zondag 17 november 2019

Winter in het Vondelpark Amsterdam



                                          Winter in het Vondelpark Amsterdam

Een gedicht over de wind



Ik kan verheven over je schrijven, wind,
maar je bent slechts bewegende lucht, meer niet.
Ik kan over je schrijven dat je warmte brengt,
soms breng je ook ijzige kou
en stuifmeel  zodat sommigen koorts en loopneuzen van je krijgen.
Soms blaas je zo hard dat mijn haarstukje niet blijft zitten.
Soms blaas je helemaal niet en dan lig ik met mijn jacht voor joker
op zee.
Nee wind, ik kan verheven over je schrijven,
maar dat doe ik niet, want
je bent niets meer dan stuiterende moleculen.
Je bent gewoon lucht voor me.

Naar aanleiding van: 333 dingen om over te schrijven
Juli 2019 

dinsdag 5 november 2019

zondag 3 november 2019

Eitje tik



Op 1 mei
kook ik een ei
op 2 mei
neem ik jou erbij
op 3 mei
neem ik vrij
en leg mijn ei
nog warm
op de prei



zaterdag 2 november 2019

grijs



Ze slaapt
In mijn armen
Ze kwam toen ik 40 werd
Slaap kindje slaap
iemand in dit ziekenhuis zei: ‘dat had u toch kunnen weten ?’’
Een dokter of een zuster,
Nee, mevrouw, mijnheer,
Ik wil dat niet kunnen weten
Zij is mijn teveelchromosomendochter
Maar ziet u niet
Hoe ze in mijn armen slaapt
Ze is mijn dochter,
Slaap kindje slaap.

vrijdag 1 november 2019

Het is weer voorbij die mooie zomer(1)



En we waren in Brussel bij het manneken...

Waarom dragen de mensen een zwembroek?



Waarom dragen de mensen een zwembroek?

zijn ze voor het water
niet allemaal gelijk
als er een golf komt
naar de zee
helpt zwemmen  niet
het monster neemt je mee


donderdag 31 oktober 2019

Gebed van een fietser




U daarboven,
kunt u de wind even uitzetten,
of op standje zomerbries
en de regen
sparen voor als het warm is
-        dan hoef ik de planten niet te begieten-
en een led lampje in die zonnelamp draaien
dan ben ik een tevreden fietser.
                                                        

woensdag 23 oktober 2019

Beschrijf een dag uit het leven van je duim




Ik, de duim, ben vandaag er helemaal afgezaagd.
Ik, de duim, ben de duim van een doe-het-zelver.
Een aardige man die zelf zijn eigen  hout wil zagen, maar niet geschikt is voor het werk.
Niemand die dat tegen hem durft te zeggen.
Dat hij zijn timmermanschap uit zijn duim heeft gezogen.
Plotseling was ik van hem gescheiden. Hij was ontduimd.
Hij legde mij in een bakje met ijs.
Samen gingen wij in een ambulance waarop een blauw licht zwaaide.
De doe- het- zelver gilde en gilde.
Een dokter hielp ons in de operatiekamer.
Hup, hup, ging het met schaar en naald.
Ik was weer verbonden met de man.
Deze klusser zaagt alleen nog in zijn slaap.

Idee uit: 333 dingen om over te schrijven


vrijdag 18 oktober 2019

Muzikaal gebeuren 28 oktober 2019

Op 28 oktober 2019 is in de Rekere 2.0 een muzikaal gebeuren. Een cross-over van muziek en gedichten. Klik op de onderstaande link voor meer informatie:

https://www.kunstgroephuiswaard.nl/

maandag 14 oktober 2019

In de ICE trein naar Keulen



In de ICE trein naar Duitsland, Keulen. Vanaf Amsterdam CS proberen de reizigers hun vaak veels te grote rolkoffers in het bagagerek te werpen. Nadeel hiervan is dat de koffers  te zwaar zijn en dat het pas lukt in samenwerking met een partner. Ik bied me aan als partner en smijt de handel in het rekje. Ik vraag me af of er geen clandestiene producten in zitten. Illegaal verkregen aapjes, verdovende middelen of allerlei schietgerei. Blijf gewoon geloven in het goede in de mens.
In deze trein zitten mensen uit alle windstreken en continenten. Van oost naar west en noord naar zuid. Een meisje met een windhond. De pootjes van het beestje liggen in het gangpad. Een van de passagiers gaat er per ongeluk op staan. Zijn lieve bruine ogen kijken ons meelijwekkend aan. Hij vind het echt niet leuk.
De ICE is dan wel een trein die heel hard kan, 250 km per uur, hier in Holland rijdt hij net zo hard als een NS  intercity. De windhond raakt nu een beetje gestresst. Ze gaat met hem lopen.  Een mijnheer  uit China valt in slaap en begint hard te snurken. Op het rangeerterrein in Venlo staat een man tegen een trein te plassen. Ik heb zicht op de WC en het gezelschap in deze trein, plast  als een trein door. Er is catering aan boord, hetgeen de urineproductie verhoogt.
Naast me leest een Duitse vrouw een boek over de Italiaanse maffia. Plotseling wil een mijnheer op de stoel van mijn Anja gaan zitten, maar het blijkt dat hij zich in het rijtuig heeft vergist. De reis duurt drie uur en nog wat. Maar je moet zo denken: met het vliegtuig was je er niet sneller geweest.
De Duitse vrouw naast me, heeft twee tieners bij haar. Ze vragen om de twee minuten om mama en dan moet ik weer opstaan. Ik vind het geen probleem en ook deze vrouw toont geen spoor van irritatie. Ze spreekt een onverstaanbaar soort Duits, waarin ik het woord ‘handy’ hoor. Dat is Duits voor GSM. Haar lieve meisje probeert een flesje cola te laten ontploffen, dus mama  gaat erop af, om een kleine plakkerige ramp te voorkomen. Het meisje is een jaar of 6. Ze komt bij mijn stoel staan en kijkt me onderzoekend aan. Misschien vindt ze het onbegrijpelijk dat ereen vreemde man naast haar moeder zit. De tiener is lang en dunnig en kijkt de wereld in met de ‘alles is stom’ puberblik. Het boek van de vrouw ligt werkloos op haar stoel.
Thijs babbelt ondertussen vrolijk door over alles wat hij ziet onderweg, maar uiteindelijk glijdt het apparaat het station van Keulen binnen. Naast dit eindpunt staat de gigantische, overdonderend grote Dom. Een gebouw met massieve dikke uren en eindeloos hoge torens die als je omhoog kijkt bijna in de wolken lijken te prikken. Op de torens zijn waterspuwers gemetseld. Meestal afbeeldingen van draken of monsters. Tegen de muren zitten hier en daar zwervers en bedelaars. Tegenover hen staat een paal met een aantal camera’s. Een van de bedelaars knikt vriendelijk naar me. Hij heeft een grote vilten baard en een hond. Ik knik terug. Op de hoek van het plein staan onderdelen van een Romeinse poort. Ook interessant, een kerk en een poort, symbolen van pracht en praal en van macht en onderdrukking. Ook naast die poort zit een dakloze of een uitgeprocedeerde. Hij kijkt me loom aan.
We gaan de Dom binnen en bij de ingang staan twee mannen vrouwen te inspecteren of ze niet te bloot zijn. De kerk heeft het niet zo op naveltruitjes. Een mevrouw met een blote buik krijgt een zwarte doek aangereikt die ze om haar middel moet knopen. Eenmaal binnen valt op dat deze kerk tamelijk licht is door het enorme hoge venster met het glas-in-lood. Maar indrukwekkend is het wel. Schilderijen, relieken, in goud, blinken je tegemoet. Hoe moet dit geweest zijn voor de beeldenstormers rond 1570 de kerken bestormden en woedend het interieur sloopten? Ik vermoed dat er op elke zuil wel een meesterwerk hing. Op de een of andere manier is het gouden kistje met de beenderen van de drie wijzen uit het oosten bewaard gebleven. Op de kist staan de portretten van Balthazar en zijn vrinden.
We slenteren de kerk uit. Ik vind het knap van Thijs dat hij het geduld voor dit bezoek opbrengt. Buiten  geef ik hem de camera. Hij maakt filmpjes als een echte vlogger en rent met het ding rond de vijver. We gaan achter de kudde van het massatoerisme aan. Die begeeft zich in de richting van het spoor over de rivier. De Rijn glimt in de middagzon. Het is een prachtig stuk van 400 meter over het water. Aan de brug hangt, aan de kant van het spoor, een berg liefdesslotjes. De geliefden die dit hier hebben opgehangen, hebben het sleuteltje in de rivier gesmeten. Maar daar heeft de Deutsche Bundesbahn geen moeite mee. Met hun stoere spoorwegmateriaal hebben ze die slotjes zo doorgezaagd. De DB is van staal en kiest voor veiligheid in plaats van romantiek. Ik vraag me wel af hoe een paartje denkt zijn slotje terug te vinden. Die slotjes zijn voor het plaatsen gegraveerd, dus het is voor zekere mensen een deel van de broodwinning. ‘Michael ich liebe dich, Vera,’ lees ik. Zouden Michael en Vera nog bij elkaar zijn?          
We eten een broodje bij de fontein achter de kerk en wapperen met onze kruidnagelolie naar een wesp die er haastig vandoor gaat.
6-8-2019
       

zondag 13 oktober 2019

Mysterieus licht op een zomeravond in 2006



Artistieke impressie van een door mij waargenomen mysterieus licht op een zomerse avond in 2006. Geen ballon, geen laserstraal, geen vliegtuig. Maar wat dan wel? Ik was niet de enige getuige, er waren meerdere mensen. Ik had niet gedronken en geen drugs gebruikt. Om beter te laten begrijpen wat ik zag heb ik deze impressie gemaakt. Omdat alle elektriciteit in het park was uitgevallen, vlak voor de komst van het licht, was het aardedonker. Een Thaise ballon was het in ieder geval niet, daar leek het totaal niet op. 

dinsdag 24 september 2019

Johnny Neslo vermoord 29-12-2009

Toen verleden week een advocaat werd neergeschoten door een jonge onbekende, in Amsterdam, moest ik denken aan Johnny Neslo, die bij mij in de straat woonde en werd doodgeschoten. Het was vlak voor de jaarwisseling 2009/2010, in Alkmaar. Dus al bijna 10 jaar geleden. De dader is nooit gevonden. Bij deze wil ik deze Johny en zijn vrouw Manon en gezin herdenken.
En als je iets weet, ga dan naar de politie en praat erover. Of meld het anoniem.   

vrijdag 20 september 2019

Het tuincentrum Overvecht failliet

Vanmorgen was ik in het tuincentrum Overvecht. Het wordt gesloten. Het zag er treurig uit, overal verwaarloosde planten en rommel. Je zag er de laatste tijd ook bijna geen mensen. Ik denk dat het centrum gered had kunnen met het loslaten van het franchise concept. Met nieuwe energie en creativiteit in plaats van een keurslijf van een model  had een nieuw publiek aangeboord kunnen worden. Dat was niet zo moeilijk: het tuincentrum ligt naast twee nieuwe wijken in aanbouw.
Jammer en zielig voor de medewerkers.

donderdag 19 september 2019

Het ijscomannetje

Hij stond vaak in het bos van Heiloo en verkocht er ijsjes. Hij had een karretje bij zich. Ik weet de plek niet meer, ik heb er laatst naar gezocht. Plotseling was hij weg. Wie hij was? Ik weet het niet.




zondag 8 september 2019

Gecollecteerd voor de KWF

Gecollecteerd voor het kwf: kankerbestrijding. Niet zo'n beste buurt: van de 150 adressen deden er 15 de deur open. Een vrouw schold me uit, vanaf haat veilige balkon. Soms staan ze te koken achter het raam naast de deur en doen ze net of ze je niet zien. Ik ga er wel.mee door, voor die 15. Waarvan er 5 wat geven. Ik vind dat we moeten blijven strijden voor een sociale wereld en gezondheid. Verhalen over duurbetaalde directeuren leg ik naast me neer.Als ik.loop denk ik aan het leed van zovelen die vechten voor hun leven en vooral aan zieke kinderen. Tot volgend jaar 5 deurdonateurs.

woensdag 28 augustus 2019

Over de dijk van Uitgeest


Vandaag met leerlingen naar een bowlingcentrum. Maar zoals dat zo vaak gaat in ons land: iedereen op de fiets. Een eindeloze rij die zich over de dijk langs Uitgeest slingert. Een meisje kreeg last van haar suiker. Ze had onderschat wat een fietstocht in dit barre landschap aan energie kost. Een vlak landschap waar de wind de baas is. Na even gedronken te hebben konden we weer verder. Om te bowlen.   

maandag 26 augustus 2019

De tandarts in Drachten

Moet je een droom serieus nemen? Ik droomde vannacht dat ik klant was van een Chinese tandarts in Drachten, in Friesland. In mijn vakantie ging ik voor mijn plezier even in de stoel van een dentist. Bijzonder vreemde droom, ik kan er geen betekenis aan verbinden. Angst voor een tandarts heb ik niet. Angst voor Chinezen heb ik ook niet. Maar er zijn leukere dingen in de vakantie te doen.
Wie het weet, mag het zeggen.   

vrijdag 23 augustus 2019

St.Nicolaas in Nederland

In deze kapel kwam 1000 jaar geleden de verering van een heilige uit het oosten tot leven: St.Nicolaas. Hij wordt afgebeeld zonder mijter, zonder staf en zonder knecht. Zijn baard is nog gewoon bruin. De kapel staat op het Valkhof in Nijmegen. Er hangt een mysterieuze stilte.

zaterdag 17 augustus 2019

Schotse kust en het pad dat ik bewandel



Ondertussen aan de Schotse kust. De rust, de stilte, de bezinning of het pad dat ik bewandel het juiste is.

woensdag 14 augustus 2019

Crisis en paniek op het strand



Crisis en paniek op het strand
8 augustus 2019  18.00 uur. Het strand van Egmond.

We gaan naar het strand. Jij speelt met zand en water en je neemt schelpen voor me mee. Je werpt met zeewier, dat ik daarna van jou in een plastic zakje moet doen.
Om je heen de blauwe zwaailichten van de reddingsbrigades. In de zee een zee aan waterscooters met baywatchers. Op het strand veel politie.
Boven je hoofdje een opstijgende traumahelikopter. En tenslotte nog een echte reddingboot van de KNRM die op spectaculaire wijze uit zee op een enorme trailer wordt gereden. Diepe sporen in het zand.
Maar jij ziet enkel schelpen met gaatjes en een kuil met een gat erin. Die moet ik gezien hebben. De drenkelingen worden afgevoerd. Een gezin dat werd meegenomen met een golf.
Jij babbelt  door over je schelpen en de stenen die je hebt gevonden.
Crisis? Welke crisis?
En thuisgekomen  leeg jij, schatje, je zandsokjes op het bed van mama.
Sorry, sorry, sorry, roep je duizend keer. 



dinsdag 13 augustus 2019

Lopend door Brussel werden wij enthousiast van de wafels, de mannekes en Jannekes Pis, maar als je iets beter kijkt zie je vreemdere dingen, zonder dat je weet wie de maker is. Dat weet je bij het Manneke ook niet (jij wel?) maar allee op een muur in een steegje een soort Banksy schildering. Straatvegers op katten gezeten, jagen vooruit. Elke stad heeft zo zijn eigen signaturen, meestal goed verstopt. Bijzonder was ook dat men op het station perron 4 had weg geHarry Pottert. Wij volgden de pijlen naar perron 4 en maakten daarmee een rondje.

maandag 12 augustus 2019

Tommy Wierenga



Naar aanleiding van het boek Caesarion van Tommy Wierenga maakte ik dit schilderij. In het werk kun je elementen uit het verhaal herkennen.

zondag 11 augustus 2019

Het EK wielrennen in Alkmaar


Vandaag was het EK Wielrennen in mijn stad Alkmaar. Het woei hard toen ze door de polder raceten. Een stukje ging over de Munnikenweg, een weg met keitjes. We zagen de Nederlanders langs flitsen, maar ze konden het tempo niet volgen. Verder was het was gezellig in ons dorp, op de foto schiet de latere winnaar Viviani voorbij op de singel. Hij had even geen tijd om te zwaaien.

donderdag 8 augustus 2019

Onrust op het strand

Ik dacht even rustig naar het strand te gaan. Egmond sur mer. Maar bij de zee: een traumahelicopter, vijf politieagenten, waterscooters. Een drama in zee. Een familie meegezogen in een mui, dat is een gat met een zeewaartse stroming, tussen twee zandbanken. Als je in zo'n mui zwemt, kun je worden meegezogen en verzet heeft weinig zin. Als je gewoon niets doet, kun je na verloop van tijd gewoon weer terugzwemmen. Een persoon van deze familie van vier, is meegenomen naar het ziekenhuis, meestal is dat vanwege onderkoelingsverschijnselen. Overigens staan op het strand overal waarschuwingsborden en wappert de gele vlag: gevaar! Ga alleen pootjebaden.

woensdag 7 augustus 2019

Elvis has left the building





Elvis has left the building
Beschrijf een dag uit het geheime leven van Elvis, die doet alsof hij al jaren dood is.

Nee, ik ben echt Elvis niet, als ik opsta. Ik ben John, dat zeg ik tegen mezelf als ik opsta. Ik neem een bad en eet een paar cornflakes met een kop zwarte koffie. Ik drink alleen nog koffie. Drinken doe ik al jaren niet meer, sinds ik dood ben. Ik ga op de fitnesstoestellen en daarna ga ik naar mijn werk, want ik werk nog. Ik ben kellner in een leuke pub. Een Ierse pub. Veel mensen gaan daar met me op de foto, omdat ze denken dat ik een Elvis look-a-like ben. Volgens hen ben ik dood. Lachen. Nadat ik zogenaamd was gestorven, heb ik twee jaar in een sekte geleefd waar ik leerde mij te onthouden van alle aardse geneugten. Dus geen seks, geen drank en geen drugs. Ik leefde op groenten en water. Na ongeveer vijf jaar was ik een heel ander mens. Wedergeboren. Fit en slank. Ik zocht een stad waar ik wilde wonen en vond een miljoenenstad in het oosten van Midden-Amerika. Ik maakte snel nieuwe vrienden en in de pub ‘The lonesome boy’ ontmoette ik Edgar, een gevluchte Amerikaan. ‘Tax,’ is alles wat hij over zijn verleden wilde zeggen. Hij draaide de diensten van maandag tot en met vrijdag. Ik de diensten van zaterdag en zondag. Het zat elke avond lekker vol. Soms zing ik nog weleens. Met dronken karaoke Japanners, aan het eind van de rit. Ik heb een relatie met Linda, een Schots meisje half zo oud als ik. Ze heeft leuk rood haar en sproeten. Ik voel me redelijk comfortable zo, na de showbizzshit. Er zijn wel journalisten in de buurt geweest die vroegen of ik Elvis kende, of familie was. Ik heb ze mijn flatje laten zien: de oude stoelen, de verroeste Ford, de versleten badkamer. Ze waren snel weg. Dit zijn de gelukkigste jaren van mijn leven. Ik kan er zo van genieten. Naar de markt te slenteren, de markt met zijn bloemen en geurige vruchten. Op mijn hoede ben ik alleen nog voor de snuiters van de FBI. Zij zouden achter mijn identiteit kunnen achterhalen, hoewel de papieren, versnipperd, over de Mississippi, zijn uitgestrooid. Ik kom weleens op Graceland, waar mijn oude huis op staat. Dat gaat als volgt: ik neem de bus en heb tuinmanskleding aan. Ik hark het gras op het landgoed en ga dan rustig het huis binnen. Ik ga de trap op naar de tweede verdieping waar niemand mag komen. Ik spreek daar af met familieleden. Zij weten ervan. Zij weten dat ik geen keus heb en had. Er waren zoveel plannen mij uit de weg te ruimen. Daarom moest ik verdwijnen, dood zeg maar. Ondood. Eigenlijk ben ik een zombie. Ik kan nooit meer zingen, behalve met die bezopen Japs. Het is moeilijk. Ik kan niet meer opstaan uit de dood, want er is er maar die dat heeft gedaan en dat was de Lord. En ik ben niet heilig. Geloof je me, of denk je dat ik een imitator ben?

Bye, bye.
Best regards, Love you!! 
The one and only Elvis.
Uit: 333 dingen om over te schrijven, juli 2019    

zondag 4 augustus 2019

Bij of wesp?

Ik zie in een hoek van de tuin, een zwerm vliegende beestjes de border ingaan. Maar ze bewegen alsof ze dol zijn en daarom kan ik niet goed bekijken of het bijen of wespen zijn. Hun lijf is eigenlijk te kort voor een wesp. Ze zijn niet geel wit, eerder bruin en ze vliegen gewoon om me heen. Al drie keer eerder heb ik een wespennest om het huis gehad en uit ervaring weet ik dat ze niet vriendelijk zijn. Ik hoop dat er eentje dood neervalt, zodat we het beter kunnen bekijken.   

vrijdag 2 augustus 2019

De maanlanding

Ik ben geen type voor samenzweringstheorie, dus geloof ik nog steeds in de maanlanding.Het was een huzarenstuk in 1969. Een ding weet ik niet zeker: hoe is het maankarretje meegenomen in de Apolloraket lees: de maanlander (LM). Ik heb namelijk op een expositie een exemplaar van dat karretje gezien en ik zeg je eerlijk: het is een joekel, groter dan een personenauto. Hoe neem je zoiets mee in je supersmalle maanlander? Armstrong en Aldrin moesten daarin staan en zelfs voor de vlag was geen plaats.
Een ander raadselachtig iets: waarom nam astronaut Aldrin geen foto's van Armstrong? Okee, eentje, dan.
Morgen verder. 

donderdag 1 augustus 2019

De EK wielrennen

De EK wielrennen komt naar Alkmaar, onze stad. Het lijkt me gevaarlijk en onmogelijk hier veilig hard te rijden op zo'n fietsje. Het peloton maakt zich daar niet druk over. De dood fietst toch altijd mee. Dat is een gegeven. De burgemeester maakt alvast ruzie met de ondernemers, omdat hij hun straten laat afzetten. Zo'n ruzie hoort erbij. Dat is ook goed voor de publiciteit. Wij houden u op de hoogte. 

woensdag 31 juli 2019

Het panoramaterras Schiphol is gesloten


Vandaag was ik met mijn gezin een uur op Schiphol, vooral vanwege de treinen die er heen gaan. Mijn zoon (8) is treinengek. Hij wilde vooral graag rijden in een SNG, dat is een nieuwe sprinter. 
Op Schiphol belandden we in een mierennest van mondiale snit. Een vreedzame wereldkolonie, allen met dezelfde doelen: wachten, wachten en wachten en dan op reis gaan. Of thuiskomen en dan heel enthousiast verwelkomd worden bij de arrivals. Mensen die elkaar snikkend in de armen vallen van blijdschap, van geluk, en gevuld met tranen. Het is ontroerend om naar te kijken. We werden tijdens onze vervoering weggestuurd door een beveiligingsman die een verlaten tas had ontdekt. Hij waarschuwde zijn collega's.
Daarna besloten we naar het panoramaterras te gaan. Daar kun je, heerlijk in de kerosinedamp, genieten van startende en dalende stalen monsters. Maar helaas,    
dit panoramaterras was gesloten en daarom bezochten we de vliegtuigshop. Voor de deur van die winkel staat een vliegtuigmotor en een onderstel van een toestel. Het mooiste zit binnen verstopt: een oude cockpit waarin je gewoon alles aan mag raken. Natuurlijk is het daarin altijd druk.
Normaal gesproken staat op het panoramaterras een oude Fokker, daar kun je in plaatsnemen. Voor andere oude toestellen moet je naar het Aviodrome, in Lelystad, of Soesterberg. 
Toen we weer bij de trein stonden, realiseerde ik me dat ik op Schiphol geen enkel vliegtuig gezien heb. Behalve dan dat speelgoedexemplaar uit de winkel. Wèl heel veel mensen en als ik eerlijk ben, kan ik langer naar die exemplaren kijken, dan naar vliegtuigen.     


maandag 29 juli 2019

Rare droom



Vannacht had ik een rare droom. Ik was toeschouwer bij een wedstrijd tussen een mier op een racefiets en een mier in een hardlooptenue, met hardloopschoenen. Het was spannend.
Wel een hele vreemde droom. 

zaterdag 27 juli 2019

Dierenleed

De warmte is weer normaal wat hij is in een Hollandse zomer. Blauwe lucht, met wolken. Het gras wat te geel voor Nederland. Er was wel veel dierenleed door de hitte. Sommige beesten zien nooit daglicht en dat is erg. Hun stallen werden veels te heet. Sommige koeien stonden wel buiten, maar zonder een boom voor de nodige schaduw. Dat moet veranderen. Alle dieren tellen mee. 

vrijdag 26 juli 2019

Nog meer warmte

Zelfs kat Jip heeft een coldpack gekregen. Hij zag er sloom uit. Op de tafel staat een ventilator te blazen, met daarvoor een fles gevuld met ijs. Buiten begint het nu in de avond te waaien, hier en daar valt al regen. Het duurt wel even eer het loeihete huis is afgekoeld. Vooral de dakpannen zijn daar schuldig aan.

donderdag 25 juli 2019

En de hitte ging door...


En vandaag ging de hitte door en legde het land min of meer lam. Mensen kunnen hun werk nauwelijks nog doen. Het is zwaar afzien.Naar het strand gaan, helpt bij 40 graden ook niet meer. Er is geen schaduw.
Nu is het hier in de avond nog 27 graden. De natuur heeft ons in de greep.
Ik werd vanmiddag een beetje minder lekker, hoofdpijn. Dat zou kunnen komen door wel te drinken, maar minder te eten. Daardoor zakt het percentage natrium en dat is slecht voor het functioneren van het brein. Morgen ga ik bouillon gebruiken, want ook dan wordt het vreselijk warm.       

De hitte van vandaag woensdag 24 juli 2019


donderdag 25 juli 0.00 uur.

Vanuit Spanje kwam de hitte vandaag ons land binnen gedreven. Het huis is opgewarmd. Buiten is het afgekoeld. Ik woon dicht bij de zee, daar is het minder warm als in de rest van het land. De thermo steeg vandaag naar ongeveer 33 graden. Dus zat ik hier te schuilen, eigenlijk. Ik heb nu de achterdeur open gezet. De koele lucht stroomt de kamer binnen, maar het steen is opgewarmd, dat gaat niet zomaar over. Als ik de tuin in loop, is het stil en donker. Geen kroeggeluiden. Eigenlijk doodse stilte. Aan de zuidwestelijke hemel staat een heldere ster. Ik weet niet welke.
Morgen zal het opnieuw heet zijn.
Hoor ik daar katten vechten in de struiken? 

Ik heb een tijd niet geschreven op deze blogpagina, vanwege allerlei strubbelingen in de werksfeer.
Nu ga ik weer moedig verder.       

vrijdag 22 februari 2019

Beschrijf een wachtkamer van de tandarts, vanuit het gezichtspunt van de wandklok.



  
8.00 ’s Ochtends. Sjaak, de tandarts, komt binnen. Doet zijn jas uit. Gaat koffie zetten. Hij drinkt, daarna doet hij zijn groene tandartspak aan. De assistente komt ook binnen. Ze is gebruind, op haar schouders zelfs rood. Ze vertelt een heel verhaal over haar vakantie in Griekenland en dat ze daar een leuke Oostenrijker is tegengekomen. Herbert Unterwasser heet hij. Hij is al wat ouder, maar dat maakt haar niet veel uit. Hij zoent goed. Sjaak knikt. Hij vertelt dat zijn zoon net geslaagd is voor zijn eindexamen van de middelbare school. Die zoon, die Wonder Joy heet, wil ook tandarts worden, maar hij ligt het liefste de hele dag op de bank te spelen met zijn gameboy. ‘Hoe vin je dat nou?’ vraagt hij. ‘De jeugd, ‘zucht zij. ‘Die van mij zitten de hele dag op hun kamer. Ik weet niet eens wat ze doen achter die deur.’ Ze start de computer, het apparaat gaat heel langzaam. Dan komt de eerste patiënt binnen. Een beverige oude heer met één stok en twee tanden. Sjaak herkent hem direct: zijn vroegere onderwijzer van de 6e klas, de heer Vankoudeenhetevuren. De man valt bijna om. ‘Alles goed met u?’roept hij in het linkeroor.’ Je hoeft niet zo te schreeuwen!’ roept de kerel. “Ik ben hier voor mijn tanden, niet voor een gehoortest. ‘Ik heb bij u in de klas gezeten,’ zegt Sjaak terwijl hij de laatste dentalen bekijkt en betimmert. ‘Jij was een dondersteen,’ roept de patiënt. ‘Wat jij allemaal uitvrat, ik wilde je het liefst opsluiten in de kelder. Jammer genoeg mocht dat niet.’ Sjaak legt het spiegeltje terug. ‘Ik was een hele brave jongen,’ protesteert hij. ‘Bent u niet in de war met mijn broer Henk, Henkie van de Broek.’ ‘Nee, nee!’ roept de man. ‘Jij was het en kijk maar eens wat er van je geworden is: tandarts. En je kon zo goed leren!’

donderdag 21 februari 2019

De vrijwilligers van het spoorwegmuseum



De vrijwilligers van het spoorwegmuseum poetsen en verven en sleutelen. Rijden de treinen weg en weer terug. Smeren de wielen, repareren de koppelingen. Meestal zijn ze onzichtbaar, maar ik heb er toch een paar weten vast te leggen. U begrijpt dat dit stukje een dankzegging is aan deze krachten. Zijn er ook vrouwen bij? Dank, ik ben met Thijs al een keer of 20 in dit prachtige museum geweest. Vandaag weer. Eerst door de wintersporttrein van Bernard en Juliana, dan in de DDR, de eerste grote, gele dubbeldekker. Enzovoort. Is het een museum in een speeltuin of een speeltuin in een museum? 
Dames en heren, houd de treinen op de rails! En tot de volgende 20 keer.

zondag 10 februari 2019

Prent Grafisch Atelier Alkmaar J Hollenberg S van Berkel

Een mooie tekening van de kunstenaar Jan Hollenberg, met een gedicht van mij, uit 1996. Deze prent is gemaakt in het Grafisch Atelier door Jos van Amsterdam.

De wachtkamer van de tandarts

Beschrijf een wachtkamer van de tandarts, vanuit het gezichtspunt van de wandklok.
8.00 ’s Ochtends. Sjaak, de tandarts, komt binnen. Doet zijn jas uit. Gaat koffie zetten. Hij drinkt, daarna doet hij zijn groene tandartspak aan. De assistente komt ook binnen. Ze is gebruind, op haar schouders zelfs rood. Ze vertelt een heel verhaal over haar vakantie in Griekenland en dat ze daar een leuke Oostenrijker is tegengekomen. Herbert Unterwasser heet hij. Hij is al wat ouder, maar dat maakt haar niet veel uit. Hij zoent goed. Sjaak knikt. Hij vertelt dat zijn zoon net geslaagd is voor zijn eindexamen van de middelbare school. Die zoon, die Wonder Joy heet, wil ook tandarts worden, maar hij ligt het liefste de hele dag op de bank te spelen met zijn gameboy. ‘Hoe vin je dat nou?’ vraagt hij. ‘De jeugd, ‘zucht zij. ‘Die van mij zitten de hele dag op hun kamer. Ik weet niet eens wat ze doen achter die deur.’ Ze start de computer, het apparaat gaat heel langzaam. Dan komt de eerste patiënt binnen. Een beverige oude heer met één stok en twee tanden. Sjaak herkent hem direct: zijn vroegere onderwijzer van de 6e klas, de heer Vankoudeenhetevuren. De man valt bijna om. ‘Alles goed met u?’roept hij in het linkeroor.’ Je hoeft niet zo te schreeuwen!’ roept de kerel. “Ik ben hier voor mijn tanden, niet voor een gehoortest. ‘Ik heb bij u in de klas gezeten,’ zegt Sjaak terwijl hij de laatste dentalen bekijkt en betimmert. ‘Jij was een dondersteen,’ roept de patiënt. ‘Wat jij allemaal uitvrat, ik wilde je het liefst opsluiten in de kelder. Jammer genoeg mocht dat niet.’ Sjaak legt het spiegeltje terug. ‘Ik was een hele brave jongen,’ protesteert hij. ‘Bent u niet in de war met mijn broer Henk, Henkie van de Broek.’ ‘Nee, nee!’ roept de man. ‘Jij was het en kijk maar eens wat er van je geworden is: tandarts. En je kon zo goed leren!’

Schrijfopdracht uit: 333 dingen om te schrijven

donderdag 31 januari 2019

Bus 74 Beverwijk IJmuiden


Ik arriveerde bij de bushalte in Beverwijk. De jonge chauffeur stond naast de bus en rookte een sigaartje.´k moet even bijkomen, mneer,´zei hij. ´Iemand had poep onder zijn schoen en is daarmee door de bus gelopen. Het stonk zo verschrikkelijk, was niet normaal. Daarom heb ik achter het stuur een sigaar opgestoken. Dat is niet normaal, maar kotsen op de bus is ook niet alles.
Ik heb de wagen weggebracht. Maak hem eerst maar schoon, dacht ik.’ Ik zag het beeld voor me van een brakende chauffeur en wij erachter in de zure wind. De bus slipte, vloog over de vangrail en verdween in het Noordzeekanaal. Wij allemaal dood. Om nog onbekende redenen vloog een bus onderweg van Beverwijk naar IJmuiden in het Noordzeekanaal. Het opsteken van een sigaar in een rijdende bus kan ook tot taferelen leiden, want sommige mensen hebben een steeds korter lontje en pikken niks meer. En zeker geen rokende chauffeurs op een rijdende mesthoop. Een van die explosieve anti-rooktovenaars zou naar voren kunnen rennen om te proberen het rokertje uit de mond van de bestuurder te rukken. Die man liet zich dat niet gebeuren en probeerde zich de sigaar terug te eigenen. Ook in dat geval glippen we over de vangrail en verdwijnen we in de diepten van het ijzig koude Noordzeekanaal. Ook nu blijft de oorzaak aan de achterblijvers onbekend.
Ik stapte de bus in, prees de chauffeur voor het terugbrengen van de bak en zocht met mijn ogen het noodluik. Hoe maak je zo´n luik open? Heeft dat wel zin? Zo’n plons met bus is eigenlijk een zeemansbegrafenis. Ik stel voor dat ze ons op de bodem laten liggen.
Bus 74 vertrok. Hij was stil, elektrisch. Maar bij de hoek van de Kerkstraat werden we bijna geramd door een rood autootje. De chauffeur sprong op van zijn stoel, zwaaide met zijn armen en toeterde hard. Ik kan misschien beter voortaan een OV-fiets nemen. Ik word moe van mijn eigen fantasie. De mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest. 

woensdag 23 januari 2019

Foto uit de oude doos 1976 zo ongeveer

Een foto uit de oude doos uit 1976, zo ongeveer.

Het kaasplankje of een gala in het Koninklijk Paleis



Ik ontmoet een dame die mijn jas aanneemt en me verzoekt te blijven staan. Een andere dame controleert mijn kaartje. Weer een andere mevrouw loopt mee naar een tafeltje in een hoek van een enorme hal met marmeren vloertegels en  metershoge zuilen.  Op die zuilen liggen honderden bloemstukken, grote witte lelies, paarse bloemen, ik weet niet hoe ze allemaal heten. Ik ben uitgenodigd omdat ik meegeholpen heb mijnheer zijn studeerkamer te herbouwen, om het zomaar eens te zeggen. Mijnheer, dat is mijnheer Willem-Alexander. Yes, de koning. Vandaag ga ik, Ab Timman, de hand van de koning schudden. Er zitten nog meer jongens hier met hun Marietje. Maar dat zijn argitekten en zo. Ik ben de enige die echt heeft gebouwd. Om 20 uur nul nul gaat het gebeuren. Dan gaan we aan tafel. Aan het hoofd van de tafel zie ik al een Koninklijke stoel staan met WA erop. Daarop zal hij gaan zitten en aan de overkant natuurlijk de mooiste vrouw van het hof, koningin Máxima. Ik ben wel nerveus, moet eigenlijk nog even roken. Ik ben een diehard verslaafde, ik schaam me er niet voor dat te zeggen, ik heb alles al geprobeerd. Ik ga een deur door, nog een deur door, ik ken de weg hier. Daar is de keuken. Die heeft twee klapdeuren die naar buiten openslaan. Ik ga erdoor en pak mijn sigaretten. Het is vijf voor 8, zegt mijn Seiko kwarts. Tijd genoeg voor een shot. Ik sta op een soort bordes, met uitzicht op de warme stralen van de zon, over de groene bomen van dit prachtige park. Wat een feest hier te wonen. Vooral in deze mooie zomer. Ik inhaleer en hoor achter me een zoemend geluid. Draai me om en zie een rolluik naar beneden gaan. Ik trap de peuk uit en bemerk dat de deuren dicht zijn. Ik klop op het raam, daar moet toch iemand zijn. Of zou dit automatisch gaan? Ik geef een schreeuw, maar dat is hier kansloos. Mijn echo komt  hard terug van de hoge wanden. De keuken is onder de slaapvertrekken en daar is niemand. Die zijn aan het werk of zitten aan de dis. Ik loop het bordes af, het gras op, naar links. Het bordes is aan de linkerkant afgeschermd met een metershoog hek. Op enige afstand daarachter, ik schat een meter of tien, zie ik een bewaker lopen, hij heeft een hond aan de lijn. Ik roep hem, maar hij hoort me niet. Potverdomme, het is al vijf over 8. Dan naar rechts. Dat gedeelte is voorzien van een ongeveer vier meter hoge muur met ijzeren punten er bovenop. De muur is extra glad gemaakt omdat er een stalen voorkant tegenaan is gemetseld. Voor klimmers dus onmogelijk. De enige mogelijkheid is het park in te vluchten. Maar dat is met al die bewaking hier een gevaarlijk idee. Ze zouden een hond op me af kunnen sturen of een schot kunnen lossen. Het is niet verstandig daar zomaar rond te gaan dwalen. Beter is het hier te blijven en een telefoontje te plegen. Dat is het, gewoon even bellen. Ik pak mijn telefoon en merk meteen dat het niet lukt. De wifi is geblokkeerd, ook weer security voor alles.
Ik ga op mijn kont op het bordes zitten en denk na. Iemand  zal me toch wel missen? Mijn jas heb ik afgegeven. Ook mijn tas met autopapieren en sleutels moest ik overhandigen. De veiligheid gaat hier echt voor alles. Ik kijk naar het langzaam donker wordende bos. Plotseling staat er iemand naast me. Het is een grote, forse kerel. Nou zal je het hebben. Nou gaat Adje in het bakje. Maar de stem die ik hoor is vriendelijk en komt me bekend voor. ‘Goedenavond,’ zegt de man. Het lijkt verdomme wel de koning. Of het is zijn broer. ‘Hoe maakt u het?’  Ik zeg: ‘Goed, wel een beetje vervelend, want ik zou hier dineren, maar ja, toen was ik buiten en kon ik niet meer naar binnen.’ De man zegt niets, maar pakt een sigaret. Hij biedt me er eentje aan. Met zijn aansteker zet hij die van mij ook in de vlam. We roken zonder iets te zeggen. ‘Weet u,’ zegt de man. ‘U heeft niet veel gemist. Een hoop gebabbel. Je wordt er eigenlijk niet wijzer van.’ Ik haal mijn schouders op. ‘Ja maar toch,’ zeg ik. ‘Het is wel het feessie van de koning. Dat vind ik toch wel dikke pech. ‘ Hij zucht. Ik hoor hem diep inhaleren. Hij loopt naar het park en zegt: ‘Komt u even mee.’  Ik volg hem gedwee. We lopen door het donkere park en komen bij een huis, het is een soort villa met een veranda. Met een sleutel opent hij een deur. We gaan binnen. Het is een ruimte van 3 bij 4, met een bureau, een schemerlamp en een kast. Aan de muren hangen minstens duizend foto’s van al zijn familieleden, vrienden en vriendinnen. Er staat in een hoek ook een oude computer en daarop liggen een paar schaatsen, hoge Noren.  
 Hier werk ik graag,’ zegt hij. ‘Maar deze kastdeur,‘ hij wijst op een antieke houten kast, ‘die sluit niet goed. Vind ik heel vervelend. Kunt u daar naar kijken voor me?’  Hij knipt een lamp aan en ik bekijk de deur. ‘Heeft u een hamertje?’ vraag ik. Hij geeft het. Waar hij het zo snel vandaan haalt, weet ik niet. Ik klop op de scharnieren, niet recht genoeg. Maar ik heb het zo voor elkaar. Deuren hebben geen geheimen voor me. De man lacht en klopt me op de schouder. ‘Heel fijn,’ zegt hij. ‘Heel fijn.’  Hij loopt naar de kast en opent hem. Daarin staan allemaal schilderijen. ‘Oud en duur,’ mompelt hij. ‘Van mijn grootmoeder geweest. Echte meesterwerken, maar niet mijn smaak. Hier, neem deze. ‘ Hij drukt me een oud bord in handen. Het is rond en van hout, er staan bomen op, een beek en een paar mensen. ‘Veel waard,’ mompelt hij. ‘Maar wat moet ik er mee, ik heb liever een poster met een Feijenoord-voetballer erop.’  ‘Dat meent u niet,’ zeg ik. ‘Grapje,’zegt hij. ‘Nee, maar neemt u rustig dit schilderij mee, geloof me, het is peperduur, maar ik wil er van af. ‘ ‘Kunt u dat niet naar de veiling brengen?’  De man gaat zitten achter zijn notenhouten lievelingsbureau. ‘Een probleem,’ zucht hij. ‘Als ik dat doe, denkt iedereen dat ik op geld uit ben. Het is niet goed voor mijn imago. Ik ben geen geldwolf, maar de mensen denken het al gauw.’  ‘En uw vrouw, wat vindt die ervan?’ Hij lacht, maar zegt niets en staat op. ‘Kom, we gaan een biertje drinken. ‘ We lopen terug naar het paleis en ik heb het schilderij in een plastic tasje van de Albert Heijn, onder mijn arm. Ik vraag me af hoe hij daar aan  is gekomen. De keukendeur wordt geopend en in die keuken drinken we nog een glas. Hij vertelt over zijn meiden en dat ze het goed doen op school en dat ze gele Ninjasokken voor hem hebben gekocht en dat ze vaak verstoppertje spelen. Dan begint hij over Feijenoord. Dat is ook mijn grote liefde. Ik sta op met de club en ik ga ermee naar bed. Hij vraagt me of Kenneth Vermeer in het doel blijft en of de trainer Van Bronckhorst nog een toekomst heeft in Rotterdam. Ik raak enthousiast, vertel dat ik nog samen met Robin van Persie heb gespeeld in de F-jes. De koning en ik worden goede maten vanavond, dat is duidelijk.   
 ‘Ik moet naar huis,’ zeg ik. ‘Bedankt voor deze bijzondere avond. ‘ ‘U ook bedankt,’ zegt hij, schudt mijn hand en laat me uit. Ik krijg mijn jas en tas terug en wandel met het bordschilderij naar mijn auto. Zou het echt zoveel waard zijn?
Ik rij naar Kralingen, naar mijn flat en groet mijn zieke vrouw, die in haar versleten duster loopt. Ze vraagt hoe het was. Ik vertel haar alles en laat het bord aan haar zien. Er staat iets met Breug of Breugel linksonder. We bekijken het in het keukenlicht. ‘Zullen we nog een wijntje nemen?’ vraagt ze. Ze pakt het houten schilderij en zegt: ‘Leuk kaasplankje.’ Ze stopt hem in de keukenlade. Handig voor het boterhammetje snijden.
En we eten en drinken en zijn luidruchtig. ‘Wij zijn toch ook gelukkig zo,’ zegt ze. ‘Wij wonen toch ook in een paleis?’ Ik knik. We kussen of we weer net verliefd zijn en storten door onze oude bank.  


zaterdag 19 januari 2019

Frankrijk IV 1975




‘Norbert ici!’ Het hondje van de gekke buurman die voor Indiaan speelt, probeert  in onze gammele
tent te rennen. De Winnetoe rent er achteraan al roepend: ‘Norbert ici!’ Mijn pa vraagt aan de man:
‘Quel est le merque’? En hij bedoelt de hond, maar de man noemt het merk van zijn auto. Een
Peugeot.   Achter me zakt de tent  langzaam weg in het Bretonse zand. De haringen zijn gemaakt
voor nuchtere klei. We moeten op zoek naar geschikte zandharingen.
De barbecue dan. Bij de V&D gekocht. Hoe doe je dat? Eerst slaan de vlammen eruit. Lekker zulke
donkere worstjes. Ook de visjes plakken aan het ijzer. De kinderen jengelen waar het eten blijft. 
Mijn pa en zijn vriend hebben een kip weten te scoren in een Franse slagerij.  Dat was even lastig.  Ze
maakten eerst een gebaar van een vogel en daarna een onthoofd gebaar, bij de keel. De verkoopster
dacht eerst aan een edelhert, maar kwam toch even later met een stuk gevogelte. Het kan een kip
geweest zijn. Ondertussen drinkt mijn moeder  iets teveel van de rode wijn, zodat de zee begint te
deinen.  Mijn vaders rug wordt steeds roder en roder.  Als mijn zus weer eens verdwaald op de
camping, kan ze hem daaraan herkennen.
We halen patatjes, maar die lijken niet op die van ons. Ze buigen door als tulpen die lang geen water
hebben gehad. De mayonaise smaakt naar benzine.
De zon blijft maar schijnen, niet te vergelijken met Drenthe.  Voor de rest spreekt
niemand  hier Drenths. De zon blijft maar schijnen, zo erg dat het plastic bakje met Hollandse
boter ontploft,vanwege gas onder het deksel. Een boterbom, nooit meer zoiets gezien. De tent
druipt van de boter.  Ja, het wordt heet. Dat houdt ons niet tegen in de bakovenauto te stappen en
naar een Frans dorp te rijden,  waar een processie aan de gang is. Aangezien wij uit het
gereformeerde noorden komen, kijken we onze ogen uit. Op een plein staan wel honderd
Sinterklazen en een wijst naar het korte rokje van mijn moeder.  Van deze Sint moet  er een broek
worden aangetrokken.  Dit kan zo niet.Hij laat toch ook niet zijn  jambes au lait, melkflessen zien?   En
bovendien krijgt hij zondige gedachtes. Mijn ma gaat een broek uit  de auto  halen. Om ons heen
vallen de gelovigen flauw van een religieuze zonnesteek.  Er zijn hulptroepen  die driftig op fluitjes
blazen.  
We rijden terug naar Holland. Een kofferbak vol met stokbroden die langzaam net zo buigzaam
worden als de Franse frietjes. Het is langzamerhand zo gruwelijk heet dat we in onze zwembroek op
de achterbank zitten. Iemand langs de weg gooit een emmer water over zijn hoofd. 
We verdwalen nog tussendoor even in Parijs en bij een tolweg blijken onze ouders geen geld te
hebben voor deze route peage, zodat onze spaarvarkens worden omgekeerd. Met de laatste Franken
bereiken we het koude, hoge noorden, waar de kaas  niet zo stinkt en beschimmeld is dat mijn vader  
uit de buurt moet blijven.
Onze rit eindigde weer in de staalstad aan de duinen, bij een 12- hoogflat.  Het was nog steeds 1975.
                                                              familie Berkje Frankrijk, 1975 

www.sjoerdvanberkel.exto.nl



 Bekijk mijn werk op:   www.sjoerdvanberkel.exto.nl
                                                                   


    

dinsdag 1 januari 2019

Frankrijk III juli 1975












Terwijl heel Frankrijk zijn 14e juli feestvierde, reden wij door het Bretonse landschap. Het was warm, droog, er waren dorpjes met veel vervallen huizen, zo herinner ik me dat. Dat het zo oud was, dat het op een filmset leek. Slingerende wegen, oude vrouwtjes in het zwart gekleed en wegwijzers die volgens Frans gebruik, verstopt werden achter een boom, of achter struiken. Maar de winkels waren dicht, zo viel ons wel op. De benzinemeter van het zuinige wagentje zakte in het rood. De tank was bijna leeg. En het werd tijd voor een bezoek aan een pomp. Mijn vader draaide het raampje open en vroeg aan een willekeurige Fransman waar ‘de pompiers’ waren. Toen de man wees naar de brandweerkazerne aan de overkant, begrepen we dat het lastig ging worden. Maar we vonden wel een pomp. Gesloten. En verderop nog eentje, ook gesloten vanwege de nationale feesten. En weer verderop nog een. Ook dicht. Mijn vader stak zijn lange benen uit de auto. Dit liep niet lekker. Ook de vriend met het gele autootje bezag de toestand somber. Stranden met vijf kinderen was geen goed vooruitzicht. En het was nog wel 100 kilometer naar de kust. Nu kregen ook een aantal Fransen medelijden en op mysterieuze wijze kwam er een jerrycan met benzine te voorschijn, alsof hij uit de blauwe lucht viel. Snel reden we verder op onze roadtrip die ons het idee gaf dat we door een onontdekt gedeelte van China reisden. We kwamen van de kust en we gingen naar de kust. Dit was evenwel een andere kust, waarnaast een groot kasteel stond met de letters ’a vendre’ erop. Na enig zoeken in het woordenboek kwam mijn moeder erachter dat ze het kasteel kon kopen. Dat vonden wij belachelijk, wie koopt er nou een kasteel? Uit de radio klonk de stem van Julien Clerc. Wat hij zong, we hadden geen idee. De wagen stopte bij een camping. De camping heette chonquilles, dat betekent: narcissen. Dat gaf meteen een vertrouwd Hollands gevoel. We wilden natuurlijk meteen naar de zee. Echter, onze vader wilde de tent opzetten en had geen tijd om naar de zwembroeken te zoeken. Die had hij onder alle bagage verstopt. En hij leek nu niet het humeur te hebben om te gaan zeuren. Dan maar rennen over het strand.

De heilige familie



Dit schilderij wil ik graag met jullie delen. Het is van Rembrandt, hangt in Rusland en is een keer in Nederland geweest. Daar heb ik het mogen bekijken. Het stelt voor Jezus, Maria en Jozef, maar het is niet zo gebruikelijk neergezet. Ten eerste is het niet in een stal, maar bij de Jozefs thuis. Jozef is op de achtergrond druk aan het timmeren, hetgeen niet goed lijkt voor de rust van de baby. Maria is de opvallendste persoon op het doek. Zij wordt hier niet afgebeeld als de heilige Maria, maar als een gewone moeder, ze is zelfs wat aan de mollige kant en haar uitstraling is niet devoot, maar eerder grappig (vind ik). Ze neigt naar gezelligheid. De devotie moest wel in het schilderij en daarom koos Rembrandt voor engelen, linksboven.Het kindeke, dat zie je niet zo goed op deze foto, heeft een ongezonde kleur. Het is een tafereel in protestantse sfeer: geen heiligenverering en Jozef werkt gewoon hard. Die engelen werden door de hervormden niet weggedaan, maar ze krijgen hier wel een menselijke gedaante.En dan nog iets wat vanzelfsprekend lijkt: Maria kan lezen (in de bijbel). Dat geluk hadden niet veel vrouwen in die tijd. Maar vreemd is het wel, dat lezen in de bijbel. Die werd toch pas 300 jaar na de dood van haar zoon geschreven?

Frankrijk II juli 1975


Het autootje was helemaal vol. Mijn drie jaar jongere zus en ik zaten achterin. Zij had het grootste deel van haar babypoppenverzameling om haar heen.Thuis waren moeilijke keuzes gemaakt, er was bij gehuild en getroost en uiteindelijk mocht een select gezelschap baby’s mee. Het viel niet mee de wagen te vullen. De enorme bungalowtent nam toch wel wat ruimte in. En de pannenset. En ook de emmer bleek een lastig object. Die liet zich niet opvouwen. Achter de auto had mijn vader een aanhanger geplaatst, zodat er toch nog ruimte was voor een tandenborstel. En zo hobbelde de moderne familie 1975 de staalstad uit, het was nog donker. Hoewel er geen camping was gereserveerd, was het reisdoel wel vastgelegd. Dat was Bretagne,daar was ook een zee en de vrienden en hun twee kinderen hadden een opblaasbare rubberboot. Zij reden voorop in hun gele auto. Het was 13 juli en we passeerden de grens. Uit de radio kwamen vreemde, onverstaanbare klanken. ‘Dat is Frans,’zei mijn moeder. ‘Dat spreken ze hier en als ze praten doen ze dat zo snel, dat kan je nooit volgen.’ Mijn moeder zag er nog heel jong uit en soms droeg ze een staart en daarom gebeurde het een keer dat iemand dacht dat ze de dochter van mijn vader was. We stopten om ergens te eten. Mijn vader kwam terug met een lang apparaat. ‘Een stokbrood,’ zei hij. ‘Ze hebben hier geen normaal brood.’ Ik bekeek het ding met grote ogen. Hij pakte zijn zakmes en sneed er een homp af. Het smaakte eigenlijk wel, maar de Goudse kaas rolde er steeds vanaf. We tuften verder met de onthaastauto achter het gele gevaar aan. Plotseling zei mijn vader: ‘Wat gaan ze nou doen? Ze rijden door.’ Hij wees naar een afslag. ‘Kijk eens op de kaart.’ Mijn moeder keek op de uitgevouwen kaart en hoewel ze de moeilijkste naaipatronen ook vanaf het papier kon doorgronden, leek deze opdracht toch iets te moeilijk. ‘Afslag 33? Ik zie het niet.’ ‘Het gaat verkeerd,’ hoorde ik mijn vader brommen. En hij had gelijk: Frankrijk bleek veel groter dan ons eigen lage land. We stopten vele uren later bij een plaatsje met de naam Sées. Na de enorme omweg werd er een camping gevonden. Een camping in die tijd was niet veel meer dan een grasveld en een toiletgebouwtje. En hierin kwam de eerste cultuurschok: bij het openen van de deur dachten we dat de pot gestolen was. Er was tot onze verbijstering alleen een gat. Een gat met daarnaast diverse resten. Het was slikken.
De volgende dag toen we wakker werden, was het 14 juli. Dat zei ons weinig, we vroegen ons wel af waarom er overal Franse vlaggen buiten hingen. Spoedig zouden we merken dat er een probleem kan ontstaan als je niet op de hoogte bent van deze nationale feestdag...