Daar lag de
portefeuille. Niemand zag hem, behalve ik. Op een bankje, op het perron,
ongemerkt uit een diepe broekzak gegleden. Er was geen mens bij in de buurt. Er
was ook geen mens wanhopig aan het rondzoeken. Voorzichtig pakte ik het van het
bankje. Als daar nu een bundel briefjes van duizend in zouden zitten, dan zou
ik het laten liggen, besloot ik snel, want dan is het de beurs van iemand in
duistere zaken.
Voorzichtig
opende ik het leer. Daarbinnen was geen geld, alleen een paar munten. Wel had
de eigenaar zo ongeveer alle persoonlijke pasjes voor banken en verzekeringen
er in gestopt. Het zou gaan om een man, een foto toonde mij een portret van een
oudere heer. Hij keek me vriendelijk aan met die blik die ouderen soms kunnen
hebben van: goed, ik moet op de foto, maar daarvoor ga ik niet mijn haar
kammen. De man werkte voor een groentehandel. Er was een pas bij voor een
zakelijke rekening. Ook zijn rijbewijs was
toegevoegd. De eigenaar moest, als
hij het verlies nu ontdekt had, zich niet bijzonder prettig voelen, want hoewel
je nooit een bijzondere band met je plastic geld zult opbouwen, voel je je toch
ernstig beperkt. Dat zijn die momenten dat je wilde dat er geen digitale wereld
bestond en geen creditcards. Ik belde met de politie en vertelde over de
vondst. Tot mijn verbazing zei een vriendelijke stem dat ik de zaken moest
overdragen aan de gemeente. Dat schoot dus ook niet op. Ik voelde medelijden met de
groentehandelaar. Waarschijnlijk probeerde hij nu zijn passen te blokkeren, maar
ik weet uit ervaring hoeveel moeite ouderen hebben met digitale geldzaken. Ik
toetste de naam van de man in de googlezoekmachine. Er verscheen een artikel
over een knoestige groentehandelaar die in de coronatijd was ontslagen en nu
voor zichzelf was begonnen. Geen twijfel mogelijk: het was dezelfde persoon.
Een telefoonnummer was niet te vinden en ik vermoed dat de man als een van de
laatste Nederlanders geen smartphone heeft. Thuis zocht ik verder in de
krochten van het web en vond toch nog een Facebookadres. Na een melding werd er
gereageerd door de dochter van de man. Ja, vader was zijn portemonnee
kwijtgeraakt ergens in de stad. Later die avond stond hij aan de deur. Hij was
zoals ik hem had verwacht: onverzettelijk en misschien had hij niet een gemakkelijke
jeugd gehad. Moest hij al jong langs de deuren met appels en peren, waarbij het
niet uitmaakte of het keiharde regende of krakend vroor. Hij stak een eeltige
hand naar me uit om me te bedanken. Hij zei dat hij niet snel opgaf toen ik hem
vroeg naar het ontslag. Hij maakte een opgeluchte indruk. ‘Ik had anders niet
goed geslapen vannacht,’ zei hij. Hij liet zien hoeveel geld hij in zijn
broekzak had. Allemaal flappen. ‘Dat was een geluk,’ lachte hij. Ik sloot de
deur en vroeg me af wat de man naar een treinstation had gebracht. Was hij gaan
winkelen met zijn vrouw? Moest er een nieuwe broek of trui gekocht worden? In
gedachten zie ik het echtpaar zitten op dat bankje. De trein komt eraan, ze
moeten snel zijn. Maar opstaan gaat niet meer zo soepel, slijtage in de heup.
Ze stappen in, de portemonnee blijft achter. En thuis merkt hij het verlies.
Het kan iedereen overkomen. De laptop waar ik nu op tik, heb ik ook eens laten
staan op station Bloemendaal. Ik had hem net een uurtje. Hij werd gevonden en keurig
bewaard. Nee, de wereld is zo slecht nog niet. Echt niet. En nu ga ik het
vindersloon, een doosje Milkachocolaatjes
gekocht bij een tankstation, opeten.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten