maandag 21 november 2011
Hakan
Hakan is vanmorgen al weer vroeg op. Vlak na het morgengebed, dat over de straten en daken van de stad galmt. Niemand vindt dat vreemd, iedereen is er aan gewend. Hij wast zijn oude gezicht dat gevuld is met plooien en rimpels en kijkt in de spiegel. Zijn ogen staan vol zorgen, vindt hij. ‘Ai, ai, ai!’ zucht hij en hij haalt een kam door zijn grijze haar. Hij gaat naar de keuken en smeert een broodje met jam. Dan nog even tandenpoetsen, jasje aan en naar buiten. De vogels fluiten boven het verkeer. Het is mooi weer. Het is in Istanboel eigenlijk altijd wel mooi weer. Hij loopt naar het plein aan de rivier en geniet van het uitzicht. Even een moment, dan moet hij weer aan Aise denken. Hij is gek op haar, zijn lieve kleindochter. De dokters behandelen haar, maar ze weten niet of ze beter wordt. Hakan, de oude man voelt zich erg verdrietig. Ze is zo lief met haar grote, bruine ogen en dat kuiltje in haar kin. Waarom moest zij nou ziek worden? Soms wil hij wel schreeuwen, zo boos is hij over dit onrecht. Hakan heeft het adres van een bijzondere dokter in zijn zak. Het is een dokter die zegt op afstand iemand te kunnen genezen. Hij klopt op de deur van de dokter. ‘Binnen!’ roept iemand. Hakan kan de man niet zien. Die heeft zich verstopt achter een gordijn. Hakan weet dat zijn zoon, de vader van Aise, niet wil dat hij naar zo’n geheimzinnige dokter gaat, daarom vindt hij het spannend.
‘Foto?’vraagt de man. Hij overhandigt zonder iets te zeggen de foto. De man pakt het aan en steekt een vlammetje aan, achter een geurpotje. Hij spreekt zwaar en vermoeid: ‘Als de wonderganzen overgaan, roep dan Aises naam heel hard, heel hard! Ze zullen schrikken, afbuigen en over haar huis vliegen, vannacht nog. Haast u, u heeft niet veel tijd meer..’
Hij overhandigde een enveloppe. ‘Deze envelop geeft u aan Abdel Kemal, groentenhandelaar. Hij zal u een gezegende tas geven die u bij u moet houden als de ganzen overgaan. Ga daarna direct naar het ziekenhuis en laat u niet afschepen door de portier. Ga nu snel en betaal me..’
Hakan overhandigde zijn laatste geld dat hij bezat en vertrok. Hij liep snel door naar de groentenhandelaar. ‘Hee Hakan,’ riep Abdul. ‘Tijd niet gezien. Wat kom je halen?’ ‘Spreek niet zo hard,’ zei Hakan zacht. ‘Ik moet je deze envelop geven.’ ‘Ik kan niet lezen,’lachte Abdul. “Nee hoor, dat is een grapje…’
‘Goed, geef maar..’ Abdul pakte de envelop. Hij las en lachte. ‘Een netje wondersinaasappelen.. ha..ha.. ? Hee Hakan…jij bent leuk man!’ ‘Ssstt!’ siste Hakan. ‘Ze zijn gezegend op afstand..’ ‘O, nou, wat ze ook zijn..ze zijn errug lekker! Dus neem ze!’
Hij gaf de tas en lachte nogmaals. ‘Fijne dag, Hakan …ha..ha…ouwe gek!’
Hakan pakte de tas, keek om zich heen en schaamde zich een beetje. Maar baatte het niet, dan schaadde het ook niet. De avond kwam, het werd nacht. De sterren flonkerden boven Istanbul, de oude stad. Het was een zwoele, mooie nacht.
De oude man stond naast zijn huis en zag iets bewegen.. een vlucht ganzen trok over..het was een wonderschoon gezicht, hun ranke lijven als silhouetten tegen de maan. Hun vleugels bewogen langzaam en sierlijk. Hakan riep heel hard: ‘Aise! Aise! Aise!’ De vogels schrokken erg van het geschreeuw en draaiden naar het westen, de richting van waaruit ze kwamen.
De oude man haastte zich naar het ziekenhuis, met zijn speciale tas. Zijn kleine lieveling lag daar op de tiende verdieping, aan slangen en monitoren. Hakan keek omhoog naar het enorme gebouw, op de tiende brandde geen licht.
Hij ging het gebouw binnen. ‘Goeienavond mijnheer,’ zei de portier. ‘U kunt niet verder. Het spreekuur is van tien tot twaalf ’s morgens en van vijf tot half acht ’s avonds. Mag ik u vriendelijk verzoeken morgen terug te komen?’
‘Morgen is te laat,’mompelde Hakan, de oude man. ‘Ik moet haar zien.’
‘Als u niet weggaat, laat ik u weghalen,’zei de man streng.
‘Mijn hart is gebroken,’ zuchtte Hakan en hij legde het zakje met de sinaasappels in het hoekje van de hal, naast de rechterdeur. Hij liep naar buiten en bleef achter een zuil staan. Hij zag de portier naar de tas lopen en nieuwsgierig kijken. Zachtjes deed hij de linkerdeur open en liep achter de man langs naar de liften. In zijn zak zat gelukkig nog een wondersinaasappel. De lift kwam. Hij pelde de vrucht alvast af en stapte op de tiende verdieping naar buiten. De lichten waren gedoofd. In de gang waren vele kamers, daar achter sliepen de zieke mensen. Hij kwam bij de deur van Aises’ kamer. Er stonden twee verpleegsters in en twee dokters. Hij hoorde hun stemmen, ze praatten zacht, maar wel ongerust. ‘We moeten iets doen,’ zei de ene dokter, die de kleinste was. ‘Anders is er een kans dat ze de morgen niet haalt..’
‘Maar wat?’zuchtte de langste dokter. ‘Alle testen waren goed en toch gaat ze achteruit..’
Hakan schrok hier wel van. Hij zag zijn kleine meisje, waar hij zo van hield. Ze lag met haar arm aan een slang. Naast haar bed stond een machine met knoppen te bliepen.
‘Het arme kind,’zei de zuster. ‘Zo mager en zo ziek. En kijk eens hoe bleek ze is..’
‘Ik ga professor Muhramed bellen,’ zei de kleinste dokter. ‘Als iemand het weet is hij het..’
De zusters en dokters vertrokken en Hakan sloop naar binnen. Hij wist nog niet dat de portier
hem gezien had en achter hem aan zat..
Hakan kwam dichter bij het bed. Hij aaide zijn kleindochter en een dikke traan drupte over zijn wangen. ‘Hallo Aise,’ huilde hij. ‘Zeg iets kleine..’Maar Aise zei niets en lag roerloos.
Hakan pakte de stukjes sinaasappel en opende haar mondje. ‘Je moet dit eten Aise,’snikte hij.
‘Het is van de wonderdokter.’ Hij schoof het fruit erin en ze deed haar mond dicht. Even wachtte ze, toen slikte ze. ‘Het zijn wondersinaasappels, ze zijn gezegend door Allah..’
Nog een keer deed hij haar een stukje in haar mond en nog een keer ..tot de sinaasappel op was.
Toen stormde de portier binnen. ‘Eruit!’riep de man. ‘Ik ga mee,’zei Hakan zacht. ‘Ik ga mee!’ ‘Dag liefste,’huilde hij en streek over haar wang. Zij opende haar ogen.Hakan werd meegenomen en het ziekenhuis uitgesmeten.
Hij zat aan het water van de rivier, die daar al duizenden jaren stroomt. Bij het opgaan van de zon zag hij de wonderganzen weer over zijn hoofd vliegen. ‘Ach wonderganzen,’mopperde hij. ‘Ik ben bedrogen en Aise mijn lieve Aise is dood, o Allah, Allah, heb vrede met haar ziel.’
Hij sjokte naar huis en keek in de spiegel. Hij dutte in op de bank. Plots werd er aan de deur gebeld. Hij schrok wakker. Het was zijn zoon, Aises vader. Hakan hield zijn adem in, en wachtte op de mededeling dat ze heen was gegaan. Maar de zoon Ibrahim, pakte hem beet bij de schouders, drukte zich tegen hem aan en snikte: ‘Het gaat beter, het gaat beter met Aise, er is een wonder gebeurd, Allah, Allah is groot!’ Ze renden naar het ziekenhuis en voor de kamer van Aise was het een drukte van belang. Er waren allemaal dokters en leerlingdokters die het wonder wilden zien met eigen ogen. Hakan ontdekte de beroemde kinderdokter Muhramed. Hij hield een stukje schil van een sinaasappel in zijn hand en liet dit zien aan de leerlingdokters. ‘Een stukje van de wondersinaasappel,’dacht Hakan.
De professor nam de zoon van Hakan apart. ‘Uw dochter eh..heeft een ernstig gebrek ..laat ik het zo zeggen…ze heeft te weinig vitamientjes gehad…daar is ze zo ziek van geworden..’
‘Hoe kan dat nou?’ Ibrahim krabde op zijn achterhoofd.
‘Vitamine C,’ zei de dokter. ‘Dat we dat niet eerder snapten..’
‘Vitamine C?’
‘Jazeker en de ziekte die je daar van krijgt noemen wij scheurbuik..’
‘O..bah.. en hoe heeft u dat ontdekt?’
‘Er lag een stukje sinaasappelschil op haar nachtkastje, toen kwam ik op dat idee, ze was namelijk al aardig opgeknapt dus ze moet er wat van gegeten hebben …
‘Hoe is het mogelijk..’ haar vader zuchtte. Hij zag Hakan naar hem zwaaien, die ging weg.
Hakan liep rechtstreeks naar de wonderdokter.
‘Kom binnen!’zei de man. ‘Wat kom je doen?’ ‘Ik kom je bedanken,’ zei Hakan opgelucht.
‘Voor de wondersinaasappelen..ze hebben geholpen… ze is beter..’
‘Allah zegene u,’zei de wonderdokter. ‘Ga nu, ze wacht op u..’
Hakan wandelde naar huis. Aan de overkant van de rivier zag hij Aise. Ze zwaaide naar hem.
De ganzen kwamen een laatste keer over, Aise wandelde over het water. Ze was bijna bij hem. ‘Opa, opa!’riep ze. ‘Kijk, ik kan over water rennen!’
Hakan zag het en riep: ‘Kom in mijn armen!’
Ze sprong en hij knuffelde haar. ‘Opa, gaan we weer wandelen langs de rivier?’
‘Ja lieverd..’
‘En krijg ik dan een snoepje?’
‘Nee lieverd, je krijgt een sinaasappel..’
‘Bah opa, ik lust geen sinaasappel..’ zei ze en ze trok een vies gezicht.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten