Ik wilde nog wat over het vorige zeilstukje er aanplakken, maar dat wilde de kompjoetur niet.
Het stukje is geen journalistiek, maar een dichterlijke impressie.
Het was een bewogen en vooral natte tocht. Toen we bij Engeland aankwamen gingen de hemelsluizen open. Mijn vader, die me gevraagd had mee te gaan, stond toen net aan het roer en ik stond binnen. Daar herinnert hij me nog regelmatig aan. Hier en daar was het een knobbelig zeetje. De tocht was een idee van een stel politie agenten die de boot huurden plus de stoere schipper erbij. Dat was een aardige stoere kerel van weinig woorden. Nou ja, soms kwam hij los als de tocht voorbij was en er een stoere borrel gedronken werd. Aan boord werd geen limonade gedronken, maar vuurwater.
Ik weet ook nog dat we 's morgens gebakken eieren met spek kregen. Goed tegen de zeeziekte, waar ik geen last van had. In Engeland zaten we 's avonds om elf uur nog aan de patat, ook niet echt gezond.
Maar leuk was het wel, die bonkige mannensfeer met bonkige mannengrappen.
We roken op de terugweg ook niet zo fris meer. Later ben ik nog een paar keer naar Engeland, Frankrijk en Noorwegen gevaren. Toen moest ik stoppen, want het geld was op. Zeilen is immers heel langzaam voor heel veel geld nergens naar toe varen.
Iedere vierkante millimeter aan het schip kost goud. Iets later werd het ook voor de schipper te duur en werd het ding verkocht.
Nu hebben we dus een koffer met mooie herinneringen aan de zee, die geeft en neemt.
vrijdag 29 juli 2011
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten