GVB administratie
Het GVB staat voor
Gemeentelijk Vervoer Bedrijf. Een heel oud bedrijf met een echte Amsterdamse
cultuur, hoewel de meeste bestuurders van de trams innmiddels in Almere en
Purmerend wonen. Rond het millennium trad ik in dienst en werd ambtenaar, commies B.
De jongeman met krulletjes en een studentikoos brilletje, wees
mij op mijn nieuwe werkplek. Ik zag een bureautje bedolven door papier en
rommel. Daarachter school een piepklein verstoft computertje dat misschien al
een jaar niet was gebruikt. Onder het bureau lag een stapel vieze borden en
kopjes. Ik begon direct met opruimen. Mijn werkplek grensde aan het bureau van
een piepkleine secretaresse die de opdracht had om data van formulieren over te
tikken. Ze deed het zonder klagen. Haar bureau is volgebouwd met een spiegel en
knuffelbeesten. De secretaresse was vaak nogal uitdagend gekleed, viel me op.
Ze was wel aardig en ze keek soms heel verdrietig en vermoeid.
We zaten in een enorm grote kamer met ongeveer 15 bureaus.
De omlijsting van de stoffige ramen waren donkerbruine balken. Er speelde
doorlopend een jengelende radio. Het was de tijd van de milleniumbug. Shania
Twain zong: That don’t impress me much. De
jonge vrouw tegenover me steekt haar rode nagels uit. ‘Kijk eens nieuw
kleurtje!’ kirt ze. ‘A. vindt ze ook mooi!’
Ik knik schaapachtig terwijl ik een stap paperassen bestudeerde die ik
moest optellen of zo.
Plotseling werd de afdeling stil. De dikke man die achterin
zat, die met de vissenogen, hield een formulier omhoog. Hij moest controleren
voor het werk van de medewerkers in het systeem verdween. ‘Welke lul hep dit
gedaon?’ riep hij hard. Iedereen zweeg. Maar een andere medewerker krijste
terug: ‘Wil je geen woorden in de mond nemen die je in de hand moet houden?’
Zelf hield de medewerker zich bezig tijdens werktijd met de
handel in aandelen. Hij deed dit met medewerking van zijn vrouw. Hij belde haar
en als ze het niet goed deed, riep hij hoorbaar: ‘Wat ben je aan het doen,
zuignap?’
De studentikoze leidinggevende kondigde aan dat hij met
vakantie ging. De week daarna zochten we een stuk voor de verwerking van de
data. Iemand zei dat het in de kast van de baas moest liggen. We vonden een
sleutel en openden de deur. Er schoof een lawine aan opgeopende brieven naar
buiten.
Het leek de dames van de afdeling leuk om sushi te maken op
de afdeling. De chef gaf altijd het goede voorbeeld door in de week voor kerst
zijn fonduepan mee te nemen. Op de vensterbank stond de koffiepot eeuwig te
pruttelen. Dat mocht niet, maar we deden het toch. Op een dag lagen er
formulieren te dobberen in de koffiedrab, want hij had gelekt.
De dames die aan mijn blok zaten, schaamden zich nergens
voor. Op een warme middag bespraken zij wanneer en hoe ze hun hoogtepunten
beleefden. ‘Ik kom heel moeilijk,’ zei de secretaresse. De kleding werd ook
steeds schaarser. Een gast die ik aan mijn tafel uitnodigde zette grote ogen
op: ’Sjeezus Sjoerd, waar zit jij naast?’
Als het betaaldag was, werd het spannend. Ik nam op: ‘U
heeft een probleem,’ zei een donkere stem, zonder zich voor te stellen. Ik had
veel te maken met ene J. een werkleider op de afdeling metro. Hij begreep
meestal niet waar mijn vraag over ging. Hij keek depressief.
Ons raam keek uit op de Prins Hendrikkade. Achter me zat een
jonge vrouw die zich nogal ouwelijk en tuttig kleedde. Ze had een vent bij het
bedrijf die minstens 30 jaar ouder was. Nou ja, als ze maar gelukkig was. Ze
deed naar en zelfs agressief tegen me. Bedreigen was normaal van uit het
personeel naar ons. ‘Ik neem straks Clyde mee,’ zei een bestuurder door de
telefoon. “En dan kom ik naar je blauwe ogen kijken.’
Een collega stelde
voor om onze open deur te blokkeren met een lage kast. Dat leek de chef
een goed plan. Rechts van mij waren de postvakjes. Ik wierp er zaken die
volgens mij onoplosbaar waren en waar ik al heel veel tijd in had gestoken om
erachter te komen wat ik er mee moest.
Op een dag kwam de chef van de chef op de afdeling. Met
plechtige en driftige stem zei hij dat hij de secretaresse liet overplaatsen
omdat ze niet op de juiste manier haar particuliere ziektekostenverzekering had
opgegeven. Volgens hem fraude. Ik twijfel daar tot op de dag van vandaag aan.
Ik denk niet dat de secretaresse daar toe in staat was. Ik nam af en toe jus
d’orange voor haar mee, die ik kocht bij een bakkerij op de Nieuwmarkt. Ze zag
zo bleek en vaal. Ik had met haar te
doen.
Een man hield me even tegen terwijl ik onderweg was naar de
gefabriekte balie. ‘Je moet even kijken naar mijn nieuwe huis.’ Hij vouwde een
kaart uit waarop hij aan het tekenen was. Dat dit tijdens werktijd was, was me
al vaker opgevallen. ‘Hier komt de douche,’wees hij en ‘hier de trap.’ Ik knikte en zorgde snel dat ik wegkwam.
Er belde een man waar ik stiekem om moest lachen. Hij had
het steeds over de slipjes, in plaats van over de loonstroken.
Als het payday was, ontplofte de telefoon. Dan gingen er
minstens vijf lampen op mijn toestel branden. Soms, voor dat de balie er was,
stonden er soms mensen naast mijn bureau.
De chef nam nog twee jonge meiden aan. De ene was een
Braziliaanse, erg mooi, maar erg lui en de ander was blond en knap. Ze maakte
zeker tien keer per dag de grap: ’Je hebt kleine beren, grote beren en
masturberen.’
Ik maakte soms een wandeling door het gebouw om aan de
heftige werkdruk te ontsnappen.Ergens beneden zat een boekhouder met zijn benen
op tafel. Soms moest ik naar hem toe om een voorschot rechtstreeks te laten
boeken. Hij keek dan echt misdadig of ik een verkeerd voorstel deed. In het
gebouw waren veel deuren. Achter die deuren onzichtbare medewerkers. Sommigen
wandelden graag met papier onder hun arm op de gangen. Ook een functionaris bij
ons op de afdeling deed dat. Zijn vrouw was bij het bedrijf
integriteitsfunctionaris. Maar op een ochtend zag ik zijn grote hand toch echt
op de mooie strakke billen van de Braziliaanse rusten.
De chef bleek toch erg lief te zijn. Hij vertelde hoe hij
gehuild had toen ereen hond onder zijn bus kwam. Hij was voorheen chauffeur. Op
een middag voor kerst, toen het zachtjes sneeuwde kwam er een telefoontje van
een mevrouw die geen geld had ontvangen. Daar bleek zij wel recht op te hebben.
Niemand kon haar helpen, iedereen was weg. De chef wist geld uit een kluis te
kletsen bij een achtergebleven functionaris. Een prima actie.
Ik kreeg een vreemde brief in handen. Waarschijnlijk niet
voor mij bedoeld. Een veroordeelde medewerker werd weer in dienst genomen. Hij
had een vakantiehuis in Italië en voor de verbouwing daarvan had hij
spullen uit het metrodepot meegenomen, onder andere een armleuning, zoals die
in de metrogangen zitten. Uit de muur geschroefd.
Soms gingen we met de afdeling tussen de middag saotosoep
eten op de Zeedijk. Dat duurde natuurlijk veel langer dan een half uur, maar
niemand die dat een probleem vond. Je krijgt je poen toch op je rekening?
Amsterdamse humor: ik kwam eens binnen
met een overhemd met ruitjes toen iemand zei: ‘Ga je glazen wassen?’
Toen ik pas binnen het bedrijf was, hebben we een zeker
mijnheer Vos met overlijden gemeld. Dat was de verkeerde mijnheer Vos. ‘Dat is
die dooie!’ riep de oudste medewerker. Na twee jaar raar en onfatsoenlijk
gedrag te hebben getolereerd stortte ik in. Ik diende mijn ontslag in. Het was
teveel geweest. Uit schaamte heb ik hier 25 jaar lang over gezwegen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten