‘Norbert ici!’ Het hondje van de gekke buurman die voor Indiaan
speelt, probeert in onze gammele
tent te rennen. De Winnetoe rent er achteraan al roepend: ‘Norbert
ici!’ Mijn pa vraagt aan de man:
‘Quel est le merque’? En hij bedoelt de hond, maar de man
noemt het merk van zijn auto. Een
Peugeot. Achter me zakt
de tent langzaam weg in het Bretonse
zand. De haringen zijn gemaakt
voor nuchtere klei. We moeten op zoek naar geschikte
zandharingen.
De barbecue dan. Bij de V&D gekocht. Hoe doe je dat?
Eerst slaan de vlammen eruit. Lekker zulke
donkere worstjes. Ook de visjes plakken aan het ijzer. De
kinderen jengelen waar het eten blijft.
Mijn pa en zijn vriend hebben een kip weten te scoren in een
Franse slagerij. Dat was even
lastig. Ze
maakten eerst een gebaar van een vogel en daarna een
onthoofd gebaar, bij de keel. De verkoopster
dacht eerst aan een edelhert, maar kwam toch even later met
een stuk gevogelte. Het kan een kip
geweest zijn. Ondertussen drinkt mijn moeder iets teveel van de rode wijn, zodat de zee
begint te
deinen. Mijn vaders
rug wordt steeds roder en roder. Als
mijn zus weer eens verdwaald op de
camping, kan ze hem daaraan herkennen.
We halen patatjes, maar die lijken niet op die van ons. Ze
buigen door als tulpen die lang geen water
hebben gehad. De mayonaise smaakt naar benzine.
De zon blijft maar schijnen, niet te vergelijken met
Drenthe. Voor de rest spreekt
niemand hier Drenths.
De zon blijft maar schijnen, zo erg dat het plastic bakje met Hollandse
boter ontploft,vanwege gas onder het deksel. Een boterbom,
nooit meer zoiets gezien. De tent
druipt van de boter.
Ja, het wordt heet. Dat houdt ons niet tegen in de bakovenauto te
stappen en
naar een Frans dorp te rijden, waar een processie aan de gang is. Aangezien
wij uit het
gereformeerde noorden komen, kijken we onze ogen uit. Op een
plein staan wel honderd
Sinterklazen en een wijst naar het korte rokje van mijn
moeder. Van deze Sint moet er een broek
worden aangetrokken.
Dit kan zo niet.Hij laat toch ook niet zijn jambes au lait, melkflessen zien? En
bovendien krijgt hij zondige gedachtes. Mijn ma gaat een
broek uit de auto halen. Om ons heen
vallen de gelovigen flauw van een religieuze zonnesteek. Er zijn hulptroepen die driftig op fluitjes
blazen.
We rijden terug naar Holland. Een kofferbak vol met
stokbroden die langzaam net zo buigzaam
worden als de Franse frietjes. Het is langzamerhand zo
gruwelijk heet dat we in onze zwembroek op
de achterbank zitten. Iemand langs de weg gooit een emmer
water over zijn hoofd.
We verdwalen nog tussendoor even in Parijs en bij een tolweg
blijken onze ouders geen geld te
hebben voor deze route peage, zodat onze spaarvarkens worden
omgekeerd. Met de laatste Franken
bereiken we het koude, hoge noorden, waar de kaas niet zo stinkt en beschimmeld is dat mijn
vader
uit de buurt moet blijven.
Onze rit eindigde weer in de staalstad aan de duinen, bij
een 12- hoogflat. Het was nog steeds
1975.
familie Berkje Frankrijk, 1975
Geen opmerkingen:
Een reactie posten