zaterdag 21 april 2012
Om je wild te lachen
Hij had een werkelijk vreselijke dag op zijn werk achter de rug. Alle apparaten, van de kopieermachine tot de frankeerautomaat hadden het begeven, waarvan de koffieautomaat nog
wel het ergste was. Het kwam door de bezuinigingen, zei een collega. Ze bellen de monteur gewoon niet meer. Die is te duur. De telefoon deed het nog wel, hij hoorde geprikkelde mensen, omdat het salaris een weekje te laat was gestort. Tot slot kwam de chef hem vertellen dat hij binnenkort kon vertrekken. Er was geen plaats meer voor hem in de herberg.
Moegestreden zat hij thuis met zijn peuter puberzoontje te spelen toen de bel ging, het was een uur of zeven in de avond.
Zijn nog half werkende hersencellen registreerden een huppelend meisje dat opgewekt een uit het hoofd geleerd verhaal begon af te steken. Op haar neus droeg zij een belachelijk grote, rode dop. Ze kwam voor de cliniclowns, zei ze. Er zijn maar zes-en- zestig clowns voor al die zieke kinderen. Zes-en- zestig dacht hij – is dat veel, is dat weinig..hij kon het niet beoordelen, het was een getal, meer niet. Heeft u vandaag al eens gelachen? ging het meisje onverdroten voort en ze praatte daarbij als een op hol geslagen circuspaard. Hij zag in gedachten hoe ze daar op dat selectiebureau instructies had gekregen: doe een beetje leuk had de werver gezegd, het gaat om clowns dus het moet een beetje leuk zijn ga desnoods op je kop staan of zet een stoel op je kin..’ ‘Een stoel op mijn kin,’ had zij gedacht, ‘waar haal ik een stoel vandaan, nou ja, ik heb dat geld nodig...’
Zijn schoenveters knapten ondertussen uit zijn ecco’s. ‘Heeft u vandaag al eens gelachen?’ vroeg ze weer, want het slachtoffer keek wazig.
‘Ik heb me vandaag wild gelachen,’ zei hij somber en hij werd nu net zo ongeloofwaardig als de fopartiest voor hem.
‘Dan wil ik u vragen dit formulier in te vullen,’ lachte ze. ‘Voor vijf euro steunt u de cliniclowns..’ Ik moet er over nadenken,’ zuchtte hij zo diep en bodemloos dat iedere collectant de bus in de struiken had geworpen. ‘Geeft u mij zo’n papiertje..’
‘Nee dat kan niet,’ zei de clown. ‘U moet nu het papier invullen!’
‘Laat dan maar,’ kraste hij.
‘Dat is dan heel jammer,’ mopperde de clown en ze leek niet onder de indruk van haar victim dat naar de grond keek net of daar de bescherming lag tegen deurbellers en telefoonhijgers.
‘Wat was dat?’ vroeg zijn vrouw die al met een euro in de hand stond.
‘De paashaas,’ somberde hij met een rode neus als de kerstman.
‘Ta da da,’ zei zijn zoon en trok aan zijn broekspijp.
vrijdag 13 april 2012
Groenmarktkerk Haarlem
Op zondag 6 mei aanstaande lees ik tienminuten voor uit eigen werk in de Groenmarktkerk te Haarlem. Er zijn die middag nog een
aantal dichters aanwezig om voor te dragen, oa Pom Wolff.
Er is die middag ook een expositie van kunstenaars uit Noord Holland. Het theam is 'lijden', maar ik hoop niet dat dat geldt voor de bezoekers.
zondag 1 april 2012
Het mysterie van de vergeten scootmobiel
In een gratis dagblad las ik een klein, maar merkwaardig bericht. In een depot van de Nederlandse Spoorwegen zou een vergeten scootmobiel staan. Uit treinen komen wel vaker vergeten spullen, zoals kunstgebitten, haarstukjes en pacemakers, maar een scootmobiel is wel heel bijzonder vanwege het forse formaat en de afhankelijkheid van de bestuurder van zijn voertuig.
Ik heb er deze week over nagedacht en ik kom tot twee mogelijke opties. Ik zal deze even toelichten. De eerste mogelijkheid is dat de betreffende gehandicapte niet op het juiste station is uitgestapt. We gaan er dan wel van uit dat hij nog enigszins kan lopen. Meestal wordt er een loopplank uitgelegd voor de mobilist en iemand van de spoorwegen helpt daarbij. Het is niet zo dat men verplicht is een plank op zijn scoot mee te nemen van huis. Ook bij het eindstation staat iemand klaar om de persoon netjes uit te laten boarden.
Het kan niet anders zijn dan dat deze medewerker tevergeefs heeft staan wachten. Hij moet ook een naam geweten hebben. Of spreekt men bij de NS in de trant van: ‘..er komt straks weer zo’n stakker Joop, ga jij effies de plank uitrollen..’ Hoe dan ook, Joop haalde zijn schouders op, de stakker zat niet in de trein. Je mag er wel van uitgaan dat de bestuurder leed aan enig geheugenverlies of een andere mentale kwestie. Hij stapte op het verkeerde station uit en wandelde mogelijk door een onbekende stad. Hij viel op door zijn slepende tred met zijn neus bijna op de straat en omdat hij kwijlend zijn zaakje uit zijn broek haalde en tegen de pui van een damesmode huis begon te kletteren. Het duurde niet lang of de lokale hermandad had hem in het snotje. Vriendelijk doch dwingend duwde men hem in een auto en zonder zwaailicht of vertoon bracht men hem naar een bureau. Het viel niet mee het juiste verzorgingshuis van de man te vinden, maar na enig bellen bleek men hem in een zekere inrichting te missen. Hij werd thuisgebracht. Daar vroeg geen enkele zuster naar zijn scootmobiel.
En dan de tweede mogelijkheid: er is een wonder gebeurd. In de trein zat de maagd Maria samen met haar vriend Youssouf, die leert voor timmerman op het VMBO. Ze droeg een blauwe jurk en een witte hoofddoek. Ze liep af op de man in de scootmobiel en maakte een foto van hem met haar blackberrie. Daardoor kon de man weer lopen. Hij schoot kwiek uit de stoel, maakte een dansje en stapte eveneens uit in dezelfde onbekende stad, waar hij ook tegen dezelfde pui zeek omdat het wonder geen betrekking had gehad op zijn geestelijke toestand. Ook hij werd thuisgebracht zonder scoot. Dat zijn wat mij betreft de twee mogelijkheden, beide zijn niet echt realistisch. De conducteur van de trein heeft ongetwijfeld de mobiel gevonden, zonder mobilist, en alarm geslagen. Al de stations langs de lijn gebeld. De journalist die het bericht van de NS vernam had hier ook op in kunnen gaan. Of nemen we nu alles aan zonder vragen stellen? Waarom rijdt Mark Rutte altijd op de fiets? Waarom moest Loeki de Leeuw verdwijnen? Waarom speelt het Nederlands elftal in het zwart? Belangrijke vragen in het moderne leven waarin mensen hun scootmobiel kwijt kunnen raken zonder dat iemand het merkt.
Ik heb er deze week over nagedacht en ik kom tot twee mogelijke opties. Ik zal deze even toelichten. De eerste mogelijkheid is dat de betreffende gehandicapte niet op het juiste station is uitgestapt. We gaan er dan wel van uit dat hij nog enigszins kan lopen. Meestal wordt er een loopplank uitgelegd voor de mobilist en iemand van de spoorwegen helpt daarbij. Het is niet zo dat men verplicht is een plank op zijn scoot mee te nemen van huis. Ook bij het eindstation staat iemand klaar om de persoon netjes uit te laten boarden.
Het kan niet anders zijn dan dat deze medewerker tevergeefs heeft staan wachten. Hij moet ook een naam geweten hebben. Of spreekt men bij de NS in de trant van: ‘..er komt straks weer zo’n stakker Joop, ga jij effies de plank uitrollen..’ Hoe dan ook, Joop haalde zijn schouders op, de stakker zat niet in de trein. Je mag er wel van uitgaan dat de bestuurder leed aan enig geheugenverlies of een andere mentale kwestie. Hij stapte op het verkeerde station uit en wandelde mogelijk door een onbekende stad. Hij viel op door zijn slepende tred met zijn neus bijna op de straat en omdat hij kwijlend zijn zaakje uit zijn broek haalde en tegen de pui van een damesmode huis begon te kletteren. Het duurde niet lang of de lokale hermandad had hem in het snotje. Vriendelijk doch dwingend duwde men hem in een auto en zonder zwaailicht of vertoon bracht men hem naar een bureau. Het viel niet mee het juiste verzorgingshuis van de man te vinden, maar na enig bellen bleek men hem in een zekere inrichting te missen. Hij werd thuisgebracht. Daar vroeg geen enkele zuster naar zijn scootmobiel.
En dan de tweede mogelijkheid: er is een wonder gebeurd. In de trein zat de maagd Maria samen met haar vriend Youssouf, die leert voor timmerman op het VMBO. Ze droeg een blauwe jurk en een witte hoofddoek. Ze liep af op de man in de scootmobiel en maakte een foto van hem met haar blackberrie. Daardoor kon de man weer lopen. Hij schoot kwiek uit de stoel, maakte een dansje en stapte eveneens uit in dezelfde onbekende stad, waar hij ook tegen dezelfde pui zeek omdat het wonder geen betrekking had gehad op zijn geestelijke toestand. Ook hij werd thuisgebracht zonder scoot. Dat zijn wat mij betreft de twee mogelijkheden, beide zijn niet echt realistisch. De conducteur van de trein heeft ongetwijfeld de mobiel gevonden, zonder mobilist, en alarm geslagen. Al de stations langs de lijn gebeld. De journalist die het bericht van de NS vernam had hier ook op in kunnen gaan. Of nemen we nu alles aan zonder vragen stellen? Waarom rijdt Mark Rutte altijd op de fiets? Waarom moest Loeki de Leeuw verdwijnen? Waarom speelt het Nederlands elftal in het zwart? Belangrijke vragen in het moderne leven waarin mensen hun scootmobiel kwijt kunnen raken zonder dat iemand het merkt.
zaterdag 31 maart 2012
Het bullebakje
Kijk, dit is Hatsie Flatsie.
Ze heeft een bullebakje onder haar neus. Een vies, klein propje dat ze wegpeutert.
Haar vinger gaat in het neusgat.
Mama vindt dat vies. Maar wat moet je dan met een bullebakje?
Ze laat het bolletje zien aan haar vriendje Steijn.
‘Kijk es!’ zegt ze tegen hem.
Steijn kijkt met grote ogen. Op haar vinger kleeft het groene pullekje.
‘En weet je wat ik er mee doe?’
‘Nou?’
‘Ik ga hem opeten!’
‘Nee!’ Steijn schrikt er echt van. ‘Durf je dat?’
Ze knikt en ze stopt haar wijsvinger in haar mond.
‘Yeg!’ zegt Steijn. “Hoe smaakt dat?’
‘Lekker!’ jokt ze.
‘Bah Hatsie!’ roept haar vriendje. ‘Ik ga het aan je moeder vertellen!’
‘Dat is klikken!’ zegt ze boos. ‘En dat mag ook niet!’
‘Wat hebben jullie ruzie?’ vraagt haar broer Rob, die op zijn driewieler langskomt.
‘We hebben geen ruzie!’ zegt Hatsie met een rood hoofd. ‘We hadden het over bullebakjes!’
‘Groene en gele en snot bullebakjes..’ zegt het vriendje.
‘Getsie,’ pruilt Rob. ‘Dan ga ik gauw weg, maar wacht ‘ns kijken wat ik heb..’
Ook hij propt zijn vinger in zijn neusgat en wroet erin.
‘Stuur je een kaartje als je boven bent, Rob!’ zegt Hatsie.
‘Wat een vieze familie!’ roept Steijn en hij rent weg.
‘Maar we hebben wel altijd te eten!’schreeuwt Hatsie hem na.
maandag 19 maart 2012
De buik
Het is een mooie zomeravond, de muggen dansen van blijdschap, de zon glimlacht en gaat voorlopig nog niet slapen. Sammy is aan het voetballen met papa. Hij trapt heel hard tegen
de bal en zijn kleine voetjes doen zeer van het schoppen tegen het leer. Papa John moet er af en toe heel hard om lachen en moedigt hem aan: 'Toe maar Sammy, schoppen! Hard in de kruising!'
John spreidt zijn armen als een echte doelman en maakt een duik over het gras. De bal schiet weg. Sammy juicht om dit doelpunt, en maakt een rondje. Maar als papa terugkomt met de bal, kijkt hij hem ernstig aan. En hij zegt:
"Ga je mee Sammy, we gaan naar mama. Zij gaat je wat vertellen..!" Ze lopen naar huis. Papa
zegt niet veel. Hij heeft Sammies hand stevig vast. Ze wonen aan een drukke weg, die ze moeten
oversteken. Als ze thuis komen worden ze hartelijk verwelkomd door mama. "Ha, liebe, kleine,
Croijff," lacht ze. Mama komt uit Duitsland, daarom praat ze anders dan de moeders van zijn vriendjes. "Wil jij ein glas limonade?" Dat laat hij zich geen tweede keer zeggen. Een beetje vreemd vindt hij het wel. Hij krijgt 's avonds nooit een glas limonade. Als hij uitgedronken is,
kijkt mama hem van dichtbij aan, met een zachte glimlach.
"Luister eens Sammy," zegt ze op geheimzinnige toon. "In mama's buik zit een broertje of een
zusje.." Ze legt zijn hand op haar buik, maar hij voelt niets.
Het wordt heel stil in de kamer. "O," zegt hij en zijn gezicht staat niet vrolijk.
"Vind je het niet leuk Sammy..?" vraagt mama voorzichtig. "Wil je misschien luisteren?"
Hij knikt ' ja ' en mama doet haar shirt een stukje omhoog. Hij legt zijn oor tegen de warme, dikke buik en luistert. Het is heel spannend. En daarbinnen hoort hij het kindje zingen, hij weet het zeker: de baby zingt! Dus wordt het een meisje, want alleen meisjes zingen. Maar met meisjes kun je niet voetballen, dus vindt hij het allemaal niet meer zo leuk.
Mama kijkt papa langzaam aan en zegt: "De dokter heeft ook naar de baby gekeken en weet je wat hij zei?"
Sammy schudt zijn hoofd.
"Dat het een jongetje wordt... je krijgt een broertje!"
"Die dokter is stom!" mompelt Sammy.
"Waarom?" vraagt vader en hij zucht diep.
"Omdat de baby zingt en jongens zingen niet, het wordt een meisje.."
"Ah!" zegt papa en ook hij legt zijn oor tegen de buik. "Ja, ik hoor de baby ook zingen, maar
het is een voetballied..hoor maar!"
Ze luisteren nu allebei en papa zingt: ' Olee hee olee oholee olee..we are the champions of the play..'
Sammy hoort het nu ook. Opgelucht huppelt hij door de kamer en zingt: 'O lee hee olee oholee
olee..'
Hij ziet niet dat mama zacht in papa's hand knijpt en dat ze 'pfft' blaast.
Verkeerde vrienden (paradise by the dashboardlight)
‘Ik schiet jou niet dood,’ zei de man met de draak tatoeage, die half over zijn gezicht was aangebracht. Hij nam een trek van zijn sigaret. “Je bent het niet waard en bovendien..’ hij zweeg even. ‘Hoe lang zei je?’ ‘Twee weken hooguit..’ zei de Vette. ‘Doe het nou maar…hoeveel wil je hebben?’ Hij wierp een briefje van duizend op tafel. De Draak schudde van nee. ‘Ga maar,’ zei hij vermoeid en hij wapperde met zijn hand naar de deur. De Vette keek in een mix van droevigheid en angst terug. Hij hees zich uit de stoel en waggelde naar buiten. Zijn enorme lichaam maakte normaal lopen onmogelijk. Hij stond voor een drukke straat. Het zou gemakkelijk zijn gewoon op de weg te gaan staan. Maar dan had je kans gered te worden. Het moest snel en effectief gebeuren. Hij sleepte zich naar de deur van zijn Nightclub Paradise by the Dashboardlight . Dat de Draak hem niet had willen doden, begreep hij wel. Die gunde hem het pijnlijkste einde en liefst langzaam. Bij de bar werd hij aangesproken door een medewerkster. ‘Ik hoorde vandaag,’ begon zij en een traan liep over haar wangen. ‘Ik hoorde vandaag dat u..’ Ze rende snikkend weg. Wat moest hij met zulk personeel? Ze waren geen stuiver waard. Het gesprek van gisteren met de dokter speelde in zijn hoofd als een film, die steeds wordt herhaald en herhaald. ‘Nee beter wordt u niet meer en het is heel ernstig..’ ‘Hoe lang heb ik dan nog dokter?’ Had hij gepreveld als een klein kind. ‘Nog twee weken,’ had de geneesheer hem gezegd. Twee weken was wel erg kort. Ook voor zijn snelle manier van zaken doen, was het kort. Zelfs de Chinezen konden niet zo snel de shit leveren. Het was pure pech. ‘Pijn?’ Had hij nog gevraagd toen hij al met de deurknop in de hand stond. De dokter had geknikt. ‘Maar wij hebben pijn beleid in ons ziekenhuis, we werken nauw samen met de anesthesist.’ Het laatste woord had hij, eenvoudige ziel, niet begrepen. Wat was een annesteezist? Maar dat het pijn ging doen, had hij wel begrepen. Hij pakte zijn telefoon en belde een nummer. Een vrouwenstem vroeg om een code. ‘Henk en Ingrid,’ zei hij en hoestte. ‘Ik verbind u door,’ zei de stem. Hij hoorde iemand hijgen. ‘Listen Jerom,’ dreigde hij. ‘I got you another million because you give me ten kilo instead of fifteen. I blow your head of, you mutterfukker..’ Hij hing snel op, want hij wist dat hij de Yoego’s goed op de kast gejaagd had. Het was nu nog maar een kwestie van voor de deur te gaan staan. Het was handig om zoveel verkeerde vrienden te hebben, dan hoefde hij het niet zelf te doen. Hij gaf ze een uurtje de tijd. Net genoeg om afscheid te nemen. Hij sprak de floormanager vriendelijk toe. Hij merkte dat de man daar onwennig van werd. Normaal blafte hij hem in de houding. ‘Het ga je goed jongen,’ sprak hij met een traan. De man bloosde van de zenuwen. Hij dacht waarschijnlijk ontslagen te worden. Hij gaf hem een biljet van honderd en drukte hem stevig de hand. Daarna wandelde hij naar een achterafkamertje en pakte een foto waarop zijn oude moeder nog vrolijk lachte. Hij kuste de prent en zei: “Vergeeft u mij, lieve moeder, alles wat ik heb gedaan. Het spijt me zo. Mijn tijd is nu gekomen.’ Hij keek nog een keer rond en verliet het pand. Ze zouden zo komen, dat was zeker. Hij nam het geluid waar van een helicopter. Hij tuurde met zijn ogen. Het zou kunnen dat ze in dat toestel zouden zitten; de Balkanezen waren overal toe in staat. Hij zwaaide en riep: ‘Hier, hier! Ik ben het! Kom, doe het vlug!’ Hij knielde en vouwde zijn handen. Voorbijgangers bleven verbaasd staan kijken. De helicopter landde. Een vijftal in donkere kleding gehulde mannen besprongen hem. ‘Politie!’ riep een van hen. ‘Nee, nee,’ snikte hij. ‘Ik wil dood, ik wil dood..’ Maar ze luisterden niet en sleepten hem de heli in.
‘Als ik je vijfhonderd geef,’ riep hij tegen de besnorde man die hem vasthield. ‘Wil je me dan eruit gooien?’ De man lachte.’ Nog voor geen vijf miljoen, we zijn je vrienden niet!’ riep de snor boven het lawaai. Toen bezweek zijn hart en ze hadden het niet eens in de gaten. Hij zweefde boven de aarde en zag dat ze hem paniekerig uit het toestel sleepten en reanimeerden. Hij zag dat de Yoegoslaven achterover lagen in een park met een grote joint in hun hoofd. Even verderop zag hij de Draak wandelen met een jong meisje. Ze misten hem niet en hij had ze ook niet meer nodig. Hij hoorde hemelse muziek. ‘What’s it gonna be boy?’ zong een engel. ‘Yes or no?’
zaterdag 10 maart 2012
Och, een genoteerd gesprek in de tweede klasse der NS
‘Hee John, jij ook hier?’
Dames en heren het volgende station is station Amsterdam vergeet niet uw bagage mee te nemen, wij wensen u een prettige reis..’
‘Jazeker..’
‘Tijd niet gezien..’
‘Nee, druk he?’
‘Alles goed?’
‘Ja, lekker hoor..’
‘Bij mij ook..’
‘Woon je nog steeds in de van Dalen laan?’
‘Nee, daar ben ik weg..’
‘Zo. Verhuisd?’
‘Nee, gescheiden. Mijn vrouw is weg.’
‘Klote man!’
‘Och. Ze is weg met Henk.’
‘Zo. Dat was toch een vriend van je?’
‘Ja ,ja, ja. Maar ze is weg he? En hij ook. Naar Canada.’
‘Jezus, wat erg.’
‘Och..’
‘En nu ben je met de trein, had ik niet van jou verwacht..’
Dames en heren we staan even stil omdat er nog geen plek is op Amsterdam Centraal. Wij vragen u een ogenblik geduld..
‘De auto is verkocht. Zij had schulden en toen heeft ze hem verpatst. Toen ik thuiskwam was de garage leeg. Dat was toen ik nog werk had.’
‘Je hebt geen werk meer..’
‘Neuh. Ik kreeg het aan mijn hart van de spanningen. Toen raakte ik ao.’
‘Ao?’
‘Arbeidsongeschikt. Ik ben al moe na vijf minuten.’
‘Jeeeeezus man, wat een ellende..’
‘Och..’
‘Nou ja och, je bent je wijf kwijt, je huis, je werk, je gezondheid en het allerergste: je auto.. wat een
dikke shit..’
‘Het went wel..’
‘Dat meen je niet. Maar we zijn er bijna. Misschien een pilsje jij en ik op het goeie leven?’
‘Is ok, over drie jaar..’
‘Drie jaar? Hier mijn kaartje..’
‘Ik.. eh.. moet me zo melden, ik moet zitten, belastingschuld..’
Station Amsterdam, station Amsterdam..!
‘Ook dat nog man.. jeeeeeeezuss..’
‘Och..’
Abonneren op:
Posts (Atom)