8.00 ’s Ochtends. Sjaak, de tandarts, komt binnen.
Doet zijn jas uit. Gaat koffie zetten. Hij drinkt, daarna doet hij zijn groene
tandartspak aan. De assistente komt ook binnen. Ze is gebruind, op haar
schouders zelfs rood. Ze vertelt een heel verhaal over haar vakantie in
Griekenland en dat ze daar een leuke Oostenrijker is tegengekomen. Herbert
Unterwasser heet hij. Hij is al wat ouder, maar dat
maakt haar niet veel uit. Hij zoent goed. Sjaak knikt. Hij vertelt dat zijn
zoon net geslaagd is voor zijn eindexamen van de middelbare school. Die zoon,
die Wonder Joy heet, wil ook tandarts worden, maar hij ligt het liefste de hele
dag op de bank te spelen met zijn gameboy. ‘Hoe vin je dat nou?’ vraagt hij.
‘De jeugd, ‘zucht zij. ‘Die van mij zitten de hele dag op hun kamer. Ik weet
niet eens wat ze doen achter die deur.’ Ze start de computer, het apparaat gaat
heel langzaam. Dan komt de eerste patiënt binnen. Een beverige oude heer met
één stok en twee tanden. Sjaak herkent hem direct: zijn vroegere onderwijzer
van de 6e klas, de heer Vankoudeenhetevuren. De man valt bijna om. ‘Alles goed
met u?’roept hij in het linkeroor.’ Je hoeft niet zo te schreeuwen!’ roept de
kerel. “Ik ben hier voor mijn tanden, niet voor een gehoortest. ‘Ik heb bij u
in de klas gezeten,’ zegt Sjaak terwijl hij de laatste dentalen bekijkt en
betimmert. ‘Jij was een dondersteen,’ roept de patiënt. ‘Wat jij allemaal
uitvrat, ik wilde je het liefst opsluiten in de kelder. Jammer genoeg mocht dat
niet.’ Sjaak legt het spiegeltje terug. ‘Ik was een hele brave jongen,’
protesteert hij. ‘Bent u niet in de war met mijn broer Henk, Henkie van de
Broek.’ ‘Nee, nee!’ roept de man. ‘Jij was het en kijk maar eens wat er van je
geworden is: tandarts. En je kon zo goed leren!’
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten