donderdag 10 september 2020

Ze heeft het dagboek gesloten

 


Ze heeft het dagboek gesloten. Er zit een mooi slot op het roze boekje. Maar tevreden is ze niet, want ze wil stoppen met haar gezwijmel over Patrick. Want Patrick ziet haar helemaal niet staan. Als hij voorbij loopt, wil hij nog net naar haar zwaaien, maar meer niet. Ze begrijpt niet wat ze in het joch ziet. Een lange, dunne jongen met een schaterlach, rood haar en groene ogen.

Maar toch, ze houdt van hem. Ze is 10 jaar en ze heeft al een heel dagboek over hem geschreven. Ze heeft heel wat tranen gehuild in haar kussen dat hij haar niet leuk vindt, maar ze weet nu zeker dat ze geen verkering gaan krijgen. Ze zullen nooit samen zijn en stiekem zoenen in de duintjes.

En daarom moet het dagboek weg, vandaag nog. En hij moet uit haar hoofd, de ellendeling. Weg met Patrick. Weg met jongens die alleen naar zichzelf kijken en niet naar haar. Is zij soms niet knap genoeg?

Ze zal hem krijgen. Maar eerst moet het boekje weg. Verscheuren is te lastig en het zou mama misschien op kunnen vallen in de prullenbak. Verbranden dan? Dat zou kunnen, maar dan buiten. Dan zou ze vies kunnen worden en ook vragen krijgen.

Er is een betere oplossing: de bunker in het duin. Een prima ding voor alles waar je meteen van af wil. Jammer dat Patrick er niet in past.

Ze loopt de flat uit en loopt naar buiten.  ‘Hallo Monica,’ hoort ze achter haar. Het is de buurman, die aardige man die weleens een pepermuntje geeft. Ze weet wel dat mama zegt dat ze geen snoepjes van vreemde mannen mag aannemen, maar van deze man durft ze het wel. Ze vindt het wel jammer dat hij altijd ’s avonds zijn toonladders gaat oefenen, zodat ze TOPPOP harder moet zetten. De man houdt heel erg van zingen. Dat kun je hem niet kwalijk nemen.

‘Wat kijk je verdrietig,’ zegt hij. ‘Is er iets gebeurd?’

Monica schudt haar blonde hoofd. ‘Nee hoor,’ zucht ze. ‘Er is niks.’ En ze denkt aan haar liefdesverdriet. Hebben andere kinderen dat ook weleens? vraagt ze zich af. Ben ik normaal? ‘Nou dag hoor,’ zegt de man. ‘Doe je de groeten aan je moeder?’ Ze knikt. Dat vraagt hij altijd. Volgens mij is hij verliefd op mijn moeder, denkt ze.

Ze rent door de duinen vol met zijn kromgebogen eikjes naar de bunker, een betonnen ding onder het zand. Het ligt vlak achter de school, verscholen onder een heuvel. Het is gemaakt door de Duitsers uit de laatste oorlog. Zij verschuilden zich daar in. Tegen bommen, denkt ze. Maar het gat aan de bovenkant is open. Er kan een man doorheen. Aan de binnenkant ziet ze een stalen ladder, die naar beneden loopt. Snel dat boekje erin. Het duurt lang eer ze de klap hoort, zo diep is het. Ze hoort iemand roepen: ‘Hee!’ Het zal toch geen verdwaalde Duitser zijn? Snel klopt ze het zand van haar kleren en rent weg. 

Op het schoolplein is haar vriendin Erica misschien. Ze loopt er naar toe. De school ligt omgeven door de duinen, te bakken in de zon.

Ze ziet Erica niet. Wel Jonas, een jongen die bij haar in de flat woont, maar dan een verdieping lager. ‘’Hallo Monica,’ zegt hij grijnzend en hij toont een roze boekje. Haar mond valt open voor ze gedag kan zeggen. Het is haar boekje,  haar dagboek vol met alles over Patrick!

‘Ik heb wat gevonden van je in de bunker,’ grijnst Jonas. ‘Leuk hoor al die tekeningen over Patrick.’ Hij laat een pagina zien met een groot rood hart met een pijl erin.

Monica voelt de grond onder haar wegzakken. Jonas heeft het boek met al haar geheimen in handen. De rotzak, de gemene rotzak. De schoft, de ellendeling. Hij zat verstopt in de bunker. Of hij is haar gevolgd.

 Ze rent op hem af. Hij houdt het boekje in de lucht. ‘Pak hem dan!’ roept hij plagerig en hij rent weg.

Het wordt nog erger. Hij roept: ‘Ik ga alles aan hem vertellen, alles, alles!’

‘Nee,’ roept ze, ‘dat doe je niet!’

En toen kwam ik op het schoolplein. Monica was mijn buurmeisje. Ik vond haar leuk en sportief. Als zij zich verveelde tijdens haar huiswerk maken, begon ze klopgeluiden te maken. Ik klopte dan terug.

‘Geef mijn boekje terug!’ riep ze.

Jonas had niet in de gaten dat ik achter hem stond. Ik begreep wat er was gebeurd en het was vrij eenvoudig het boekje uit zijn kolenschoppen te grissen. Ik wierp het naar Monica. Daarna was het minder eenvoudig: Jonas kreeg mij bij mijn bloemige T-shirt te pakken en gooide me op de grond. Daarna ging hij bovenop me zitten en sloeg op mijn neus. Hij had me zeker vermoord als er niet een oude meester naar buiten was gekomen.

‘Hee, laat dat!’ riep hij. ‘Ophouden!’ Jonas liet snel los en ging er van door. Ik voelde aan mijn neus. Hij zat er nog aan. Maar het bloedde.

We gingen naar huis. Mijn moeder schrok een beetje en waste mijn gezicht. Daarna keek ze naar het boekje. ‘Wat er is met je boekje gebeurd?’ vroeg ze. ‘Ik maak het wel even schoon.’

‘Maar u mag er niet in kijken,’ zei Monica.

‘Beloof ik,’ zei mijn ma. Ze ging naar de keuken.

‘Wat staat daar in?’ vroeg ik, toen we in mijn kamertje stonden.

‘O,’ zei Monica. ‘Van alles over Patrick.’

‘Patrick?’ Ik kende hem niet. 

‘Ja,’ zuchtte ze verdrietig. Ik zag een traan. 'Het is niet zijn echte naam. Ik 

heb hem een andere naam gegeven, want als iemand in het boekje leest...'

Ik pakte mijn roodbruine cavia uit zijn kooitje en gaf hem haar. Ze

aaide hem.

‘Weet je,’ zei ik. ‘Ik heb ook zoiets. Een meisje uit mijn klas. Ze heet

Bregje.’ De cavia begon te knorren.

‘Ze kwam bij ons in de klas vorig jaar en ze viel me niet op. Maar toen

merkte ik dat ze vaak bij me stond, dichtbij. Als we speelden.’

Monica knikte.

‘En een keertje stond ik per ongeluk dichtbij haar. Ze zette haar

fietsje in het fietsenhok. Ze keek me aan en lachte en toen..’

Monica stond op. ‘Het gaat regenen,’ zei ze.

‘Toen keek ik van heel dichtbij in haar ogen.’

Monica zette de cavia terug. ‘En toen?’

‘Toen zweefde ik door het fietsenhok. Het was heel vreemd. Haar

ogen waren de mooiste die ik ooit gezien heb. Kristalblauw. Zo prachtig.’

‘Alsof je zo oud bent, gekkie,’ lachte Monica. ‘Maar ga door:

gingen jullie zoenen?’

‘Nee,’ zuchtte ik. ‘Het bleef bij kijken. Ik weet niet wat ik tegen haar  moet zeggen.’

‘En ik weet het wel,’ zei mijn moeder. ‘Hier is je boekje Monica. Wees

maar zuinig op die mooie gedichten.’  

Monica pakte het boekje en drukte het tegen haar borst.

‘Nou, bedankt!’ zei ze verlegen.

‘Ik ga, ik moet nog huiswerk maken.’

‘Dag,’ zei ik. ‘Morgen bramen zoeken?’ In het duin groeiden heel veel 

bramen. Meer dan onze moeders jam van konden maken.

Ze knikte. Ze lachte nog even naar me en hipte de deur uit.

Ik ging terug naar mijn kamer. Natuurlijk dacht ik weer aan die

mysterieuze blauwe ogen. Ik schreef Bregje op mijn schoolbord en

zag toen pas een stuk papier op de grond liggen. Het was een losse

bladzijde uit het dagboek van Monica. Op iedere regel stond tien keer

mijn naam. Daaronder een groot hart met een pijl, ook weer met

mijn naam. Ik hapte naar adem van schrik. Ik was Patrick! Ik was Monica's 

grote geheime liefde!

Ik klopte op de muur met signalen het alfabet. Een keer voor een a, twee keer 

voor een b. Ik klopte:  ik- hou- van- jou. Het

duurde even, toen hoorde ik haar terugkloppen: dikke - zoen- je Monica.


En de zon ging rood onder boven de haven en van het schoolplein en

uit de duintjes klonken nog kinderstemmen, gegil en vrolijk getetter.

Ik vond dat ik best gelukkig mocht zijn met mijn twee vriendinnen.

           

  


Geen opmerkingen: