijst op haar jurk. Vandaag geen zielige verhalen, maar als men dat wil is er ruimte om in de rijdende kerk, die vlak bij de ingang staat geparkeerd, onder het mom van ‘je biechtgeheim in de doofpot’ een bekentenis te doen. In die kerk staat een altaar, er ligt een bijbel. Een gepassioneerde oud-conciërge vraagt me of ik mijn verhaal wil doen. Ik vertel dat deze middag me fascineert. Een party voor daklozen is niet alledaags.

De man, ik schat hem eind vijftig, maakt zich druk over de gevolgen van de bezuinigingen. ‘Een schande. Maar hier willen we het vuur brandende houden,’ moppert hij en hij wijst op het knetterende vuurkorfje, waaruit dikke rook onze kant op wordt geblazen.

Ik scharrel langs de straatjurist, de volksbond, de Vlaamse Fabiola, en de gemoedelijk achteroverhangende streetcornerworkers.Iedereen is relaxt. Vandaag even geen zorgen en de protesten blijven beperkt tot een petitie tegen het opheffen van opvanglocaties. Ik zet om mijn geweten te ontlasten een handtekening en begeef me langs de security – die ook al hier zijn en waarom eigenlijk? – naar mijn warme huisstede met vrouw, kind en geruiten pantoffels.  Icaties.g ophefenlijven beperkt tot een petitie. streetcornerworkers.uinigingen.kvrouw passert         

 

Veel antwoorden op mijn vragen heb ik die dag in juni 2012 niet gekregen. Wel is mij zeker geworden dat iedere dakloze zijn eigen verhaal heeft en er dus niet één en dezelfde zwerver bestaat. Het kan iedereen overkomen, om duizendmiljoen redenen. De weg terug is moeilijk. Drugs, verslaving en mentale problemen vormen hindernissen.

 

Het minste wat je kan doen voor een dakloze is even blijven staan, een vriendelijk woord geven en een klein moment van aandacht geven.

 

 

 

 

 

 

dinsdag 22 december 2020

Om het over maandag te hebben


Een maandag in coronatijd. Ik denk aan de mensen die corona hebben en ziek zijn. Zelf ben ik eens ziek geweest rond de kersttijd. Ik was, denk ik, een jaar of tien.

Ik lag op de bruinoranje bank en speelde met mijn vingers door ze in de bruinoranje vitrage te steken. Misschien was het kerst 1976. Ik weet dat ik de oergezellige kerstmiddag op school niet kon bijwonen.

Het was een uur of vijf in de middag. Donker was het in de havenstad.





Buiten werden sneeuwvlokken langs het sombere grijs van de flat gejaagd. Sinds die ochtend had ik keelpijn en koorts, maar nu kwam daar ook een soort benauwdheid bij. Die benauwenis werd met het uur erger en geen dropje leek meer te helpen. Ik hapte naar lucht, ik spartelde, het was vreselijk.

Ik herinner me een lichte angst die me overviel. Dezelfde angst die mensen moeten hebben die door benauwdheid worden overvallen. De astmatici, de corona-patiënten.

Ik vroeg mijn moeder. Ze zei dat ze de dokter ging bellen. Ik hoorde haar spreken. Ze legde de zwarte, antieke hoorn neer. ‘Hij komt niet kijken,’ zei ze, alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat de dokter niet komt kijken bij een patiëntje dat naar adem hapt als een zeehond naar een lekker visje.

‘Ik bel je opa wel.’  Mijn vader zat achter boeven aan. Ook geen tijd om naar zijn blaffende zeehond te komen.

Even later zag ik mijn opa in zijn witte autootje ver beneden voorbij rijden. Hij reed voorzichtig vanwege de sneeuw.

Hij nam de medicijnen aan van de dokter die in zijn pyama aan de deur kwam. Wat doet een dokter om zes uur ’s avonds in zijn pyjama? Was hij ook ziek?

In een pot zaten grote zetpillen die door mijn moeder uiterst vakkundig naar binnen werden geschoven. De opluchting trad snel in. Ongeveer anderhalf uur later kreeg ik meer lucht.

Al is het lang geleden, ik heb geleerd wat een zuurstofgebrek met je doet. Het enige waar je nog aan wilt denken is lucht, lucht en nog eens lucht.

Frisse lucht, vrije lucht, lucht in je longen en zuurstof in je hoofd.

Een tip van mij aan een ieder is dan ook: trek je wandelschoenen aan, trek door de parken en de steden. Of doe je jumping jacks in de huiskamer.

Beweeg en voel dat je leeft. Dan wordt elke blauwe maandag een kolkende maandag die je meesleept met de kracht van de rivier.