zaterdag 31 december 2022

Zand, een vervolgverhaal deel 3

 



Deel 3 

Marcel zag de personen steeds dichterbij komen. Ze hadden doeken voor hun gezicht, zo nu en dan zag hij een glimp van een grijs gezicht, baarden en  magere, ingevallen wangen.

Ze hielden stil toen ze hem drie meter genaderd hadden. De onbekenden die zich vreemd houterig bewogen, hadden twee kamelen bij zich waarop een grote last was vastgesjord. De figuren stapten op Marcel af en betastten hem. Ze trokken aan zijn oren, knepen in zijn neus en openden zijn mond om naar zijn gebit te kijken. Marcel durfde niets te zeggen of te doen, ze waren met teveel. Omdat ze dichtbij waren zag hij dat ze zeer lichte ogen hadden, waaruit geen emotie sprak. De types mompelden in een onverstaanbare taal tegen elkaar. Marcel kreeg het vermoeden dat zij in ieder geval geen echte mensen waren. En het was ook de eerste keer dat hij dacht in een andere, voor hem vreemde tijd te zijn gestapt. Omdat hij een DJ was, nog niet zo bekend, verkeerde hij in kringen waarin narcotica net zo gewoon waren als een kopje koffie. Het zou kunnen dat jaloerse musici  een pilletje in zijn drank hadden gestopt, maar even zo goed kon wat hij zag, ook echt zijn. Een vervelende, ongewenste tijdreis.

 De nomaden bonden hem vast en hij verzette zich niet. Hij had geen kans om te ontsnappen. Het verdwijnen van zijn hond Holly deed hem nog meer pijn. Zouden deze mannen het dier gezien hebben? Het was beslist geen Arabisch dat zij spraken, hij had een tijdje in Qatar gedraaid en daar had hij wat woorden geleerd.

Een van de personages wees plotseling  geschrokken naar de hemel. De anderen keken. Er brak paniek uit. Zomaar uit het niets kwamen vierkante, zilverkleurige objecten over vliegen. Ze hadden geen vleugels en geen motor en toch vlogen ze angstaanjagend hard. Uit de toestellen werden lichtstralen afgevuurd die een intense, verschroeiende hitte verspreidden.  Drie nomaden vielen gillend achterover. Ze bewogen heftig met hun armen, uit hun lichamen kwam gesis en geknetter en rook. Een misselijk makende lucht van smeulend plastic waaide over Marcel die op zijn buik in het zand lag. Angstig wachtte hij af. Hij hoorde stemmen van de overlevenden. Ze trokken aan de slachtoffers, maar er was niets meer aan te doen. De robots waren gesmolten. In het zand lagen nog resten van batterijen, draden, en technische onderdelen.

Marcel stond op en klopte het zand van zijn kleren. Een van de mannen, de langste, wenkte dat hij bij hem moest komen. In de robothand lag een zilveren schijfje van een centimeter dik. De man gebaarde naar zijn mond. Marcel begreep dat hij het ding op moest eten. Hij nam voorzichtig een hap en merkte dat de stof overging in water. Het was drinken. Een waterpil, zoiets had hij nog nooit gezien, zelfs niet in de tijd dat hij in het leger diende bij de special forces.

Terwijl de stoet weer op gang kwam, verlangde hij met een tomeloze passie naar huis, naar zijn muziek  en naar zijn schaatsen. Maar het diepst verlangde hij naar Holly, zijn vrolijke, lieve hondje met de witte pluimstaart.

vrijdag 30 december 2022

Gelukkig nieuwjaar!

 


Zand, een vervolgverhaal deel 2

 



De woestijn grensde in het noorden aan een milder klimaat. Droog, maar met enige kleine planten. Tegen de voet van een rots lag een nederzetting met twee houten huisjes en een schuurtje waarin religieuze diensten werden gehouden. Het werd bewoond door een oudere man die een groot deel van zijn leven op de Rode Planeet had gewoond, maar daar weg had gemoeten, vanwege een klein vergrijp. Nu woonde hij weer op Aarde en hij had het ondanks zijn moeilijke toestand enigszins naar zijn zin. Gisteren hoorde hij de bodem zwaar rommelen. Hij vermoedde dat de ongenoemden experimenten deden met tijdgolven. Daarbij werden dan, zo fantaseerde hij, raketten in wormgaten geschoten. Zo werd de universele tijd gebroken in meerdere tijdvakken. Hij kon het niet begrijpen, daarvoor was hij te eenvoudig.

 

 

Aran keek, terwijl hij voor het stoffige raam van het huisje stond naar buiten en bezag de savanne. Een aantal apen speelden met elkaar en een giraf knabbelde aan de blaadjes van een metershoge acacia.

Hij besloot zijn wortelsoep op te warmen en zag op de kalender naast het fornuis dat het de laatste dag van het jaar 2852 was. Hij geloofde niet meer in dagen en jaren, want hij was zeker al 250 jaar oud. De kalender werd bijgehouden door Trinia, de vrouw die hem plezierde en bij hem schoonmaakte. Ze hadden mooie gesprekken over het prachtige leven op de Rode Planeet, ach alles was daar zoveel beter. De Aarde was voor de armen, op de RP had je een goed leven. Weliswaar moest je hard werken voor de rijke ongenoemden, maar toch: het was aangenaam.

Hij zette het vuur onder de soep uit, veegde zijn handen af aan een oude doek en hoorde een gekef als van een woestijnvos. Nieuwsgierig keek hij uit het raam en zag een staart wiebelen.

 

Hij rende naar buiten en zag het dier: een hond. Een dier van ongeveer 40 centimeter hoog. Bruinwit gekleurd. Witte staart.

Een hond op aarde. Hoe lang was het geleden dat hij voor het laatst een hond had gezien? Minstens 150 jaar geleden. Een hond op aarde, het was zwaar verboden. Hij pakte een doos met koekjes.  

woensdag 28 december 2022

Zand, een vervolgverhaal

 Holly legde de riem op het bed van zijn slapende baas. Zijn witte staart zwiepte enthousiast heen en weer. Zijn enige oog straalde. Hij blafte en het nekhaar van de jongeman wapperde op de galm heen en weer. Marcel werd wakker en legde zijn linkerarm over zijn hoofd. Vandaag zou hij een heerlijk stuk gaan schaatsen in de krakende vrieskou die het land al weken in zijn greep hield. De ijzers had hij de voorgaande avond geslepen en hij keek uit naar de tocht als een kind naar een lolly. Maar eerst zou hij Holly, zijn enige vriend, uitlaten. Hij trok een thermobroek aan, een dikke trui er overheen en wollen sokken.

Baas en hond rommelden door het huis naar de voordeur. Holly sprong snuivend tegen het glas. Hoewel Marcel nog lang niet wakker was, merkte hij wel dat het te warm was. Hij spiekte op de thermostaat: 25 graden. Hij tikte met een vinger op het plastic rondje. ‘Vreemd,’ mompelde hij. Hij opende de deur van zijn appartement en keek de buitenwereld in. Zijn blik verstarde, zijn ogen werden groot, zijn mond viel wijd open. Holly piepte en kroop tussen Marcels benen, want voor de voeten van de student lag een enorme berg zand. Hij schatte de hoogte op ongeveer één meter vijftig, omdat van het ijzeren hekje alleen nog de verroeste punten te zien waren. Rechts lag er eveneens zand op het terrein van de buurman. De auto was net als het tuinhek onder het stof verdwenen en de antenne prikte in de strakblauwe lucht. Dit is een slechte grap, dacht hij. Maar van wie?
Op de plek waar normaal gesproken de weg was, lagen nu zandduinen. Distels waren de enige planten in dit woestijnklimaat. Hij gluurde om de hoek van de schuur en ontdekte een dier dat hem schaapachtig aankeek: een kameel met een zachte snuit en warme, donkere ogen.
Hij dook achter de schuur en vroeg hardop: ‘Wie heeft dit gedaan Holly? Wie is er zo gek?’
Over een takje dribbelde een grijsbruin diertje van ongeveer tien centimeter lang. Het had scharen aan zijn lijfje en achterop zijn lijf stak een stekel omhoog. Marcel herkende hem pas na enig turen als een schorpioen. Holly kefte uit angst, sprong onverwacht tegen Marcels benen. De jongen wankelde en viel met zijn achterwerk in de stekels van een reusachtige cactus.
Holly rende weg op zijn oude pootjes, de zon prikte in zijn enige oog. Hij holde door en door, tot hij uitgeput was en stilstond. Hij wist niet waar hij was. Hij zag alleen zand en zand, zoveel als hij nog nooit had gezien.
Marcel was totaal in paniek. ‘Holly, Holly, Holly, kom terug!’ Hij rende de woestijn in, zonder water, naar zijn enige vriend in zijn leven. Hij zag hem nergens. In de verte merkte hij een stoet in zwarte kleden gehulde mensen op. Ze droegen wapens en ze kwamen op hem af. Hij hoopte maar dat hij droomde, dat Holly aan zou komen kwispelen en dat hij straks zou kunnen schaatsen.





vrijdag 23 december 2022

De ijsbaan (stop de oorlog)



Deze week was de activiteitenweek op mijn school. Op mijn rooster stond ik als begeleider voor een middag op de ijsbaan. Ik verwachtte een van mijn klassen daar te zien, maar dat was niet het geval. Ik trof een aantal kinderen van de afdeling die onderwijs verzorgt aan leerlingen die pas in Nederland zijn.

In een lokaal zaten negen kinderen en ze bleken uit Syrië en omstreken te komen en ijs hadden ze waarschijnlijk nog nooit gezien. Er was een begeleider bij, die ze wel kende. Hij bevestigde dat ijs nieuw voor ze was.

We gingen op weg. Het was een wandeling van een half uur. Fietsen ging niet, want ze konden nog niet fietsen.  Het waren jongens en meisjes van een jaar of dertien, veertien. Ze hadden bleke gezichtjes. Ik vroeg me onderweg af wat ze hadden meegemaakt, maar vragen stellen kon ik niet, want zij spraken geen Engels, dus hoe communiceer je dan?

Een jaar geleden waren ze misschien nog in het noorden van Syrië, nu liepen ze hier naar de ijsbaan. En ze hadden geen idee wat schaatsen voor iets was.

De andere begeleider, een statige, grote man van een jaar of zestig, besluit de kortste weg naar de ijsbaan te nemen en dat pad voert over een dijk van klei. Een opstapje ontbreekt. Ineens krijg ik een vreemd beeld tussen de oren: de kinderen moeten nu niet alleen figuurlijk de Nederlandse dijk over, maar ook letterlijk. 

Geen probleem voor ze. Ze hebben al veel getrotseerd, al weet ik niet precies wat en ik wil het eigenlijk ook niet weten.

In de ijshal staan de kids er enigszins bedremmeld bij. Ze krijgen schaatsen in hun handen gedrukt en die moeten aan. Tot zover gaat het goed, maar dan komt het gedeelte dat ze het ijs op moeten. Een van de meiden begint bijna te huilen bij het idee. De begeleider geeft haar een arm en zo schuifelen ze recht naar voren. Ze nemen een stoeltje en het gezicht van het kind klaart enigszins op. De anderen schuifelen ook, terwijl ze zich aan de boarding vastklampen.

Toch, na een uurtje krijgt het groepje er plezier in. Ik zie het angstige meisje met een vriendinnetje een hele ronde maken met een stoeltje. De jongens schaatsen of ze nooit anders gedaan hebben. Alle angst is plezier geworden. Zo groot is het aanpassingsvermogen van een kind.

Echter, denk ik terwijl ik mijn eigen handschoenen aanbied aan een jongen, dat is enkel voor praktische zaken. De herinnering aan een oorlog zit aan de binnenkant, achter de ogen, in de cellen en eiwitten van het brein en belemmert de voortgang in het bestaan. Bommen, schietpartijen, dode mensen in de straat spoken door de gedachten en zijn als glad ijs waarop je hard kunt vallen.

Voor buitenstaanders zijn flash- backs, verdriet en zorgen om achtergelaten familie onzichtbaar. En niet alleen onzichtbaar, voor de meesten van ons zijn ze ook onbegrijpelijk.

Plezier en bewegen kunnen afleiding bieden en daarom is het goed voor de slachtoffertjes van oorlogsgeweld.

Van onze kant is een klein beetje begrip en geduld nodig, ook al snappen we lang niet alles. Bij ons is, gelukkig maar, nog geen bom op onze stad gevallen.   

Het wordt tijd om terug te gaan. De kinderen zijn supervrolijk en er zit meer kleur op de wangen. Ik vind de jongen terug die mijn handschoenen heeft geleend

 

en hij geeft ze beleefd terug. Een andere jongen heeft een grote schaafwond op zijn knie. Een medewerker van de ijshal doet ereen megaverband omheen alsof de knie er half af ligt.

We gaan naar buiten. We klunen weer over de dijk. We zijn in Nederland. We zijn vrij, de lucht is grijs, de zon ver weg. Zoals het hoort in de winterse polder.

‘Stop de oorlog,’ denk ik met ieder stap die ik in de klei zet. Dat moet toch kunnen na tweeduizend jaar oorlog voeren. Als we ziektes kunnen uitroeien, kunnen we ook oorlogen stoppen. Dat moet gebeuren, daar geloof ik in, als stomme kaaskop.

Weg met oorlog. Geef kinderen een leven zonder geweld. Om samen te kunnen spelen en leren en schaatsen. De wereld één grote, vrolijke, bonte ijsbaan.

 

 

 

 

 


zondag 18 december 2022

Mijn lievelingsdier: de orang oetan

 



Buiten is het ijzig koud en vooral gevaarlijk glad. Lopen op de stoepen is lastig en vermoeiend. Deze week stond ik ’s morgens om zeven uur, op het station. Het was aardedonker. De trein kwam niet, de kou trok door mijn botten omhoog. Maar ik was vastberaden op het werk te geraken en dat lukte.

En terwijl op het scherm tweeëntwintig mannen voorbij rennen, in de warmte van de woestijn, hangt in de jungle mijn lievelingsdier aan een tak. Het is een grote, oranje, harige aap: de orang oetan. Hij knabbelt wat op een vruchtje en pakt een groot blad van een boom. Het is tijd om zijn nest op te gaan maken. Met de bladeren vouwt hij zijn bed, hoog in het woud. Elke avond een andere plek.

De mensen kennen hem niet, omdat hij zo hoog leeft en zich in dat ondoordringbare bos verplaatst. Hij is weliswaar geen jaguar wat betreft snelheid, maar toch hebben weinig mensen hem gezien. Hij is een groot mysterie. De moeder doet er maar liefst zeven jaar over om haar kind te leren hoe het moet overleven.  Ze leert welke vruchten je kunt eten en welke niet. 

De mensen weten ook niet of en hoe hij contacten heeft met soortgenoten. Het is een eenzaam bestaan daar tussen de bladeren. Aangezien hij heel veel op ons lijkt, zou je veronderstellen dat hij zo nu en dan knuffelt met soortgenoten of berichten uitwisselt.

Hij kent geen kerst, geen mode, geen huwelijk. Hij heeft vrijwel niets nodig.

Eens nam ik me voor dit prachtige dier in het wild te gaan bekijken. Dat is mogelijk door een bezoek aan een opvangreservaat op het Aziatische eiland Sumatra. Maar net op het moment  dat ik genoeg had gespaard, kwam ik mijn geliefde tegen en besloot  ik met haar plannen te gaan maken en mijn eigen voornemens op een zijspoor  te zetten. Ik ben een mens en die volgen de loop van het leven nauwkeurig. 

Ik ben met haar wel in een dierentuin geweest, Apenheul, en daar heb ik een glimp van mijn oranje vrienden opgevangen. Ze zaten er rustig bij, op de grond, herinner ik mij. Ja, het was niet helemaal zoals het hoort. De orang hoort in de boom, alleen, altijd zoekend naar een lekker hapje. Een zoo geeft niet helemaal het juiste plaatje.

De fysieke afstand is ook groot. Gelukkig maar, een volwassen mannetje kan je gemakkelijk dooddrukken aan zijn machtige borst. Door die afstand kun je een bijzondere eigenschap van de orang niet goed waarnemen. Dat is zijn blik. Het wezen heeft een zachte, enigszins melancholische oogopslag, die tegelijk ook een grote mate van bewustzijn verraadt.

Deze mensaap wordt bedreigd door de bomenkap in het tropisch regenwoud. De homo sapiens, zijn naaste verwant, vernietigt zijn huis. Waarom? Voor de aanleg van oliepalmplantages. Oliepalm wordt overal ter wereld  door producenten in snoepjes en  koekjes gestopt.

We kunnen nog veel over dit dier leren en misschien ook van, want de mens vindt het moeilijk om alleen te leven in de stenen jungle. De mens voelt zich opgejaagd. De oerwoudbewoner kan ons duidelijker maken hoe je in je uppie  tevreden kunt zijn met wat de natuur je biedt.

Stel je een leven voor zonder tijd en zonder klok. En zonder tweeëntwintig mensenmannen  die als een dolle achter een bal aanrennen.  Zou jij dat kunnen?

zondag 11 december 2022

Bij de dokter



Ik kom zelden bij de dokter. Ik denk dat ik een echte zorgmijder ben. Ik denk net als vele andere mannen dat het vanzelf wel over gaat. Maar soms gaat het niet over. Je weet het: veel mannen van mijn leeftijd gaan druppelen. En uiteindelijk gaan we allemaal langs de huisarts.

Ik kom zelden bij de dokter. Toen de andere huisarts er nog was, stimuleerde dat mij niet. Die man kwam ’s morgens binnenrommelen, haren niet gekamd, jam achter de oren, om kwart over acht. Het spreekuur had om acht uur al moeten beginnen. Dan dook hij zijn hok in. Je hoorde een hoop lawaai en je wist dat hij wat kwijt was. Na nog vijf minuten mocht je binnenkomen. Slap handje bij de deur en dan vroeg hij: ‘Wat zijn de klachten? Hoe lang heb je dat al?’ Als je antwoord had gegeven keek hij je wazig aan en het leek dat hij wilde zeggen: wat denk je zelf dat je hebt? Veel vertrouwen in zijn kunde had ik niet.

Ik kom zelden bij de dokter. Echt gezellig is het er niet. Het zit in een goedkoop jaren zeventig pand en veel verbouwd is er niet. Alleen het bord boven de deur is gewijzigd. Een smalle tochtige gang en de assistentes zitten in een glazen cockpit. Dat doe je mensen toch niet aan? Toen ik voor de afspraak ging, stonden er twee Chinese mensen aan de balie die een afspraak wilden maken in het Chinees. De assistente kende nog geen Mandarijn. Dat krijgt ze er ook bij de hele dag: taalproblemen, dove mensen aan de telefoon, ongeruste mensen. Mensen die dreigen. Wat een baan.

Nou, dan zit je in de wachtkamer en daar zegt iedereen wel gedag, maar het lijkt veel op de tandartswachtruimte: er zit geen opera Pietje in de kamer die een vrolijk liedje gaat zingen. De gezichten staat op stand ‘u bent uitbehandeld’,  terwijl dat onzin is. De huisarts is geen dokter Mengele. De Nederlandse huisarts luistert naar u, tenminste, de man die ik nu heb, wel. Maar goed, de ruimte is wel kaal, met aan de muren wat folders tegen hoofdluis en schimmelvoeten. En een vergeelde poster tegen het roken.

Bij de huidige dokter voel ik me goed. Een kwieke mijnheer. Opgewekt kwam hij de wachtkamer in en zocht mijnheer van Berkel. Dat was ik. We gingen het hok binnen, ik vind het veel te klein. Hij, die aardige man, pakte zijn bloeddrukband en vouwde die om mijn arm. Ik had thuis eerst de druk laten meten door mijn vrouw. Het was eigenlijk een grap. Ik dacht: ik laat het eens meten. Nou, het was verkeerd: te hoog.

En de dokter luisterde en keek ook, net als mijn geliefde en constateerde hetzelfde: te hoog. Het zou wittejassenstress kunnen zijn. Mijn moeder heeft dat ook. Ze heeft al diverse bloeddrukmeters vernield. Gewoon uit elkaar geknald. Feitelijk had ze met zo’n druk niet meer levend kunnen zijn.

Toch ben ik geen echte zorgmijder, denk ik als ik mijn jasje van de kapstok haal. Ik heb meegedaan aan een onderzoek naar corona en ik heb  mijn darmkanalen laten inspecteren. En als ik ga druppen en nadruppen, zoals elke rijpere heer, ga ik opnieuw naar deze vriendelijke dokter die misschien zelf ook wel een vergrote prostaat heeft.

Ik kom zelden bij de dokter. Er zijn wel behandelingen die me afschrikken: het tuinslang slikken en het van onderen onderzoek, maar ook het gezellige als saucijzenbroodje in een buis geschoven worden. Je moet er even doorheen, zeggen ze. Toen ik een kleine jongen was, waren er nog strenge dokters, met weinig oog voor het cliëntje. Ze droegen een witte jas en ze hadden koude handen. En dus wilde ik bij zo iemand niet op de weegschaal. Het werd een lastig ogenblik voor de geneesheer. En voor mij, met tranen.

Ik kom zelden bij de dokter. Ik wandel en fiets veel en ik heb na de metingen besloten me anders op te gaan stellen. Geen drukte meer over de hindernissen in het leven. Het leven is nu eenmaal een parcours met plassen waar je over heen moet springen. Best leuk eigenlijk.

En iedere dag neem ik wat extra groenvoer. Een worteltje, een radijs, een tomaat. Misschien dat dat helpt de dokter nog minder te zien. Maar voor wie dit leest: heeft u een vreemde bobbel onder uw huid, een gekke vlek, een raar kuchje, of bloed op uw bolus, ga er mee naar de man streep vrouw die ervoor geleerd heeft. Aarzel niet!

  


zondag 4 december 2022

Het WK voetbal 2022


                                            Een tekening door Jelle Bouwhuis 

Het WK speelt in deze donkere dagen, maar buiten merk je daar weinig van. Geen vlaggetjes, geen getoeter, geen oranje vlaggen in de straat. Tenminste, niet in mijn straat. Dit doet me denken aan het WK van 1978. Ook toen, voor zover ik mij kan herinneren, zag je geen oranje op straat en niemand leek er echt mee bezig. Ik was toen elf, dus het is lang geleden, maar dat is wat ik me herinner. Op het schoolplein spraken de jongens erover. Dat was het. Tot ieders verbazing rolde het Nederlands elftal door de rondes tot aan de finale. Op een zondag was dan de allerlaatste wedstrijd. Ik keek die samen met mijn vader in onze flat. Buiten was het erg stil, maar nergens oranje, nergens wilde bijeenkomsten op pleinen. De negatieve berichten uit de dictatuur hadden hun werk gedaan, net zoals ze dat nu doen.

En wij keken naar die wedstrijd die in een grimmige sfeer in blauw en wit werd gespeeld. Steeds harder werden de overtredingen. Bloed kleefde aan de truitjes. Voor het Nederlands elftal was het onmogelijk daar te winnen. Dat is niet gebeurd en dat was ook niet gebeurd.

Tot in de 45e minuut het leer van de bal het aluminium van de linkerpaal raakte. Beneden ons op de eerste verdieping klonk gejuich en een bonk. Iemand viel van zijn stoel. Het eindsignaal klonk. de verlenging kwam,met twee Argentijnse doelpunten. De Nederlandse spelers vluchtten het stadion uit. Ze vreesden voor hun leven. En daarin hadden ze gelijk. De Argentijnse hysterie bereikte een kolkend hoogtepunt. Maar hier in Holland werden de gordijnen dichtgeschoven en er werd bijna niet meer over gesproken, behalve door voetballiefhebbers.

En nu dan dat kampioenschap in dat zandbakje met bazige mannetjes. Ik zie de vergelijking met 1978 en ik weet vrijwel zeker dat de titel al verkocht is en alles is geregeld. Die titel is namelijk voor ons. Olanda. Want dat is zo’n handig land voor de business, met een prachtige infrastructuur en ze doen altijd precies wat de sjeik wil. Argentinië, dat is zo ver weg en je doet er slecht zaken mee. En ze houden niet van eindeloos theedrinken, hebben ze geen geduld voor. Brazilië, hetzelfde en ze willen niks met dat regenwoud. Op die plek kun je duizend shoppingmalls aanleggen en honderd vliegvelden, maar dat willen ze niet. En dan Frankrijk: wil de geroofde kunst uit de Arabische wereld niet teruggeven. Nee, dan Olanda, met Amsterdam, waar je altijd een waterpijpje kunt smoken. En daarom gaat de cup naar Olanda. Messi weet het nog niet, maar hij gaat de wedstrijd niet winnen. Het is al geregeld in de bestuurskamer en in de kleedkamer. Zelfs de medailles zijn al gegraveerd.

Zondag 18 december krijgt Oranje in de allerlaatste minuut van de blessuretijd een penalty. De keeper is ook gefixt, die blijft gewoon tussen de palen staan. Doodstil. En daarna zal er een feest, een oranje knalfuif worden georganiseerd. Gesponsord door Qatar uiteraard.     


zondag 27 november 2022

De moord op Johnny Neslo (2009), dertien jaar later

 







In 2009, aan het eind van december, zat ik op de bank naast mijn aanstaande. Ik zou het volgend jaar met haar trouwen en er stond een verhuizing in het rooster. Op de televisie speelde het romantische programma All you need is love. Buiten sneeuwde het nog romantischer zachte vlokjes. Er waren in de straat knallen van vuurwerkbommen te horen. Dat zou die avond van groot belang blijken te zijn. Anja belde met haar oom Ben om hem te feliciteren met zijn verjaardag. Het werd rond de klok van tien. Ik keek uit het keukenraam en zag plotseling felblauwe lichten langs het keukenraam glijden. Ik  was nog niet uitgekeken, toen de voordeurbel schelde. Ik deed open en daar stond een man die nog het meest leek op een ambtenaar die nog twee jaar moet tot zijn pensioen. Hij had een oververmoeid gezicht. Hij droeg een kort, leren jack en hij vroeg of hij even binnen mocht komen. Hij vertelde dat hij van de politie was en of mij iets was 
opgevallen in de straat. Nee, zei ik, alleen de kat Sjaak deed wat raar vanavond. Hij was onrustig. De rechercheur zei dat er een man vermoord was in mijn straat. Johnny Neslo. Of ik hem kende?
  Nou, slechts van gezicht. Ik zag hem twee dagen geleden nog zitten in een stoel. Die stond vlakbij het raam. Hij keek me toen aan met een afwezige blik. Ik wist dat zijn vrouw een oppasbedrijfje had. Ik vroeg me weleens af of het niet druk was in dat kleine huisje met die vier kinderen en dan die oppaskinderen er nog bij. ‘Het gebeurde om een uur of negen,’ zei de man, terwijl hij mijn opmerkingen opschreef. ‘Met een pistool.’ Die knallen kon ik niet gehoord hebben, want er werd overal vuurwerk afgestoken. ‘Bedankt,’ zei de man en hij vertrok. De volgende morgen kregen we opnieuw bezoek van een rechercheur. Ook hij noteerde dezelfde opmerkingen met weinig enthousiasme. Toen we die dag de straat doorliepen lag er overal sneeuw. Het was huiveringwekkend langs de plek van de moord te lopen. In  de witte massa was door de politie met een soort paarse verf gespoten. We konden het schoenenspoor van de dader volgen over het bruggetje. Hij verdween voor altijd in het aangrenzende park.  Nu na dertien jaar is de moord vergeten en de moordenaar zal nooit meer worden gevonden. 

Waarschijnlijk was het drugsgerelateerd. Maar mij houdt het nog altijd bezig omdat het slachtoffer een vrouw had en vier kinderen. Wat is er met hen gebeurd? Hebben ze een nieuwe man en vader? Hoe ga je om met dat ene hartsverscheurende feit:  mijn vader, mijn man is vermoord. Heb je dan nog vertrouwen in andere mensen? En wat hield je vader voor je verborgen? Waar was hij mee bezig?  Toen ik na de moord een berichtje postte op mijn blogpagina kreeg ik een reactie van de vrouw van het slachtoffer, zij heette Manon en ik ben niet in staat geweest na te gaan of dit werkelijk de echtgenote was, of iemand anders, het internet kent immers vele vreemde snuiters. Ik heb de reactie toen niet openbaar gemaakt. Zij schreef mij een paar dagen na de gebeurtenis:

 

Hallo Sjoerd, Ik heb je blog gelezen en heb besloten om je te antwoorden. Ik ben Manon, de partner van John, de buurman die is neergeschoten. Ik kan niet onder woorden brengen hoe goed het mij en mijn kinderen doet om alle positieve reacties in de media te lezen. Het is namelijk veel makkelijker om iets naars over het hele gebeuren te zeggen. Ons gezin is op de dag voor oudjaar verwoest, kapot gemaakt door een verslagen onbekende, uit het niets, voor mijn deur.....ik ben mijn partner kwijt, mijn 4 kinderen hun vader. Wat het achterliggende verhaal ook mocht zijn, dat is de realiteit, de huidige stand van zaken. Dit kwam voor ons uit het niets, en het is vreselijk voor de hele buurt dat dit heeft plaatsgevonden. Ik wil je bedanken voor je positieve benadering. De beste wensen voor het nieuwe jaar..... Groetjes, Manon.

 

Ze zeggen dat de tijd alle wonden heelt en dat kan misschien zo zijn, maar die wond blijft altijd wel een kwetsbare plek. Onzichtbaar vanaf de buitenkant.  

En toen de sneeuw met de schoensporen was gesmolten en bij ons de verhuiswagen voor reed, verdwenen ook de gedachtes aan die donkere avond in december. En we doen altijd net of er niets is gebeurd. We delen ijspret bij de sloot, we spelen in het park als de zon schijnt, we gaan naar ons werk. We leven door, doodgewoon en we geven onze eerste kus.

 

 

 

zondag 20 november 2022

Het donker



Mijn huis grenst aan de achterkant aan een schoolplein. Deze avond horen we brommers ronken, schreeuwende jongens en gelach dat tegen de schoolmuren galmt. Ik kijk uit het zolderraam. Het plein is aardedonker, ernaast, langs het fietspad, zijn enige lampen geplaatst. Het fietspad komt uit bij een gymzaal waarin  kinderen turnen. Ook wordt er gekickbokst. Op een avond werd de deur er uitgeslagen. Ik belde braaf met de politie en ze kwamen zelfs even kijken. We zagen ze met zaklantaarns de omgeving afspeuren. Ik vroeg me af: wie wil er wat stelen uit een gymzaal? Heeft interesse in een paar oude basketballen?

Ik kijk uit het zolderraam. Er is geen maan. Ondanks het donker zie ik van boven schimmen vuurwerkbommen afsteken. Ik ben de verontruste burgerbuurman, gehuld in pyjama, die naar buiten gluurt. De pantoffelheld. In de struiken ritselt een kat. Ik zie twee ogen spiegelen. Pak de muis poesje.

Toen de nacht was geweken, trof ik naast het gymgebouwtje een volledig gesloopte milieuvriendelijke Go scooter. Zo’n scooter vind je op de trottoirs, zoals je paddenstoelen in het bos aantreft. Het verbaasde mij hoe vakkundig hij door het tuig uit elkaar was gehaald. Een paar kleine jongens speelden met wat plastic onderdelen. Ik herkende een spatbord. Ik moest bij dit beeld onwillekeurig denken aan gieren in de woestijn die de restjes van een dood beest verorberen. Naast het wrak rookte een kartonnen doos.  Ik merkte dat de vlammen steeds gulziger aan het karton likten en ik deed een stap naar achter. Vanuit de doos kwamen harde knallen: er zat vuurwerk in. Ik deed nog een stap naar achter.

Maar toch is dit alles zeldzaam in mijn keurige middenklassestraat.  O ja, met oud en nieuw wordt weleens een vuilnisbak opgeblazen, maar verder blijft het netjes. En de donkerte rond het plein is ook goed voor de vogeltjes en de egeltjes en eventueel ander dierlijk leven.

En voor mij is het ook goed, want de slaap slaapt het beste in het duister. Zeker, er zijn mensen die leven en werken nadat de zon is ondergegaan, maar dat is aan mij nu niet besteed. Mijn temperatuur zakt, de ogen worden moe. Het lichaam wil horizontaal liggen. Ik kijk naar mijn geliefde, ze ligt helemaal ingerold tussen de lakens. Alleen haar neus steekt nog onder de dekens uit.

En dan vertrekt mijn trein naar dromenland. Ik val en schrik wakker van een paar knallen. Of zijn het schoten uit een pistool? Misschien valt er nu iemand. We hebben dat werkelijk eens meegemaakt. In de volgende blog daarover meer.


maandag 14 november 2022

Een gezicht in steen Valkenburg


 Vreemd, ik was in Valkenburg en zag in het kasteel, een gezicht in steen.

 Teveel fantasie?  

zondag 13 november 2022

Een zware dag

Na een zware dag zat ik deze week naast mijn geliefde. Ook zij had een zware dag gehad. Ze werkt in het ziekenhuis, dus je kunt je daar iets bij voorstellen. Voor mij is zwaar eerder een mentale zaak.

Onze oogleden hingen laag boven de horizon. De afstandsbediening werd op het boze oog gericht. Wij kregen het NOS Journaal van acht uur. Een film vol ellende en menselijke ontberingen trok aan ons voorbij. Daarin zat de premier met het slechte geheugen met boeren aan tafel op een erf. De zon scheen, zijn lach was even breed als altijd. Hij zat in een luchtig overhemd. Misschien in het oosten? Bij ons scheen de zon niet.

Plotseling schoot er een Tour de France renner door het beeld. Was de Tour de France eenmalig verplaatst naar de herfst? Vreemd. De weerman dan. Een aardige man die weerman. Hij vertelde dat het dinsdag tweeëndertig graden zou gaan worden. Wat? Tweeëndertig graden? Hij zei er ook nog bij dat het droog bleef vandaag. Wat? Het was helemaal niet droog vandaag! Met een schok werden we klaarwakker: we zaten al een half uur lang naar een juli aflevering van het Journaal  te kijken, zoals lammetjes naar het gras in de wei! We hikten van het lachen en we beseften dat je rustig een editie van vijf maanden geleden kunt zien: de ellende is precies hetzelfde. Alleen het weer verandert.

Maar verder gaat het goed met ons hoor, maak je geen zorgen


.


maandag 7 november 2022

Stresskip



Buiten is het behoorlijk vies weer. Regen en wind en de wolken hangen laag. Vooral dat laatste geeft de wereld een sombere toon, hoewel dat natuurlijk niet echt zo is. De natuur gaat slapen, maar dat wil niet zeggen dat wij onze stemming daar van af moeten laten hangen. Toch doen we dat wel. Dat is niet goed, we moeten meer meegaan in het ritme van de seizoenen en genieten van de introverte kant van dit jaargetijde. Het is een naar binnen gerichte maand, ook letterlijk.

Ondertussen zit ik hier met om mijn arm een band, waaraan een kastje. Dat kastje meet mijn bloeddruk, maar liefst drie keer in het uur. Na twintig minuten blaast de band zich op en volgt er een piepje. Ik mag dan niet bewegen. Mijn bloeddruk was te hoog. Kwam dit door drukmakerij, erfelijkheid of was het toch het zogenaamde wittejasseneffect? Dat je bloeddruk stijgt, zodra je een arts ziet? En waarom dan? De dokter is een zeer vriendelijke man, niks mis mee. Ik ben wel benieuwd naar de uitslagen. Vanmorgen heeft de assistente het apparaat omgedaan. Het is nu wel even wennen. Als je beweegt tijdens het meten, krijg je een 'error'.

Ben ik een stresskip? Binnenkort zal de dokter hier een oordeel over vellen. Ja, u bent een stresskip. Ik hoop dat hij zegt dat ik zeker twee, drie maanden niet mag werken, echt absoluut niet doen. 'Kunt u dat ook even opschrijven dokter? En hier ondertekenen?' Dank u, dank u. Dan kan ik de komende tijd werken aan mijn innerlijk, want het is herfst dokter, de tijd dat ik naar mijn geestelijke interieur ga kijken. 

zondag 6 november 2022

De portemonnee

 

 


Daar lag de portefeuille. Niemand zag hem, behalve ik. Op een bankje, op het perron, ongemerkt uit een diepe broekzak gegleden. Er was geen mens bij in de buurt. Er was ook geen mens wanhopig aan het rondzoeken. Voorzichtig pakte ik het van het bankje. Als daar nu een bundel briefjes van duizend in zouden zitten, dan zou ik het laten liggen, besloot ik snel, want dan is het de beurs van iemand in duistere zaken.

Voorzichtig opende ik het leer. Daarbinnen was geen geld, alleen een paar munten. Wel had de eigenaar zo ongeveer alle persoonlijke pasjes voor banken en verzekeringen er in gestopt. Het zou gaan om een man, een foto toonde mij een portret van een oudere heer. Hij keek me vriendelijk aan met die blik die ouderen soms kunnen hebben van: goed, ik moet op de foto, maar daarvoor ga ik niet mijn haar kammen. De man werkte voor een groentehandel. Er was een pas bij voor een zakelijke rekening. Ook zijn rijbewijs was 
toegevoegd. De eigenaar moest, als hij het verlies nu ontdekt had, zich niet bijzonder prettig voelen, want hoewel je nooit een bijzondere band met je plastic geld zult opbouwen, voel je je toch ernstig beperkt. Dat zijn die momenten dat je wilde dat er geen digitale wereld bestond en geen creditcards. Ik belde met de politie en vertelde over de vondst. Tot mijn verbazing zei een vriendelijke stem dat ik de zaken moest overdragen aan de gemeente. Dat schoot dus ook niet op. Ik voelde medelijden 
met de groentehandelaar. Waarschijnlijk probeerde hij nu zijn passen te blokkeren, maar ik weet uit ervaring hoeveel moeite ouderen hebben met digitale geldzaken. Ik toetste de naam van de man in de googlezoekmachine. Er verscheen een artikel over een knoestige groentehandelaar die in de coronatijd was ontslagen en nu voor zichzelf was begonnen. Geen twijfel mogelijk: het was dezelfde persoon. Een telefoonnummer was niet te vinden en ik vermoed dat de man als een van de laatste Nederlanders geen smartphone heeft. Thuis zocht ik verder in de krochten van het web en vond toch nog een Facebookadres. Na een melding werd er gereageerd door de dochter van de man. Ja, vader was zijn portemonnee kwijtgeraakt ergens in de stad. Later die avond stond hij aan de deur. Hij was zoals ik hem had verwacht: onverzettelijk en misschien had hij niet een gemakkelijke jeugd gehad. Moest hij al jong langs de deuren met appels en peren, waarbij het niet uitmaakte of het keiharde regende of krakend vroor. Hij stak een eeltige hand naar me uit om me te bedanken. Hij zei dat hij niet snel opgaf toen ik hem vroeg naar het ontslag. Hij maakte een opgeluchte indruk. ‘Ik had anders niet goed geslapen vannacht,’ zei hij. Hij liet zien hoeveel geld hij in zijn broekzak had. Allemaal flappen. ‘Dat was een geluk,’ lachte hij. Ik sloot de deur en vroeg me af wat de man naar een treinstation had gebracht. Was hij gaan winkelen met zijn vrouw? Moest er een nieuwe broek of trui gekocht worden? In gedachten zie ik het echtpaar zitten op dat bankje. De trein komt eraan, ze moeten snel zijn. Maar opstaan gaat niet meer zo soepel, slijtage in de heup. Ze stappen in, de portemonnee blijft achter. En thuis merkt hij het verlies. Het kan iedereen overkomen. De laptop waar ik nu op tik, heb ik ook eens laten staan op station Bloemendaal. Ik had hem net een uurtje. Hij werd gevonden en keurig bewaard. Nee, de wereld is zo slecht nog niet. Echt niet. En nu ga ik het vindersloon, een doosje  Milkachocolaatjes gekocht bij een tankstation, opeten.

maandag 17 oktober 2022

Zoekt u een nieuwe woning?



Ik zocht een nieuwe woning en sprak een makelaar. De man, hij had guitig roze puntpantoffelschoenen, nam me mee naar een tiny house. Nou, het was echt een klein huis. Aan de rand van het bos gelegen, heel mooi omzoomd door berkenbomen. Het was twintig centimeter hoog, wit gepleisterd en het had een hoed bovenop. Het was gewoon een paddenstoel. Ik stond naast een dure makelaar bij een paddenstoel. Ik schaamde me rot. De man zei: ‘Dit is geen grap, deze paddenstoel staat al een tijdje te koop, u bent de eerste bezichtiger. Ik zal u even het interieur laten zien.’ Hij bukte en probeerde de sleutel, een heel klein sleuteltje, in de steel te stoppen. ‘Verkeerde sleutel,’ sprak hij verontschuldigend. Hij nam zijn telefoon en belde met het kantoor. Ik wilde wegrennen, dit was heel beschamend. ‘De eigenaar is een ieniemienie,’ zei de man. Hij was rond de veertig, droeg een klein rond brilletje en hij leek me een gladde aal. Iemand die zijn moeder nog zou kunnen verkopen. ‘Misschien ziet hij af van de verkoop.’

‘Een ieniemienie, u bedoelt een kabouter?’

‘Dat woord mogen we niet meer gebruiken, dat is niet woke mijnheer. Een kabouter heet voortaan een ieniemienie, veel minder stigmatiserend.’ Ik werd ongeduldig. Ik stapte in mijn SUV, een Porsche Cayenne, en spoot weg. Ik sneed onderweg wat bestuurders af, negeerde twee rode verkeerslichten en kwam opgefokt thuis. Mijn zoontje van vier zat aan tafel, in zijn kinderstoel. Ik vertelde mijn vrouw over de vreemde ervaring in het bos. ‘Weet je wat?’ vroeg ze zonder diep erop in te gaan, ‘ga morgen met Stijn naar die paddenstoel. Dat vindt hij vast heel leuk.’

Ik knikte stom. Zo’n kind gelooft nog in kabouters, eh, ieniemienies.

De volgende dag, zaterdag, gingen we terug naar de paddenstoel. Ik vond hem gemakkelijk terug. Een originele inktzwam. ‘De makelaar wilde me deze paddenstoel verkopen, ‘ zei ik zacht.

‘Bouter!’ wees mijn zoon.

‘Een kabouter. Zie je een kabouter?’ kirde mijn vrouw. We lagen met ons drietjes op de natte bosgrond, met onze neuzen tussen de bruine bladeren. Het kriebelde. En het rook vies en schimmelig.

‘Bouter!’ riep mijn zoon weer.

De blaadjes op de grond bewogen een moment. Door de struiken ging een langzame ritseling. Ik zag een donker oog dat naar me keek.

‘Een kabouter!’ juichte mijn vrouw en ze klapte in haar handen, want ze is een heel spontaan type.

‘Ja, wat mooi, wat leuk!’ fluisterde ik. ‘En wat een mooi huis heeft hij, zo’n huis wil ik ook wel.’

‘Ik kan het voor u ontwerpen,’ zei een stem achter ons. Ik draaide me om. Het was een man van middelbare leeftijd, in een grijze jas, met een grijze das die mooi kleurde bij zijn grijze haar. Hij had een neus zo groot als een komkommer en daaraan hing een druppel.

‘Ik ben Henk de Boer,’ zei hij plechtig, ‘architect, hier is mijn kaartje.’

Ik nam het kaartje aan en bedankte. Hij lachte naar Stijn. ‘Ik zie de kabouters hier soms een ogenblik, vooral als ik ’s avonds de hond uitlaat. Maar ze rennen dan weg, want kabouters houden niet van honden. We moeten ze maar met rust laten, vind je niet?’

Even leek het of de paddenstoel oplichtte. Of iemand daarbinnen het licht aandeed. Heel merkwaardig.

‘Ze steken een kaars aan,’ zei mijn vrouw.

‘Kom Stijn,’ zei ik. ‘We gaan pannenkoeken eten.’

‘Zijn kabouters dol op,’ zei de grijze druipneus.

We stapten in de auto en ik startte. Ik keek voorzichtig in mijn binnenspiegel. Ik kon de paddenstoel zien. Het leek of er rook uitkwam. Ik zag een klein bollig figuurtje ernaast staan. Een diertje, een muis? Een poot of een armpje zwaaide naar me. Op het kopje zat een rode driehoek, een puntmuts?

Ik begon te beven van narigheid. Dit moest dan mijn eerste burn-out zijn. Altijd gedacht dat het mij niet zou gebeuren, maar het gaat heel sluipend en dan komt het en zie je elfen en heksen en ieniemienies. Ik werd misselijk.

Ik stapte uit en zei tegen mijn vrouw: ‘Rij jij asjeblieft.’

‘Gaat het goed met je?’ vroeg ze bezorgd.

‘Nee,’ beaamde ik fel. ‘Ik zal een afspraak met Henk – dat is onze huisarts- maken.’

Ik stapte in aan de rechterkant. Vera startte opnieuw, maar de auto hikte slechts. Benzine genoeg, dus ik stapte wederom uit en liep om de wagen heen. Aan de uitlaat ontdekte ik een ballonnetje dat de auto verhinderde te starten. Ik trok het eraf, vloekte, schopte tegen de achterband en riep: ‘Wie doet nu zoiets? Schoft!’ Ik dacht onmiddellijk aan de druipsteengrotarchitect, maar die zag ik nergens meer.

Vanuit de bosjes kwam een hoog piepend, schuddebuikend gegiechel.

‘Bouter!’ riep mijn zoon. ‘Bouter!’

Ik schoot in de auto en vertrouwde het niet meer. Wij zijn bekende personality’s en dit was natuurlijk een grap van de paparazzi. Zo meteen zou er een reusachtige camera op ons worden gericht en morgen waren we voer voor de juiceroddelhaaien.   

‘Wegwezen!’ riep ik tegen mijn vrouw. Ze zette de auto in zijn achteruit en de carrosserie vouwde zich zoals een handschoen om een hand, volledig en trefzeker om de stam van een eeuwenoude eik.


zondag 9 oktober 2022

8 oktober 2022 Rock around the clock tonight!




De optocht die op deze dag werd georganiseerd door het Alkmaars Ontzet Comité, ging door de stad onder een vrolijk blauwe hemel. De grijze wolken daarbij werden veroorzaakt door protesterende mensen op de grond.

Hoe werkt dat nu eigenlijk zo’n optocht? Wel, je krijgt een uitnodiging voor een verkleedpartij in de draf -en renbaan. De deelnemers scharrelen door elkaar als kippen in een pluimveehal. Mannen, vrouwen, kinderen, de optocht is democratisch verdeeld over de gemeente. De blauwe kaart die ik in handen krijg, moet aantonen dat ik recht op een pak, een pruik en een consumptie heb.

Als ik de kaart overhandig aan een medewerkster krijg ik een tasje met de kleding er in aangereikt. Ik weet dat ik iets met het thema kermis ga doen, maar de kleding die ik vind, zegt me niet heel veel. Een gelig truitje, een donkere broek en een te krap wit jasje.

Eenmaal onwennig aangekleed terug in de hal, blijkt mijn pak redelijk onopvallend in vergelijking met dat van de onderwijzeres T. Zij draagt een metaalkleurig, intergalactisch uniform. Ook zie ik Vincent van Gogh scharrelen en een mevrouw met een lampenkap op haar hoofd. Neptunes zwemt rond en er is voor de liefhebbers van geheimen van de oceanen een waarachtig prachtige zeemeermin.

De rij voor de schmink is lang, maar ik er hoef daar niet bij. Ik ben zo al knap genoeg zeker. Ik krijg wel een donkere pruik aangemeten. Ik maak me even zorgen over de wind. Het waait een aardig eindje buiten. Onder een stoel waar ik in ben geploft en van waaruit ik het gewemel bekijk, liggen op een kleedje twee zeer lief kijkende en grote poedels. Het baasje, een mevrouw, heeft ze allebei aan een band en aait ze. Ze zegt dat ze mee gaan lopen.   

Uiteindelijk dribbelt het fantasierijke gezelschap naar buiten, naar de wagens op de renbaan. Onze wagen heeft botsauto’s en een draaimolentje. De kinderen en enkele dames klimmen erop. Mijn rol is een deel van het publiek te zijn en me te gedragen als kermisklant uit de jaren vijftig van de vorige eeuw. Ik vergezel twee heren, een vader en zoon, die slepen met een tafeltje met blikken erop. Voor het ballengooien. Hartstikke leuk, maar ze zullen hem mee moeten slepen, dwars door de stad. De blikken zijn goed vastgeschroefd en ook de stoffen ballen zitten aan een touwtje. Dat scheelt zoeken.

Achter ons loopt een mijnheer in een kermispak met de kop van Jut. Maar hij heeft wel wieltjes. Overigens doen de ballentent en de slag met de hamer het nog uitstekend bij het publiek. Ook in de 21e eeuw succes verzekerd met een stel blikken en een balletje!

Naast ons probeert onderwijzeres I. door middel van een glazen bol de toekomst van mensen te voorspellen. Het gaat haar goed af, zal blijken. In ons kielzog rijdt mijn trouwautochauffeur in zijn lichtblauwe Thunderbird uit 1959. Hij herkent me niet meer. De man heeft een indrukwekkende slee meegenomen die één op een emmer rijdt. In zijn auto heeft hij maar liefst drie zoetgekleurde prinsessen.

De rest van de kermishuishouding danst achter de wagen. We worden muzikaal begeleid door een wagentje waaruit rock-and-roll muziek galmt. Het repertoire van de dj bestaat uit een aantal nummers. Ik hoor Elvis, Bill Haley en Chuck Berry. Go Johnny go!

Ondertussen wachten we tussen en bij de wagens, want er zijn berichten dat de optocht wordt gefrustreerd door wappers van een waporganisatie. De wappen waren eerst tegen coronamaatregelen, nu zijn ze tegen alles. Ik vind het prima dat je overal tegen bent, maar niet nu. Je blokkeert nu vele praalwagens en duizenden enthousiaste toeschouwers moeten wachten. Dit evenement is zeer populair. Alleen Sinterklaas overtreft dat, geen artiest benadert de aantrekkingskracht van de goedheiligman uit Spanje.

De meeste kermisklanten om me heen maken zich zorgen over de geplande zuurkoolmaaltijd. Alle leden van de 8 oktobervereniging mogen aanschuiven in de Grote Kerk voor een pot zuurkool met worst gemaakt door de Alkmaarse slager Jeroen de Vries. Ik vraag me af hoe deze lokale slager drieduizend rookworsten weet te fabriceren. Eindelijk, na een uur wachten, de paarden worden nerveus, zet de stoet zich in beweging. Wij kunnen als de rij niet zo snel gaat, het tafeltje langs de kant parkeren en een paar kinderen met de ballen laten gooien. En uiteraard vinden ze dat erg leuk.

De wagen waar we achter zitten, moeten we wel in de gaten houden, anders lopen we de afstand niet meer in. Vlak voor we de Koorstraat in willen, is het weer raak met de demonstranten. We moeten weer wachten. Er wordt een groot beroep ons op geduld gedaan en dat van het publiek. Het is dan al een uur of vier. Na een eindeloze tijd hobbelen we weer verder. Ik heb wat ruimte om te dansen en te sjansen met het publiek. Tot we de Koorstraat in gaan. Het is ongelofelijk hoeveel mensen hier staan. We krijgen spontaan bier aangereikt.

Opnieuw staan we vast. Wachten. De man op de trekker is zelfs van zijn troon gedaald.

Er is een kind dat een bal werpt. Ik maak een paar dansmoves en hij danst mee. En zo dansen we enige minuten. Hij is echt nog maar twee turfjes hoog en zwaait met zijn armpjes als een volleerd danser. Het is een uniek moment, door de volkomen afwezigheid van enige verlegenheid bij het jongetje. In mijn rol kan ik dit ook wel doen. Een rol geeft ruimte die in een normale maatschappelijke context moeilijk zal worden geaccepteerd.  En de moeder filmt onze dansbewegingen. Het zal nu wel ergens op internet staan.    

We rijden verder en overvol zijn de massa’s aanwezig in eindeloze rijen. We passeren de leden van het organiserend comité. Zij zijn uiterst deftig gekleed in een zwart kostuum met rode sjaal, maar dat weerhoudt ze er niet van een bal op onze blikken te werpen.  

Ik kan in de verte de doedelzakkers zien lopen. Ze doedelzakken nog maar weinig, constateren we. De optocht wordt ook begeleid door een groep geuzen die liederen uit het geuzenliedboek zingt. Vive les gueux!  De trommels klinken dichtbij oorverdovend.

Maar dan loopt het ergens weer uit de hand en besluit de politie, wegens de demonstranten, de route te verleggen. In plaats van langs het verzorgingshuis Westerhout, waar ouderen al uren wachten op de stoet, lopen we terug via de Geestersingel. En daar is niemand meer. De terugtocht om half zes, is dan ook niet wat het had kunnen zijn. Een optocht zonder toeschouwers is geen optocht, dat is een artiest zonder publiek, een auto zonder wielen.     

Maar hoe dan ook, de terroristen in light formaat, hebben de optocht niet kunnen saboteren volgens plan, hooguit een beetje beïnvloeden. ik heb later begrepen dat het publiek ze heeft uitgejouwd en daarna met de rug naar ze toe is gaan staan.

En u vraagt me hoe de zuurkool was. Ik moet het antwoord daarop schuldig blijven, omdat ik geen lid ben van de 8 oktobervereniging. En alleen leden mogen aanschuiven. Maar ik kreeg toen ik thuis kwam ook een zeer goede maaltijd, want de liefde gaat nog altijd door de maag.   


      

 

woensdag 24 augustus 2022

Expositie in wijkcentrum Mare Nostrum op zaterdag 10 september van 11 tot 17 uur

 


Deze poster heb ik gemaakt omdat ik op zaterdag 10 september aanwezig ben in Mare Nostrum. Daar kun je werk van me zien en met me spreken. Tot ziens! 

woensdag 10 augustus 2022

Eiffeltoren verroest

                                                     De roestbruine Eiffeltoren, eigen foto: juli 2022


Eindelijk kwamen we vorige week aan bij onze grote liefde: de Eiffeltoren.  Het was heftig heet, het asfalt beefde van de hitte en dreigde te gaan stromen. De oude, ijzeren dame rekte zich uit. Het was negendertig graden. Er liepen politiemannen om heen in zwarte pakken, met zwaar schiettuig. De toren zelf was omhuld door een glazen wand met een loket voor de kaartjes. Je kon niet meer even een van de poten aanraken, of  onder het gevaarte door rennen. In de kokende lucht stonden waterverkopers en ze deden goede zaken.  We liepen langs het glas van de manshoge schutting en beschouwden de achterkant van de tour. Goed te zien was dat deze bruin van kleur was. Niet grijs, maar bruin. Bruin van roest, in het Frans: la rouille. Het was zoals de schepper van de dame, Gustave Eiffel,  al eens had voorspeld:  de toren zal eens gaan roesten en:  “Verf is het essentiële ingrediënt om een metalen constructie te beschermen en de zorg waarmee dat gebeurt, is de enige garantie voor de levensduur”, ( G.Eiffel, La Tour de 300 mètres). En hoewel het verven wel gedaan werd, werd het niet met zorg gedaan.  Maar volgens mij is schilderen is niet het definitieve antwoord op het verval. Alles valt nu eenmaal uiteen in stof.Zelfs de sfinx van Gizeh  mist een neus ter grootte van een meter. En kijk naar de Amsterdamse kades: die brokkelen na 400 jaar ook uit elkaar als een nat biscuitje. Stof wordt tot stof. Daarom zijn de Franse bestuurders licht zenuwachtig geworden, want de toren is niet alleen maar een paar kilo ijzer, maar een echt symbool van pure Franse trots. New York kan zonder vrijheidsbeeld, Moskou zonder Rode Plein, maar Parijs en Frankrijk niet zonder la tour. De toren is versmolten met de cultuur, hoewel het eigenlijk een nietszeggend object is. Mooi en prachtig, maar een symbool? Waarvan dan? Maar goed, wie naast het metalen wonder staat kan niet anders  doen dan toegeven dat het een spectaculair bouwwerk is. Om dit mirakel te redden, zal ik nu zelf een brief schrijven aan de president van Frankrijk.

Ik schrijf daarin:

Palais de l’Élysée
55 rue du Faubourg-Saint-Honoré
75008 Paris, France

Monsieur Macron, zeer geachte president van Frankrijk,

Graag wil ik met u mijn zorgen delen over uw mooie Eiffeltoren. Het trotse symbool van de Franse natie. Ik heb geconstateerd en velen met mij, dat hij bruin is geworden door roest. Een onomkeerbaar proces waarbij het ijzer oxideert. La tour wordt zo heel langzaam opgenomen in de kringloop der natuur. Omdat schilderen helpt, maar klaarblijkelijk het oxidatieproces niet geheel stopt, stel ik voor de toren stap voor stap te ontmantelen en de weggehaalde delen te vervangen door kunststof. Kunststof roest niet, het is sterk en gemakkelijk te onderhouden. Deze kunststof maken we uit plastic afval dat we vinden in de Parijse straten en stegen en in de Seine en in de Atlantische Oceaan. De toren krijgt een nieuwe hergebruikbasis die de komende duizend jaar zal blijven bestaan. De ontmantelde delen kunnen een bestemming krijgen op een andere locatie, maar zij worden dan tentoongesteld worden in een zuurstofarme zaal, waarschijnlijk achter glas. Uiteraard zal de actie tot zeer veel controverses en hevige spanningen (mogelijk burgeroorlog) en uw aftreden leiden, maar die spanningen en uw aftocht zullen er ook zijn wanneer het grote publiek merkt dat de toren, door slecht onderhoud, een zeer gevaarlijk,  duivels object is geworden dat brokken ijzer spuugt. U heeft eigenlijk geen andere keuze dan in te gaan op mijn voorstel. Ik hoor graag van u wanneer wij tot een persoonlijk onderhoud zullen komen om tot daadkrachtige vervolgstappen over te kunnen gaan. Mijn kleine land is een meester in het bouwen van dijken, tunnels en bruggen, dus ook torens vormen voor ons niet een probleem, maar een prettige uitdaging.

Met vriendelijke groeten,

S van Berkel, Les Pays-Bas

Telefon: 0316123456789

Nb: ik heb de burgemeester van Amsterdam, mevrouw F. Halsema, eveneens  een brief gestuurd over het vervaardigen van kades en bruggen, uit hergebruikt kunststof.  Zij heeft mij nog geen reactie gestuurd.