zondag 9 augustus 2015

Rogbewoner Oceanium dient klacht in


Een bezoek aan Diergaarde Blijdorp Rotterdam met de familie, bij zonnig weer op zaterdag 8 augustus 2015.

Het mooiste aan diergaarde Blijdorp Rotterdam is het Oceanium, een aquarium van ongekende afmetingen. De vissen, schildpadden en haaien  zwemmen naast je, met je mee, en boven je hoofd. Je wordt er zowat duizelig van.
Maar deze tunnel van water is een ervaring om nooit te vergeten. Tenzij je gaat diepzeeduiken, dan wen je eraan, zoals alles op den duur gewoon wordt.

Een rog, een platte, driehoekige vis met een venijnige angel, bleef boven me hangen en opende zijn mond. Het was alsof het beest iets zeggen wilde. Dat was natuurlijk onzin. Een rog en ik hebben elkaar niet veel te zeggen. Wel vinden we elkaar heel vreemd: ik hem met zijn bluppende bek en zwiepende staart en hij mij met die neus, die bril erop, die achterlijke regenboogkleurenpet, die blanke benen in dat krappe korte broekje, en dan dat fototoestel op die welvarende buik.

‘Je kan niet zwemmen, stuk zeewier,’ lacht hij tandeloos. ‘Dat kan ik wel monster,’ playback ik terug, ‘ik heb een A en een B-diploma, stomme rog.’

We kijken elkaar aan,
‘Nee hoor, grapje,’ liplees ik, ‘ik vind je best aardig. Hoe vind  je mij?’
Ik maak een foto van hem, met behulp van flitslicht. Hij zwemt verblind weg om zijn beklag hierover te gaan doen bij de directie van Blijdorp.  Want ook dierentuinbewoners gaan mee in de emancipatie van verdrukte minderheden. Maar hoe kan ik nou weten dat zulke wezens ogen hebben? Heb je toch niks aan in het donker?



 Diergaarde Blijdorp:

 Blijdorplaan 8, 3041 JG Rotterdam
 0900 1857 

vrijdag 7 augustus 2015

Venus mesjes

Ik stap de DA drogisterij binnen en vraag of er ook korting is op de scheermesjes. 
-Nee, zegt de verkoopster.
-Ik heb wel Venus mesjes in de korting voor u. 
Ze wijst op de ladyshaves in de gladroze verpakking.
- Hij scheert zijn benen niet, lacht mijn geliefde en ze klopt op mijn gestaaldeperfectieherenkuiten. 
Ik vraag me af of ik niet echt een snor, en een baard van tien dagen moet laten staan.
Zie ik er uit als een dame?

donderdag 6 augustus 2015

Zandvoort 5 augustus 14 uur: meisje vermist, ik was aanwezig.

Zandvoort, 5 augustus  14 uur: meisje vermist in zee. Ik was aanwezig, maar waarom heb ik niets gemerkt van de reddingsactie?

Waarschijnlijk omdat we rond die tijd van het strand zijn gegaan en richting IJmuiden zijn gelopen.
Richting racecircuit.
Ik vond de stroming wel sterk. Het was eb, de wind zuidwest, grote brekers op het strand. Toen we bij het strand kwamen hebben we eerst nog de waarschuwingsborden gelezen. Tegenwoordig staat erop wat je moet doen bij aflandige stromingen. Laat je meevoeren met de stroom tot deze minder wordt in kracht, raak niet in paniek want je kunt wel 1 km meegevoerd worden.

Ik meen wel de traumahelikopter gehoord te hebben. Triest, weer een slachtoffer en het is helemaal niet nodig. Gewoon tot je middel gaan en niet verder.

Op het strand heb ik een gele vlag gezien aan de paal.

Wat goed van die mensen dat ze een keten hebben gemaakt. Ik had ook meegedaan als ik dat gezien had. Ik had wel ergens een voorgevoel. Het was best een ruwe zee en dan met een afgaand getij.

Spijtig. Duikers van de politie zijn nu aan het zoeken.

dinsdag 4 augustus 2015

Rembrandt van Rijn, in gesprek met een tijdreiziger.

Interview met Rembrandt van Rijn   30 september 1669

Het is al een tijdje mogelijk, maar nog geheim: tijdreizen. Ik heb een tijdreis gemaakt naar de 17e eeuw. Vandaag heb ik een gesprek met Rembrandt van Rijn, meesterschilder. Op het moment van mijn tijdreis heeft hij nog vijf dagen te leven.  

Eindelijk heb ik hem gevonden, op een bovenkamer aan de Rozengracht in Amsterdam. Hij deed zelf open, nadat ik op de deur had geklopt. Een dienstbode heeft hij niet. Hij kijkt me knipperend aan, ik ben een tijdreiziger, ik zie er anders uit. We gaan een houten trap op en dan een kamer binnen. De kamer is vrij leeg. Er staat een bed, een tafel en op die tafel ligt een stevige bijbel. In de hoek staat een schildersezel, met daarop een leeg doek. Het raam staat open, de vieze lucht van de gracht waait af en toe binnen. Hij neemt zonder iets te zeggen plaats achter een tafel. Hij is gekleed in een linnen hemd, een linnen broek en hij loopt blootsvoets. Zijn haar is ongekamd, zit woest. Hier zit een oude man, met veel groeven op zijn gezicht, na een stormachtig leven.
Hij gebaart me te gaan zitten. Ik kijk hem aan en tracht me een beeld van hem te vormen. Van zijn karakter, want niemand weet hoe de grote meester echt is geweest. Nu oogt hij klein, gemoedelijk, toegankelijk, je zou bijna vergeten dat je tegenover de grootste schilder van de wereld zit. Hij schenkt een glas bier en ik stel de eerste vraag:

Hoe is in uw ogen nu de opinie van de mensen over uw werk?

-         Wel, de mensen ze zijn me vergeten. (hij heeft een zangerig Leids accent) Maar ge moet weten: het interesseert me geen moer. Ik heb altijd geschilderd zoals ik dat wilde. En dat doe ik nog. Elke dag. Al komt er niemand meer kijken, het zij zo.

Maar u was de beroemdste man van de hele stad, dat moet toch pijn doen?

-         Nee, dat doet geen pijn, pijn is iets heel anders, als mensen dat zeggen weten ze niet wat pijn is. Pijn is het verliezen van je geliefde, van je kind, van je hond desnoods, dat is pijn. (Spreidt zijn armen). Pijn gaat door tot aan de hemel, daar kom je niet zomaar vanaf. En spijt is ook pijn. Ik heb veel spijt gehad, bittere spijt.


Doelt u nu op uw relatie met Geertje?

-         Ik ga haar naam niet noemen, maar inderdaad, zij heeft mij het meeste pijn gedaan, ik ben door het diepste van de hel gegaan en heb verkeerde dingen gedaan. Ik had haar niet mogen laten opsluiten, het was mijn domme ijdelheid. Daarna ben ik nooit meer dezelfde man geweest.

    Wat voor man bent u geweest, wij tijdreizigers kennen u van de vele  zelfportretten, maar wie ben u echt?

-         Da’s een goeie. Ik weet het namelijk zelf ook niet. Daarom maakte ik die portretten. Wie ben ik? Ik ben joviaal, hou heel veel van mensen, maar heb ook donkere kanten ontdekt. Ijdelheid, zucht naar geld, alles heb ik onderzocht, maar ik weet het nu wel.

  Vertel.

-         Ik ben een kind van God, dat staat in dit boek. Maar zo ben ik ook echt: ik ben een kwajongen, een duivelse kwajongen, zelfs nu ik oud ben. Ik ben nooit veel ouder dan een jaar of tien geworden. En dat is ook mijn probleem: ik ben niet volwassen, niet zoals u denkt dat een bekwame kunstenaar zou moeten zijn.

  Ik weet niet hoe een bekwame kunstenaar zou moeten zijn.

-         Een kunstenaar die alle kwasten goed kan gebruiken, die alles weet van portretten maken en opbouwen, is nog geen goed kunstenaar. Daarvoor heeft hij de allerhoogste nodig, hij moet in contact staan met boven, begrijpt ge? Alleen kinderen en gekken hebben dat. Daarom bewonder ik die ook zo. En ik ben zowel kind als gek.

 Maar men heeft u nooit opgesloten.

-         Het kwam ze niet uit waarde vriend, men pronkte met mijn veren en ik was verblind, ik zag dat niet. De halve stad maakte gebruik van mijn naam en roem. Volksstammen stonden voor mijn deur om een glimp van me op te vangen. Eigenlijk heb ik dat nooit gezocht. Ik wilde schilderen, dat was het enige dat ik wilde. Schilderen, schilderen.

 En etsen maken.

-         Ik heb er veel te weinig gemaakt. Al die zakelijke beslommeringen, al die snuiters in mijn atelier, mijn leerlingen. Heeft u een idee hoe druk ik het gehad heb in die jaren?


  Nee.

-         Eindeloos is het werk van een grote meester, eindeloos overleggen, leerlingen begeleiden, klanten werven, klanten tevreden stellen, verf inkopen. Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat en ik deed het allemaal.

 Niemand zei stop.

-         Nee, ik ging door en ook Saskia hield me niet tegen. Ik heb nooit iemand ontmoet die me durfde te zeggen dat ik op weg was naar de afgrond.

(Er valt een stilte in de kamer. Hij lijkt na te denken. Een arm houdt hij op  zijn rug. Loopt naar het raam, een klein mannetje is het eigenlijk. Wat gaat er in hem om?)

De vraag is of u dan geluisterd zou hebben.

-         Misschien niet, ik was een ongelovige die danste om het gouden kalf, om zijn eigen vette gouden kalf. En niemand hield me tegen, en zo kwam het dat..maar eigenlijk was dat failliet gaan een zegen.

Dat meent u niet.

-         Ik meen het wel. Ik leef nu weer in vrede. Ik zwerf als een dwaas door de velden en maak tekeningen, dat is wat ik het liefste doe: zwerven als een gek door gods velden. Kijken naar de lucht en de wolken. Een landschap schilderen.

(zijn ogen glinsteren als hij over schilderen spreekt, maar als dat voorbij is, worden ze weer dof en teruggetrokken)

U heeft nauwelijks een landschap geschilderd. Spijt?

-         Toch, ja, toch. Ik had dat anders willen doen als ik nu jong was, maar dat is anders gegaan he?

Even over de Nachtwacht: als ik u zo beluister dan was het schilderen daarvan niet een groot plezier.   


-         Het was grootspraak. Plotseling riep mijn grote bek dat ik zo’n werk zou kunnen maken. Mijn hart heeft het zowat begeven tijdens het maken. De kosten rezen de pan uit. En ik worstelde met de bezieling. Iedere avond bad ik tot god, op mijn knietjes zo voor mijn bed, dat het werk een ziel zou krijgen. Geen portret van zomaar wat kerels met vaandels en vlaggen, maar een portret van mensen waarvan ge in de ziel kunt kijken, dat ge denkt: ai, dat is een goeie kerel, daar wil ik een biertje mee drinken en van die ander: oei, dat is een rotte kies. Ik ben goed geholpen tijdens het schilderen door mijn leerlingen, maar zij blijven leerlingen en dragen niet de verantwoordelijkheid voor alles.

Vertelt u eens over het licht in uw schilderijen. U bent de meester in het clair- obscure.

   - Ik een meester? Ik kan wat andere schilders ook kunnen. Luister, iedereen in dit vak weet wat licht en donker is. Wij hoeven ze dat niet te vertellen. U kunt het ook. Wacht tot het donker is, pak een kaars en kijk. U hoeft slechts te kijken. Licht is er omdat wij het zien. We hoeven niets te fantaseren. En de zon komt ook altijd maar van ene kant. Zo simpel is dat. Schilderen is behalve dat ook schilderen voor de liefde. Liefde voor het leven dat je gekregen hebt, zomaar. Ik denk dat de mensen dat bedoelen. Ze zien bij mij misschien meer liefde voor de mensen en liefde voor god. (hij fluistert nu)      


Bent u bang voor de dood?

-         Ik ben niet bang voor de dood, want ik ga terug naar waar ik vandaan gekomen ben. Ik heb een heleboel geleerd, ik heb getuigd van het meesterwerk van de aarde en dat is het. Het is goed. Ik leef nog wel even door voor mijn dochter en mijn kleinkind. Zij zijn mijn alles.


Ik kijk op mijn horloge. Ik moet terug naar mijn eigen tijd. ‘Ik moet gaan,’ zeg ik. ‘Ik wil u bedanken voor uw tijd. ‘
Hij knikt en stopt een pijpje. Hij, Rembrandt, blijft een raadsel. Zo’n gewone man, heel gesloten. Ik denk dat ik in tien gesprekken nog niet veel verder zou komen. Maar ik ben tevreden met wat ik heb meegekregen.

-         Ge kunt het beste niet meer over mij praten, ik ben niet belangrijk. Mijn werk, ja, daar kunt u misschien wat aan beleven. Maar ik, ik ben zo moe en zo stoffig, daar wordt niemand vrolijk van. Dus ga uw weg, ga terug naar de Bloemgracht, langs mijn atelier en vandaar terug naar uw eigen tijden. Waar dat ook moge zijn. Het ga u goed. Ga met god.

Ik verlaat het pand en wandel langs de Rozengracht naar de Bloemgracht en ga mijn eigen tijd in. Ik heb zijn verhaal opgeschreven, hoewel hij er geen voorstander van is. 


          

     









         

maandag 3 augustus 2015

Treintoerisme zondag 2 augustus 2015 in Alkmaar



Thijs vindt het nog steeds heerlijk om treinen te gaan kijken, op het station. We gaan op het bankje zitten en hij, de jonge treinspotter, vier jaar oud, onderzoekt de wonderlijke geelblauwe wereld van het spoor.

‘Wanneer gaat die stoplicht op rood springen?’
‘Waarom staat die stoplicht op oranje?’
‘Waarom is dit niet een groot gazon?’

En zo gaan de minuten voorbij. Hij springt op, zoals een supporter op een voetbaltribune, als ereen groot geel exemplaar aan komt glijden.

‘Een boze trein!’ roept hij. ‘Eindelijk!’

Hij zwaait naar de mijnheer van de stuurhut, die terugzwaait. En hij zwaait naar de fluitert en naar een paar dames in de trein.

We nemen een koekje, een chipje en een slokje uit de drinkbeker. De zon schijnt, het is een mooie dag voor treintoerisme en het is uiteraard veel goedkoper dan MonkeyTown en de Efteling.

Hij constateert dat ereen leuning van het bankje los zit en dat we die vast moeten maken. Ook laat hij mij merken dat hij zich zorgen maakt over zijn Nijntje tasje. Er zouden mensen zijn die het tasje mee willen nemen, omdat er geld inzit.

‘Er zit geen geld in Thijs, alleen nog smarties.’

De trein, die nu aan de overkant staat, komt met zijn kont bijna tot aan de overweg. Dat is voor Thijs een probleem.

‘Papa, hoe komen die mensen er nu uit?’
En: ‘Als iemand op de rails ligt, dan wordt hij platgereden op de rails, tof?’  (hij kan de ‘g’ aan het woordeinde nog niet goed uitspreken)  

  
Hij praat aan een stuk door en blijft vragen stellen. Tot zijn derde jaar zei hij niet veel. ‘Tata’  en ‘Momo.’  Wij dachten al aan logopedie, overoverbezorgde ouders. Nu haalt hij met een sneltreinvaart zijn achterstand in.  
                                            
‘En als de mensen snel wegwillen en de trein heeft vertraving dan hebben ze dikke pef, hè papa?’

‘En als de mensen snel wegwillen dan denken ze dat het avond wordt hè?’

‘Dat is de meisjefluitert hè papa?’ De conductrice passeert op weg naar haar trein. Ze heeft het niet gehoord.

Hij vraagt me waarom de trein naar Maastricht vandaag niet rijdt. ‘Het is zondag Thijs, dan rust de trein uit, gaat hij in badje en dan tukje doen. Zullen we nu naar de muziek onder de boompjes?’

Hij schudt zijn hoofd. Hij wil niet. Dat muziekfestival in het park laten we maar even zitten. Als die bomen wielen hadden, was het wel gelukt.






vrijdag 31 juli 2015

Tweede volle maan deze maand: blue moon.

Buiten staat de tweede volle maan in deze maand. Dat noemen ze een blauwe maan.
Blue moon. En hij is prachtig.
Spannend.

woensdag 29 juli 2015

Panorama Schiphol Amsterdam



Het hondje dat de mevrouw in haar armen heeft, brult als een leeuw. Is het wel een hondje en geen leeuwenpup? Want dit is de luchthaven. En op de luchthaven wordt gesmokkeld. Zakjes met drugs in het achterwerk, giraffes in de handtas en pistolen in de linkersandaal. Maar verder is de aeroport een gezellige mierenhoop met voornamelijk koffers op karretjes, waarachter een persoon sjokt. Zelden zie je hier iemand rennen, zoals je op treinstations weleens ziet. Haast lijkt in de luchtvaart niet te bestaan, maar het is waarschijnlijk schone schijn.
Elke nationaliteit op aarde is hier vandaag denk ik wel aanwezig. Is Schiphol wel een luchthaven of het is meer een land in een land, een land zonder grenzen. Een land waarin iedereen op weg is naar een gate, een aankomsthal, een restaurant, een massagestoel, of een toilet. Een land waarin een ieder thuiskomt, vermoeid of opgetogen, met een welkomstballon of een spandoek met ‘we hebben je gemist’.
Veel politie zie je hier niet, die klaverjassen of kijken naar de vliegtuigen, vanaf het panoramadek. Daar heb je een prachtig uitzicht op het vliegtuigplatform. De toestellen, ze leken van die afstand wel op speelgoed, worden leeggehaald door mannetjes. Die stappen in hun blauwe karretjes en rijden naar het volgende toestel. Op de achtergrond gieren de motoren van een startende 747. Het lawaai is werkelijk bulderend.
Ik sta met Anja en Thijs op het dek in de zwiepende wind. Mijn haarstukje en mijn kunstgebit waaien nog weg zo. We maken ons zorgen dat Thijs straks zijn pop Elmo over de rand laat zakken en dat deze naast de D- pier zal vallen. Visioen: Thijs overstuur, papa naar de servicebalie, urenlange telefoontjes met het platform, medewerkers die de pop gaan zoeken. En uiteindelijk misschien weer vrede op aarde.
Thijs en ik stappen nog kort in de Fokker 100, die boven op het uitkijkpunt is gehesen. Hollands glorie, Hollands trots, onze eigen vliegtuigfabriek. Maar het is voorbij, de globalisering die ik zo leuk vind aan Schiphol, heeft de ondergang van de fabriek bewerkstelligd. Wat is nu nog een Nederlands product? Alles is in Franse, Duitse, Engelse of misschien wel Chinese handen.
Naast de Fokker staan drie reusachtige blikjes bier. Wie heeft die hier neer gezet? Van de tocht hierboven krijg je het spontaan aan je blaas, zeker als je daar bier bij gaat drinken. Ik weet het al: het is voor de passagiers. Als zij van boven de blikjes zien, weten ze dat ze bij Amsterdam zijn. Nog even en ze kunnen op de bierfiets. Misschien kan er ook een reuzenjoint bij worden gezet.
We komen langs een speelgoedwinkel vol speelgoedvliegtuigen en zelfs een echt, oud vliegtuig, waarin kinderen naar hartenlust de piloot mogen uithangen. Een meisje snoert zichzelf helemaal in met de riem van de gezagvoerder. Een unieke attractie. Zelfs in het luchtvaartmuseum van Lelystad was niet zoveel mogelijk als in deze oude Fokker in een winkel op Schiphol. Maar Thijs wil niet naar binnen.  
Hij is blij als we de roltrap afgaan op weg naar de trein. De trein vindt hij nog steeds leuker. In de lucht heb je geen slagbomen en vliegtuigen zijn gewoon niet zo mooi als treinen. En je hebt mooie treinen, volgens Thijs. De enge trein, de boze trein, de kijktrein, de groene trein, de hondentrein en niet te vergeten de brapentrein. Wat is een brapentrein? Dat is het nieuwste type trein, met aan de voorkant geen raampjes, maar de motor.

Eigenlijk willen Anja en ik ook wel graag weg, we hebben inspiratie opgedaan. Ze kijkt nu bij hotels in Zwolle. Het einde van de wereld.