donderdag 31 december 2020

Gelukkig nieuwjaar happy new year






Zand in je haren, een man die in zwembroek in zee duikt, een hond achtervolgt een vogel, de regen blijft boven de golven. Wij wensen iedereen een gelukkig nieuwjaar met ruimte vrijheid en rust.

donderdag 24 december 2020

Onbehuisden

 

                                            Dakloze vrouw in Keulen, augustus 2019


Ik zag Beau van Erven Dorens op televisie met daklozen spreken. Ik moest denken aan mijn eigen ontmoetingen met onbehuisden.

Sinds ik eind jaren 80 van de vorige eeuw in Amsterdam kwam, stond ik soms oog in een oog met een totaal verwaarloosde persoon, gehuld in een lange vieze baard. Deze man op het Rokin, sprak deftig en bleek op hoog niveau jazzmuziek te hebben gemaakt. Hij raapte vaak blikjes van het asfalt terwijl de bussen langs hem scheerden. Zijn gezicht was bruin geworden van het vuil.

Bij het verkeerslicht Nieuwezijds fluisterde een smoezelige man in mijn oor: ‘Willst du mein Freundchen werden?’

In onze eigen stad hadden wij een zwerver die altijd rondliep op slechts een enkele schoen.

Ook liep er een excentrieke oude man rond,zonder tanden, gehuld in een lange jas, waaronder zijn pyjama en aan zijn voeten een paar oude sloffen.

Toen ik eens met een vriend op station Alkmaar-Noord stond te wachten op de trein, die hem naar huis zou brengen, kwam ereen man aan om het wachthokje af te sluiten. ‘Het is tien uur heren,’sprak hij. ‘Dan gaat het hok dicht.’ Dat werd gedaan in de strijd tegen onbehuisden. Ook de bankjes waar ze op liggen, werden door ijzeren staven in twee stukken verdeeld, zodat het slapen onmogelijk werd.   

 

Dat is wat de samenleving doet om de overlast van het legertje daklozen te beperken: wachthokjes afsluiten en bankjes opsplitsen.

 

De vraag komt regelmatig bij mij boven waarom deze mensen dit levenspad kozen. Of koos het pad hen? Of was het een combinatie van beiden? En waarom zijn ze zo moeilijk in de maatschappelijke plooi te krijgen? Toen ik een keer zag dat er een Nationale Daklozendag werd georganiseerd besloot ik daar heen te gaan, om antwoord op bovengenoemde vragen te krijgen. Ik schreef ereen verslag over onder de titel: de wereld is van iedereen. Het dateert van 2012.

Nationale Daklozendag

 

De wereld is van iedereen

 

Op 6 juni 2012 werd aan de Nieuwe Herengracht de Nationale Daklozendag gehouden door de diaconie en de stichting BADT.

 

Amsterdam- ‘De wereld is van iedereen,’ lacht Ali en met grote gebaren wijst hij op de Arabische teksten in een houten kistje. Hij heeft dat kistje vanmorgen

beschilderd en hij is er trots op. Hij is jong en ziet er energiek uit. In het straatrumoer zou je hem niet herkennen als onbehuisde. Zijn donkere ogen twinkelen en hij heeft er zin in. Hij werkt zelfs aan een boek dat moet gaan over het thema dat de wereld van iedereen is, christen, moslim, jood, dat maakt niet uit. Het boek

 

moet uitkomen als hij beter Nederlands heeft leren spreken. Er staan nog meer kistjes, die onder leiding van de in haar bestaan bedreigde stichting de Kloof, zijn gemaakt. Een jong meisje dat voor de Kloof  werkt vertelt me dat de taferelen op de kistjes gaan over het daklozenleven. Het zijn eigenlijk kijkdozen die een inkijk bieden. ‘Straks zijn ze te zien op het stadhuis,’ zegt ze.

Het weer wordt iets beter, zelfs de zon laat zich even zien op deze winterse dag. Het is absoluut een sjieke locatie hier op de binnenplaats van de Amstelhoven aan de Nieuwe Herengracht. Er staan prachtige bomen en het gras is keurig gemaaid. Daarop dansen een aantal homeless people begeleid door de warme klanken van een Surinaamse band. De kapper doet daarnaast zijn werk in de open lucht en een middeleeuws geklede jonkvrouw passeert me bij de koffietent.

‘Voor het feest,’ zegt ze netjes en ze wijst op haar jurk. Vandaag geen zielige verhalen, maar als men dat wil is er ruimte om in de rijdende kerk, die vlak bij de ingang staat geparkeerd, onder het mom van ‘je biechtgeheim in de doofpot’ een bekentenis te doen. In die kerk staat een altaar, er ligt een bijbel. Een gepassioneerde oud-conciërge vraagt me of ik mijn verhaal wil doen. Ik vertel dat deze middag me fascineert. Een party voor daklozen is niet alledaags.

De man, ik schat hem eind vijftig, maakt zich druk over de gevolgen van de bezuinigingen. ‘Een schande. Maar hier willen we het vuur brandende houden,’ moppert hij en hij wijst op het knetterende vuurkorfje, waaruit dikke rook onze kant op wordt geblazen.

Ik scharrel langs de straatjurist, de volksbond, de Vlaamse Fabiola, en de gemoedelijk achteroverhangende streetcornerworkers.Iedereen is relaxt. Vandaag even geen zorgen en de protesten blijven beperkt tot een petitie tegen het opheffen van opvanglocaties. Ik zet om mijn geweten te ontlasten een handtekening en begeef me langs de security – die ook al hier zijn en waarom eigenlijk? – naar mijn warme huisstede met vrouw, kind en geruiten pantoffels.  Icaties.g ophefenlijven beperkt tot een petitie. streetcornerworkers.uinigingen.kvrouw passert         

 

Veel antwoorden op mijn vragen heb ik die dag in juni 2012 niet gekregen. Wel is mij zeker geworden dat iedere dakloze zijn eigen verhaal heeft en er dus niet één en dezelfde zwerver bestaat. Het kan iedereen overkomen, om duizendmiljoen redenen. De weg terug is moeilijk. Drugs, verslaving en mentale problemen vormen hindernissen.

 

Het minste wat je kan doen voor een dakloze is even blijven staan, een vriendelijk woord geven en een klein moment van aandacht geven.

 

 

 

 

 

 

dinsdag 22 december 2020

Om het over maandag te hebben


Een maandag in coronatijd. Ik denk aan de mensen die corona hebben en ziek zijn. Zelf ben ik eens ziek geweest rond de kersttijd. Ik was, denk ik, een jaar of tien.

Ik lag op de bruinoranje bank en speelde met mijn vingers door ze in de bruinoranje vitrage te steken. Misschien was het kerst 1976. Ik weet dat ik de oergezellige kerstmiddag op school niet kon bijwonen.

Het was een uur of vijf in de middag. Donker was het in de havenstad.





Buiten werden sneeuwvlokken langs het sombere grijs van de flat gejaagd. Sinds die ochtend had ik keelpijn en koorts, maar nu kwam daar ook een soort benauwdheid bij. Die benauwenis werd met het uur erger en geen dropje leek meer te helpen. Ik hapte naar lucht, ik spartelde, het was vreselijk.

Ik herinner me een lichte angst die me overviel. Dezelfde angst die mensen moeten hebben die door benauwdheid worden overvallen. De astmatici, de corona-patiënten.

Ik vroeg mijn moeder. Ze zei dat ze de dokter ging bellen. Ik hoorde haar spreken. Ze legde de zwarte, antieke hoorn neer. ‘Hij komt niet kijken,’ zei ze, alsof het de normaalste zaak van de wereld was dat de dokter niet komt kijken bij een patiëntje dat naar adem hapt als een zeehond naar een lekker visje.

‘Ik bel je opa wel.’  Mijn vader zat achter boeven aan. Ook geen tijd om naar zijn blaffende zeehond te komen.

Even later zag ik mijn opa in zijn witte autootje ver beneden voorbij rijden. Hij reed voorzichtig vanwege de sneeuw.

Hij nam de medicijnen aan van de dokter die in zijn pyama aan de deur kwam. Wat doet een dokter om zes uur ’s avonds in zijn pyjama? Was hij ook ziek?

In een pot zaten grote zetpillen die door mijn moeder uiterst vakkundig naar binnen werden geschoven. De opluchting trad snel in. Ongeveer anderhalf uur later kreeg ik meer lucht.

Al is het lang geleden, ik heb geleerd wat een zuurstofgebrek met je doet. Het enige waar je nog aan wilt denken is lucht, lucht en nog eens lucht.

Frisse lucht, vrije lucht, lucht in je longen en zuurstof in je hoofd.

Een tip van mij aan een ieder is dan ook: trek je wandelschoenen aan, trek door de parken en de steden. Of doe je jumping jacks in de huiskamer.

Beweeg en voel dat je leeft. Dan wordt elke blauwe maandag een kolkende maandag die je meesleept met de kracht van de rivier.