woensdag 29 april 2015

Een prachtig concert



een verhaal voor de schrijfwedstrijd ter gelegenheid van het orgelfestival Holland 2015. Thema: het geraamte in de orgelpijp

‘Een prachtig concert,’ de oude man en kuchte. Hij lachte ontroerd naar de jonge vrouw naast hem. Zij keek bezorgd naar het witte gezicht, de ogen die waterig waren en de trillende mondhoek. ‘Opa, wat is er met u?’ Zij kon haar medelijden nauwelijks verbergen.   ‘Oscar speelde zo magnifiek, zo helder, een raadsel is het..’  Zij keek even voor haar uit. De mensen om hen heen applaudisseerden. Het galmde langs de muren van de Grote Kerk. ‘Ik ben gestopt met studeren,’ ze nam een adempauze, ‘ik heb zo hard gewerkt aan die fuga’s , ik kon het even niet meer.’
Opa legde een arm om haar schouder. ’ Een muzikant ben ik niet. Ik kan orgels repareren, maar ik snap jou wel, je wilt, hoe zeg je dat, hoogvliegen..’  ‘Ik kom niet van de grond opa,’ fel was haar toon, ’ik kan het gewoon niet.’ Ze schopte een stoel om en riep door de kerk: ‘Ik kan het gewoon niet, ik kan orgelspelen, maar geen Bach!’ De man bleef kalm zitten. ‘Kom,’ zei hij vaderlijk, ‘we gaan naar buiten, het is hier koud.’
Ze liepen in de zon langs het water, over een dijk, in het park. Aan de overkant lachten de ramen van statige huizen. ‘Heerlijk,’ zei ze en ze haakte haar arm in die van hem, ’weet u wat het is?’ Hij wees naar een bankje. ‘Het is gewoon niet goed om musicus te zijn en te willen imiteren. Ik ben Elena en niet Johan Sebastiaan, ik moet spelen als Elena de Vries, dat is het.’
‘Op een wereldberoemd orgel.’
‘Dat wilt u. U wilt dat ik op dat Schnitger orgel ga spelen, maar voor mij is dat niet zo belangrijk, word ik daar beter van?’  Hij schudde zijn hoofd. ‘Je begrijpt me vandaag niet.’ ‘Ik begrijp u heel goed, u wilt dat ik net zo beroemd word als dat Grote orgel.’
 ‘Wat is daar mis mee?’
‘Alles! Ik wil gelukkig zijn, desnoods op een huis- tuin- en  keukenorgeltje of een trekzak.’ 
‘Elena, wat is er met je, kom zitten.’  Hij zag haar blonde krullen weg hippen.  
‘Niemand begrijpt me!’ Ze opende haar tas en wierp de muziekboeken  in het water. Geschrokken leunde hij achterover. Vijf slagen van de kerkklok dreven over de daken van de stad. Er was iemand naast hem. Een verschrompeld, rood gezicht. ‘Ken ik een sjekkie van je lenen?
Jij bent toch die orgelbouwer? Ik bouw steigers, was ik laatst hier in de kerk, ze gingen dat orgel opknappen. Die grootste pijp daar was iets mee, zei de orgelspeler. Hij hoorde daar altijd een soort geluid uitkomen dat raar was, net of er zand in zat.’
En de oude man was in gedachten weer terug in zijn atelier van lang geleden. Ontdaan sprak hij: ‘Het was niet mijn schuld. Ik heb nooit geweten wie het heeft gedaan. Het was oorlog. De winter was streng. We moesten de pijpen van het orgel zien te repareren. Dat was de situatie. Honderden pijpen hadden we. Met zijn twee. Ik en Charles. Je kent Charles. Dronk veels te veel. En ik was jong. En terwijl we bezig waren kwam er elke maandagavond een Duitse officier. Hij wilde die pijpen hebben. Ik zei hem dat hij niets had aan die pijpen, daar maak je geen geweren van. Spul uit de 17e eeuw. Toch bleef hij maar terugkomen. En ik bleef herhalen: heb du nichts an. Charles ging steeds meer drinken. En toen die maandagavond, oktober ’44. Ik was boven. De Duitser stond binnen. Ik durfde niet zo goed te bewegen. Hij was gewapend, had een pistool in zijn hand. Zijn laarzen ritselden. Een doffe plof. Hij viel. Uren durfde ik niet te bewegen. Toen zag ik dat hij op de grond lag met de armen wijd gespreid. Dood. Als zijn vrienden dit zouden ontdekken dan gingen we eraan. Hoewel het al laat was belde ik de  beheerder van het orgel dat de pijpen klaar waren. Dat was niet waar, maar dit was nood. Ik nam de grootste ijzerzaag van het atelier en sneed het lichaam van de Duitser in stukken. Het verbaasde me dat ik er geen enkele moeite mee had. Het karwei duurde de hele nacht. Ik stopte de armen, de benen en de romp in de grootste orgelpijp. De kop deed ik als laatste erin. Ik wilde niet dat de tronie door de luchtspleet te zien zou zijn. Tegen de ochtend kwam de beheerder. Snel verdwenen de pijpen op een kar. Een kwartier later stormde de Gestapo binnen. Charles en ik gevangen. Ze zochten het hele pand door. Vonden niets, behalve een bloedvlek op de vloer. Charles wees op zijn hoofd, waar een grote bult zat. ‘Van mij,’ zei hij zielig. Ze lieten ons gaan en snelden weg. En ik heb mijn hele leven spijt gehad van het wegwerken van die mof. Ik had hem netjes moeten begraven.’
‘Spijt, ’ zei de man naast hem,’ geef me nou dat sjekkie. Ik heb ook wel eens iemand vermoord. Wil je weten hoe?’
De oude man hijgde. ‘Ik heb niemand..’  ‘Met mijn blote handen,’ hij  liet kolenschoppen zien en grijnsde. ‘Op de steiger. Die chef deed het met mijn vrouwtje, ik heb hem gewurgd. En weet je, ik had mijn steigertje ook in de Grote Kerk. Bij het orgel. Een van die gasten tilde de grootste pijp eruit en toen rolde er een geraamte uit, naar benejen. Geinig niet? Maar: het waren geen botjes van een Duitser, maar van een hond,  een Duitse herder,’ hij sloeg hard op zijn knie van het lachen. De oude man stond op en zei: ‘U bent het, u bent die Duitser. Ik heb u neergeslagen met een steeksleutel. Ook uw hond heb ik vermoord en opgegeten. U mag me arresteren.’
‘Opa, opa!’ riep zijn kleindochter. ‘Wat doet u?’  Hij sprak tegen een zangvogeltje. Hij knipperde met zijn ogen, streek over zijn hart en zei: ‘Ze geeft een prachtig concert, magnifiek, zo helder, een raadsel is het.’


                

Geen opmerkingen: