zaterdag 20 juli 2013
Inge Nicole neemt grote vlucht met Tranen van de Zeegans
Recensie van Inge Nicole De tranen van de Zeegans (2011)
Met enige moeite kon ik van de lokale bibliotheek De tranen van de zeegans lenen. Het is niet zo’n dik boek, een bladzijde of honderd en daarin draait het om Aleida, een
meisje uit de 19e eeuw, dat in vis handelt en op een dag in contact komt met een sinjeur die haar een gouden toekomst belooft. Natuurlijk weten wij als lezer dat zij na deze ontmoeting in
moeilijkheden gaat geraken, omdat ze de man gelooft. De onverwachte wending die het
verhaal daarna neemt, zij begint als slavin te houden van haar meester en andersom, hield
mij sterk aan het verhaal verbonden. Van deze Aleida ga je houden, omdat ze ondanks haar
slachtofferrol, ook actief acteert om het vege lijf te redden. Zo snijdt zij bij een bezoek aan
een duistere Chinees, de kop af van een schildpad, om het lijden van het gemartelde
dier te bekorten. Inge Nicole weet deze Aleida voldoende bravoure in te blazen om haar
niet als een naturalistisch figuur zoals Eline Vere te laten eindigen, want het slot is
weliswaar dramatisch, maar er is hoop, omdat Aleida het bordeel gaat leiden en haar lot in eigen handen neemt. Naar mijn idee heeft de schrijfster met dit boek weer een vlucht genomen in de richting van een groot schrijverschap. De poëzie is in dit werk
meer ondertoon geworden dan plastisch element en ligt besloten in de point of view.
De zeegans is een metafoor voor het uitvliegen, misschien ook wel voor Nicole’s eigen
schrijverschap. Binnenkort verschijnt haar nieuwste boek. Zal ze dan weer verder stijgen?
Sjoerd van Berkel
juli 2013
Inge Nicole
de tranen van de zeegans
uitgeverij in de knipscheer 2011
zaterdag 22 juni 2013
DAC Alkmaar-Noord, een optreden van de FruitCompagnie op 22 juni 2013
Zakken, tassen met elektronica. Een complete winkel aan snoeren en stekkers. Een hoog bejaarde Korg synthesizer met allemaal knoppen en gaatjes. De begeleidster van de jongeren kijkt er met enige verbazing naar. Ze is klein, donker en heeft een kleurige broek aan, uit een oosters deel van de wereld. Jelle staat daar midden in en begint met het bouwplan van dit circus. Ik sluit de microfoons aan in het mengpaneel. Als dichter leef je met woorden en zinnen, maar voordragen is een heerlijke passie, die meestal niet gaat zonder versterking van de stem. Ik heb veel bij moeten leren en als ik nu sommige dichters zie klungelen met de apparatuur, dan ben ik gelukkig dat ik dat heb overwonnen. Het is wel sjouwen, vooral de PA weegt als lood. Optreedplekken kunnen overal zijn. Op een camping, in een gesticht, onder de bar, achter de bar, en op de bar. Geld krijg je er niet voor, vandaag was men zo lief voor een kop soep en een broodje kaas te zorgen. Terwijl ik bezig ben met het uitpakken van de nieuwe mengtafel, vraagt Monique, de begeleidster, of ik een kopje koffie wil. Ik weiger dat nooit, hoewel ik geen tijd daarvoor heb, omdat het sociale element belangrijk is. Het steekt allemaal niet zo zakelijk in elkaar. Ik leg dichtbundels op tafel, vooral het oude dummy boekje met de handgeschreven teksten en de tekeningen van Felix, lijkt de aandacht te trekken. De jongeren zijn bezig met computers, ze ontwerpen zelf games, want dit zijn echte slimmeriken. Ze maken een zachte, kwetsbare indruk, kijken me nauwelijks aan en zijn in zichzelf gekeerd. De sfeer is goed en een van die jongens wil me graag leren hoe je virtueel kunt vliegen met een Piper cup. ’s Middags vliegen we even van Den Helder naar Texel en landen veilig, na lang zoeken naar het vliegveld. Ik maak wat foto’s van het pand, maar kan die niet publiceren, vanwege de privacy. Het ziet er wel heel gezellig uit allemaal. Het is een oude school, met een creatieve ruimte vol werkstukken van de cliënten, een eetruimte, een computerruimte en een kantoortje. Alles, hoe zeg ik dat, knus, niet de zakelijke inrichting die zo in de mode is op dit moment. Ik pak de zelfgemaakte liederenbundel en wacht op de geluiden van de gitaar. Ik weet al wat er is: de synthesizer begeleiding zit niet in het juiste kastje. In de loop van de twintig jaar dat we dit doen zijn er synthetische begeleidingen gemaakt, maar niet allemaal op hetzelfde Aziatische kastje. Dus klets ik maar wat met het publiek over wat we komen doen, schud een grapje uit de mouw en ja hoor: daar is de muziek. Als de zon hoog aan de hemel staat. Vandaag is Felix niet aanwezig, maar Paul vond het leuk mee te doen en hij weet het leuk te brengen. Ik heb een leuke dialoog met hem, dat gaat met Felix anders, die wil die nummers doen en klaar, het is een visie. We doen ook gedichten van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker. Ook T. een cliënt, doet mee met een tamboerijn en hij is daar erg goed in, ik heb in al die jaren niet veel mensen gezien die metrisch goed zijn. T. wel. Hij is wel verlegen, hoe dapper moet dit zijn voor hem? Iemand uit het publiek vraagt hoe onze groep heet. Ik antwoord dat we FruitCompagnie heten, zo genoemd naar een rebels gedichtje over verboden fruit. Ik zou tegenwoordig een andere naam gekozen hebben en dat komt omdat ons groepje vroeger meer komisch was dan literair. Het komische is wat naar de achtergrond verdwenen. Ik zou graag eens bij de Nacht van de Poëzie optreden, dat moet gezien het huidige niveau wel te doen zijn. En als de laatste klanken weg zijn gestorven, en het publiek verdwenen is, begint het inpakken weer. Dat duurt ongeveer een half uur. De witte snoeren in die tas, de adapters in het stoffen tasje. Nu is het middag, maar is het ook wel eens een late winterse avond en dan moet je met de handel, door regen of sneeuw, naar de auto glibberen. Maar ik had het niet willen missen, al die piepkleine podia, die kraakpanden, achter af cafeetjes, buurthuizen en Ruigoord. Ik had het niet willen missen. Vandaag schrijf ik weer bij, in mijn levensboek.
donderdag 23 mei 2013
Vulpen en postzegel
Omdat ik een ouderwetse, conservatieve, belegen heer ben, kocht ik mij vandaag een vulpen. Een wat? Een vulpen. Om in de avondstond een mooi verhaal, een gedicht of een sprookje te kunnen schrijven, daar ik niet op een computer zulk werk kan romantiseren. Daarvoor is de subtiele papierhuid zeer geschikt. De vezels geven hun innerlijk bloot aan de hand en zo werkt het. Het is ook beter voor de ogen. Naast deze vulpen kocht ik een vel met postzegels. Postzegels? Jazeker kinderen dat zijn zegels die sommige oude mensen op een brief plakken en dan verzenden. Een brief? Ja, dat is een mail, maar dan op papier. Maar nu over die zegel: daarop staat de naam van Willem Alexander geschreven en daarover een rode W en een blauwe A. Wel lelijk, maar dat terzijde. Wat mij nu frappeert -zoek dit op in je woordenboek-is dat de beeltenis van de heer Willem Alexander ontbreekt. Dit leidt tot de vraag: waarom ontbreekt de beeltenis van de heer Willem Alexander? Paste hij er niet op? Gaat hij binnenkort afstand van de troon doen of komt er later een postzegel met het portret van koningin Maxima? Of, en dat is voor de hand liggender: men wilde geen geld verspillen aan de fotograaf, want nu ja, de postzegel wordt vervangen door een code. Dus wil dat percentage geboren in de duistere vorige eeuw, nog per se een brief bezegelen, dan kan dit middels een meterslange cijfercombinatie, te verkrijgen via een mobiel apparaat. En nu wil ik ouderwetse, conservatieve, belegen heer weten waarom de homo digitalis zich wil ontdoen van zijn tastbare, tactiele werkelijkheid. Waarom zie ik nergens meer een cd in een winkel liggen, en zal het dan zo zijn dat FIFA Soccer games in de toekomst de nieuwe competitie gaat vormen? Met andere woorden: we nemen ook maar afscheid van het werkelijke voetbal. Dat kun je beter digitaal spelen. En nu ga ik verder met mijn nieuwe vulpen en een blauw gekaft schriftje om daarin het tweede hoofdstuk van een geheimzinnige geschiedenis af te ronden.
donderdag 2 mei 2013
Hal 25, een bezoek aan een hal vol kunst op 1 april 2013 te Alkmaar,met Els en Henk
Ik ken de stem van de man die me aanspreekt. Haastig blader ik door de kaartenbak van mijn geheugen, maar ik vind hem niet. Wie is hij? Hij kent mij wel goed, dat is jammer. Plotseling weet ik het weer: de middelbare school. Hij nodigt ons uit om plaats te nemen in een volkswagenbusje. Het is er duister, alleen uit een bovenlicht valt een reepje licht. Els en Henk, mijn goede vrienden, schuiven tegen elkaar. We kijken in de camera. ‘Heren,’zegt de lachende Bob. ‘Jullie zijn onscherp. De dame is scherp, dat is mooi.’ De borrelende geluiden van de expositie in de kunsthal vermengen zich met broeierige, warme lucht. Ik tuur in de lens en krijg een vreemd idee. Een gedachte over het leven, een filosofietje.
‘Jij was toch goed in natuurkunde?’ Hij draait aan de lens en heeft het tegen mij.
‘Helaas,’ zucht ik. ‘Dat was ik niet.’ Ik besefte het niet te zullen begrijpen; De dingen die de natuur doet en die eigenlijk niet kunnen. Deeltjes die tegelijk hier en tegelijk daar zijn. Wij scheiden verleden, heden en toekomst, maar dat zou weleens verkeerd kunnen zijn. Dus hebben we al eerder met zijn drietjes in zo’n ruimte gezeten. Misschien wel in een koets. Zat Bob op de bok natuurlijk, met zijn tienerdochter ernaast. Ik zat binnen met Els en Henk. Maar waar waren we naar onderweg? Naar een feest, een bijeenkomst van een geheim genootschap of waren we op de vlucht? En waarom worden wij vaag afgebeeld en is Els scherp? Moesten wij, onbeduidende bedienden, Els ergens heen brengen? Ik denk dat we op de vlucht zijn voor graaf Rottestein die het bloed van Els wil drinken. Dus hobbelen we in slecht weer door een ondoordringbaar woud en probeer dat maar eens in zo’n koets. Het gaat steeds harder regenen en de prut onder de wielen wordt steeds groter en dikker. Dan blijven we steken. Henk, die tegenwoordig scooters repareert, besluit te gaan kijken. Hij constateert dat de linkerachteras is afgebroken. ‘Zien of ik dat kan fixen,’brult hij over het lawaai van de stortregens. Dan horen we de koetsier vloeken. Eerst denken we nog dat het over de gestrande koets gaat, maar dat blijkt niet zo te zijn. Het is de tienerdochter die ruzie met haar vader maakt over de stapavond die zij nu niet meer zal halen door het oponthoud. Ze vindt alles stom en dreigt het donkere woud in te rennen.
Els, met veel ervaring in crises, besluit uit de koets te klimmen, wordt bijna meegezogen in een modderstroom, maar Bob redt haar en trekt haar op de bok. Henk hangt in een kolkende rivier half aan de koets met in zijn hand een hamer waarmee hij woest op de as timmert. Al met al is het best een lastige situatie. Ik hoor Els roepen dat het natuurlijk rot is om die stapavond te missen, maar dat haar vriendjes het best zullen begrijpen als ze uitlegt wat een eikel haar vader is. ‘Geef hem nog een kans’. Dan, terwijl de koets voor driekwart scheef hangt en dreigt weg te zakken, worden we aangevallen door bandieten. Hun paarden staan tot aan hun nek in het water. De neus steekt boven het oppervlak. Ik roep: ‘Wat wensen jullie?’ ‘Wij willen de koets!’ schreeuwt de opperhoofdman. ‘Dat gaat niet!’roep ik. ‘Die rijdt niet, hij is kapot!’
Henk toont een stuk wiel en laat het los. Het drijft weg in het wilde woud. ‘Dan willen we het geld!’ roept de schurk, terwijl zijn paard alleen nog met de oren boven het water is.
Ik wijs op een koffer die achter het wiel drijft, aan de horizon. ‘Daar is het geld! Pak het dan!’ De schurken willen me nu vermoorden, doodschieten en ophangen, maar geen enkele optie is een reële mogelijkheid, daar zij zelf het vege lijf moeten redden. Ze kunnen niet zwemmen dus dat gaat nog een opgave worden. Els klimt terug over de koets en beziet de situatie. Het geboefte hangt, vier man sterk, in een boom, Henk ligt op het dak van de koets en ik heb een staart van een paard te pakken.
‘Wat een drama!’roept ze. ‘Een echte crisis. Hoe gaan we dit oplossen?’
We springen van het dak in de bomen en onze koets gaat onder. Waar is Bob? O daar, hij
hangt aan de overkant. En zo hangen we daar zeven dagen en zeven nachten. Dan pas komt de zon en verdampt het vocht. We laten ons vallen en kijken naar de resten van de koets. De criminelen gaan er snel vandoor, het kruit van hun pistolen is verrot net als het touw, zodat ze ons niet meer op kunnen hangen.
Ze zouden ons nog kunnen wurgen, maar daar hebben ze geen zin in. Henk knapt de koets op, en omdat de paarden er niet meer zijn moet Bob het ding zelf trekken. Maar dan staat daar ineens graaf Rottestein. Hij staat achter Els en wil zijn tanden in haar nek zetten.
‘Heel mooi!’ lacht Bob. ‘Jullie hebben mooi stil gezeten!’
Ik knipper met mijn ogen tegen het licht. We drinken een glas wijn en kijken naar een koets in de hoek van de kunsthal. De koets is een fantasie bouwwerk van theatergroep La Cuisine Macabre. Het lijkt wel of ze mijn verbeelding van zojuist gestolen hebben. De koets is zwart, hoog, en voorzien van luikjes. Er steekt zelfs een handje uit. ‘Wat een hippe koets,’ zegt Els. ‘Ja hè,’zeg ik. We lopen om het ding heen en Henk merkt op dat het een enorm gevaarte is. Hij geeft een schopje tegen een wiel en ik zie dat zijn schoen vochtig is, terwijl het buiten droog is. Dus toch! Mensen kunnen net als deeltjes, tegelijk in het toen, nu en straks zijn. Beam me up.
maandag 11 maart 2013
Eendjes voeren
vrijdag 8 maart 2013
Het verzorgingshuis moet dicht
De regeringscoaltie VVD-PVDA heeft besloten dat 800 verzorgingshuizen in de toekomst hun deuren moeten sluiten. Wij zochten voor u uit wat dit voor consequenties dit voor de ouderenzorg kan hebben.
Aan de deur van het verzorgingshuis hangt een briefje: ‘we benne gesloten’. Op het parkeerpleintje is het een drukte van belang van rollators en zoemende scooters. Sinds gisteren staan de ouderen op straat. Het hing al een tijdje in de lucht, wisten ze. En maandagmorgen werd er door de directie, in het zaaltje waar ze meestal klaverjassen, een bijeenkomst gehouden. Eerst sprak er een mijnheer met een Mickey Mouse stropdas. Deze man hield een moeilijk verhaal met daarin woorden als: het 7 s model, upscalen, top down benadering, levellen, niemand begreep er iets van. Sommigen zetten zelfs hun gehoorsysteem uit. Daarna kwam de directeur. Met een snik in zijn stem kondigde hij aan dat het over was met het verzorgen van ouderen. Zo was hem medegedeeld door een ambtenaar uit Den Haag. Die ambtenaar had gezegd: ‘De tijd van pappen en nat houden is voorbij, ouderen moeten zichzelf leren redden..’ Na de speech was ereen afscheidslunch. Voor de laatste maal mocht men de maaltijd samen gebruiken. Het huis had gekozen voor een simpele broodmand met een glaasje melk. Het beleg ontbrak. Ook het bestek was al verkocht aan een glibberige zilverhandelaar. Een oudere gelovige, met een bevende stem nam het woord. “Hoewel wij hier niet langer welkom zijn in deze herberg, zal de Here ons leiden naar grazige weiden.” Toen sloegen allen een kruisje en begaf men zich naar de uitgang. Daar stond al een aannemer de pui op te meten. Hij had een klusje voor een nieuwe Etos, zo zei hij. Het huis bood daartoe een prima gelegenheid. Hij kwam ook het pand verzegelen. Toen brak er paniek uit. Er zou een heer zich verstopt hebben op de toiletten. Dit bleek niet het geval. De verstekeling was op de kast gaan liggen, maar werd toch in de kraag gevat. Op die kast bleek eveneens het geraamte te liggen van een reeds lang verdwenen activiteitenbegeleidster. In het aquarium van de dwarsligger vond men twee valse gebitten, deze werden voor de zekerheid meegenomen, hoewel de eigenaars onbekend waren. Toen begon de uittocht, niet nadat er lang gezocht was door de directeur naar de toegangssleutel. Deze bleek ingeslikt te zijn door de heer Jaarsma. Nadat een reserve sleutel voorgoed de deuren dichtgedaan had, kon de exodus der bejaarde medemens beginnen. Eerst wandelde men zonder naar links of naar rechts te kijken de straat over, waarbij diverse slachtoffers vielen. De stoet, een optocht van zeker 800 bewoners, trof een andere stoet ontheemden, uit een ander verzorgingsoord, en zo trokken zij verder naar het beloofde land. Het werden er meer en meer. Zij waren niet meer te stoppen, plasten in plantsoenen en voortuinen, tegen gevels en broekspijpen. Zij blokkeerden met hun rollatoren snelwegen en winkelcentra. Zij namen mee wat zij onderweg vonden: tassen, portemonnees, fietsen, loslopende honden, een paar stoute kinderen en zelfs een papegaai die op een stokje voor een dierenwinkel zat. Omdat de optocht der zorgbehoevenden niet meer te stoppen viel, besloot de regering Rutte deze mensen een boot aan te bieden. Zij kenden een man die een tweede Ark van Noah zelf had getimmerd en deze moest zijn schuit inleveren. Hierop werden de ouderen gehuisvest en op kosten van de staat met behulp van een sleepboot naar de middellandse zee gesleept. Daar genieten zij nu, van ons belastinggeld, van het zonnetje. Vragen van kritischeTweede Kamer leden, dat hierdoor de beoogde bezuinigingen ongedaan zijn gemaakt, werden door de voorzitter der Staten Generaal driftig weggehamerd. ‘ Zij moeten daar nu wel voor zichzelf zorgen,’ luidde het verweer. Anonieme bronnen melden dat Sint Nicolaas, gevestigd in het naburige Madrid, hen wil sponsoren.
maandag 4 maart 2013
In gesprek met Jelle Bouwhuis (54), romanticus in Alkmaar-Noord: ‘Ik benader de wereld met gevoel’

Abonneren op:
Posts (Atom)