Mijn kat
Jip, zeven jaar oud, was niet meer te redden. Het
was deze
week dat we een grote bobbel onder zijn kin
ontdekten.
Ik schrok daarvan en maakte een afspraak
met de
dierenarts.
Die schrok
ook van de bult. ‘Wat is die groot,’ zei ze ontzet. Ze
sprak
Engels. Met google translate kwamen er achter dat het
om de glan ging, de speekselklier. Later
bleek dat niet te
kloppen. Jip
kwam weer thuis en hapte naar adem. Hij is een
ragdollmannetje.
Een pluizig grote bol, met brede poten, een
super
pluimstaart – waar ik wel eens op stond-
en felblauwe
ogen. Een
lief en sociaal dier.
Hij kreeg
twee keer per dag een pilletje, maar de zwelling
werd niet
kleiner. Ik maakte me zorgen.
Toen ik in
de klas was vandaag, kreeg ik berichtje van mijn
vrouw dat
het laboratorium tot de conclusie was gekomen
dat de
cellen bij een lymfoom hoorden. Dat
is lymfklierkanker.
Jip was
ongeneeslijk ziek. Omdat hij steeds benauwder werd,
hebben we
besloten hem in te laten slapen. Het was erg zielig
voor hem,
die benauwdheid. Tongetje uit de bek. En
het had
allemaal nog
erger kunnen worden met een dramatisch,
pijnlijke
afloop.
Daar lag hij
dan, languit op een kleedje. De ogen nog open. Ik
streelde
zijn langharige vacht en de bruine staart. Een traan
pinkelde van
mijn wang op de tafel.
Dag vriend,
dacht ik. Vergeef me dat ik die beslissing voor je
genomen heb.
Het ga je goed, lieverd, in de poezenhemel.
Ik weet
zeker dat die bestaat.
Dag vriend
Dag vriend,
ik moet je
laten gaan,
onverwacht,
je ligt op
tafel
met je ogen
open.
Goede reis
vriend,
ik hou je
pijn hier
en je angst,
dan kan jij
vrij en
blij,
naar boven.
De dokter
zegt
dat je niet
verder kunt
je krijgt
een prik
om te gaan
slapen.
Dag vriend
je liep hier
net rond
en ik dacht
nog:
je bent toch
gezond?
Zuiver
zelfbedrog.
Pluizig
beestje
van vijf
kilo
met je witte
klittenvacht
helderblauwe
kijkers
vol
levenskracht .
Dag vriend,
goede reis.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten