Vorige zomer
maakten we een wandeling door Leiden, want er was niets open. We sloften over
het Rapenburg, heel mooi en oud. We stopten even bij de voormalige studentenwoning
van prins pils, die inmiddels prins speedboot heet en is gezakt in de populariteitpolls.
Vlak naast
dat huis is een studentenwoning geweest waar Paul van Vliet en anderen theater
Pepijn begonnen.
Een Leidse
bal gekleed in een belachelijke 19e eeuwse pandjesjas met hoed
staarde in een etalage en zei: ‘Zelfs veur mij is dat iets te begrotelijk.’
In de buurt woonden ook prinses Beatrix en de auteur Kneppelhout die schreef over het studentenleven van 150 jaar geleden. Verrassend herkenbaar.
We aten een
koekje aan een Leidse gracht en ik moest even denken aan de stamboom van de
familie Van Berkel. Ze woonden hier in ieder geval vanaf 1605. In dat jaar, aan
het begin van de Gouden Eeuw, werd Ari van Berkel geboren.
Omstreeks
diezelfde tijd werd in 1606 Rembrandt van Rijn geboren, in dezelfde stad. De
gedachte komt nu bij me boven dat Ari en Rembrandt samen gespeeld hebben op de
gracht. Het zou best kunnen, Ari was niet van stand en Rembrandt ook niet.
Misschien heeft Ari wel gezegd: ‘Zit je nou alweer poppetjes te tekenen? Kom we
gaan klauwen.’ Klauwen is een spelletje met een stukje bot, populair in de 17e
eeuw.
Populair was
ook een stukje brandend papier aan elkaar door te geven tot het laatste kind ‘Au’
riep.
Ik dwaal af.
De Van Berkels woonden minimaal driehonderd jaar in Leiden. Dat is lang. Een
van hen sloot zich aan bij de patriotten, eind 18e eeuw, en verhuisde
naar Frankrijk.
Mijn overgrootvader was militair en woonde met zijn gezin op
de Garenmarkt. Van dat gezin stierven twee kinderen voor hun 18e
verjaardag. Dat waren jongens, dus mijn opa bleef als enige jongen over, tussen
vier meiden.
Zo was het leven dat met het lot is verweven.
En we stapten naar het station, want onze reizen staan ook
altijd in het teken van het grote, blauwgele gevaar.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten