Thijs vindt het nog steeds heerlijk om treinen te gaan kijken, op het station. We gaan op het bankje zitten en hij, de jonge treinspotter, vier jaar oud, onderzoekt de wonderlijke geelblauwe wereld van het spoor.
‘Wanneer gaat die stoplicht op rood springen?’
‘Waarom staat die stoplicht op oranje?’
‘Waarom is dit niet een groot gazon?’
En zo gaan de minuten voorbij. Hij springt op, zoals een supporter op een voetbaltribune, als ereen groot geel exemplaar aan komt glijden.
‘Een boze trein!’ roept hij. ‘Eindelijk!’
Hij zwaait naar de mijnheer van de stuurhut, die terugzwaait. En hij zwaait naar de fluitert en naar een paar dames in de trein.
We nemen een koekje, een chipje en een slokje uit de drinkbeker. De zon schijnt, het is een mooie dag voor treintoerisme en het is uiteraard veel goedkoper dan MonkeyTown en de Efteling.
Hij constateert dat ereen leuning van het bankje los zit en dat we die vast moeten maken. Ook laat hij mij merken dat hij zich zorgen maakt over zijn Nijntje tasje. Er zouden mensen zijn die het tasje mee willen nemen, omdat er geld inzit.
‘Er zit geen geld in Thijs, alleen nog smarties.’
De trein, die nu aan de overkant staat, komt met zijn kont bijna tot aan de overweg. Dat is voor Thijs een probleem.
‘Papa, hoe komen die mensen er nu uit?’
En: ‘Als iemand op de rails ligt, dan wordt hij platgereden op de rails, tof?’ (hij kan de ‘g’ aan het woordeinde nog niet goed uitspreken)
Hij praat aan een stuk door en blijft vragen stellen. Tot zijn derde jaar zei hij niet veel. ‘Tata’ en ‘Momo.’ Wij dachten al aan logopedie, overoverbezorgde ouders. Nu haalt hij met een sneltreinvaart zijn achterstand in.
‘En als de mensen snel wegwillen en de trein heeft vertraving dan hebben ze dikke pef, hè papa?’
‘En als de mensen snel wegwillen dan denken ze dat het avond wordt hè?’
‘Dat is de meisjefluitert hè papa?’ De conductrice passeert op weg naar haar trein. Ze heeft het niet gehoord.
Hij vraagt me waarom de trein naar Maastricht vandaag niet rijdt. ‘Het is zondag Thijs, dan rust de trein uit, gaat hij in badje en dan tukje doen. Zullen we nu naar de muziek onder de boompjes?’
Hij schudt zijn hoofd. Hij wil niet. Dat muziekfestival in het park laten we maar even zitten. Als die bomen wielen hadden, was het wel gelukt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten