woensdag 19 augustus 2015

Suzanna


Hij werd wakker naast zijn vrouw en riep: ‘Suzanna, ik hou van jou!’
Maar zijn vrouw heette Marijke, dr. Marijke de Boer, befaamd biologe,
gespecialiseerd in slangen en spinnen, en ze hoorde wat hij riep en was
erg boos.
Eerst was hij bang dat zij haar collectie in huis levende slangen en
spinnen op hem los zou laten, maar dat deed ze niet. Ze wilde niet meer
met hem praten, maar doorzocht zijn telefoons, agenda’s, computers en
ontdekte een Suzanna, een dametje van 85, die hij geholpen had met
verhuizen.     
Een vriend van hem, met wie hij de toestand besprak in de kroeg, had
een briljant idee. ‘Maar het kost wel veel geld,’ fluisterde hij, ‘ik moet ze
wat schuiven,’ snap je. Ze schudden handen en de volgende week reed
hij naar Schiphol. De beambte herkende hem aan de blauw geverfde
snor.  ‘De doos staat bij de E-pier met de S van Suzanna erop,’ zei hij,
‘ga nu snel.’  Even verderop vond hij achter een prullenbak de doos met
zijn bijzondere inhoud.
Hij reed tevreden weg. Thuis verstopte hij de spullen in de schuur. De
volgende dag was Marijke jarig. Ze werd 40. Zijn hond Lobbes, een
kolossale kruising tussen een Sint-Bernard en een Labrador, zong
kwijlend mee met het verjaardagslied. Daarna was het moment van het
cadeau geven. Hij plaatste de doos voorzichtig op de tafel. Marijke keek
verbaasd naar het kerstinpakpapier, maar ach, dacht ze, het zal vast
goed bedoeld zijn. Hartje zomer. Sail Amsterdam vlak bij de deur. Onder
het papier kwam een glazen bak tevoorschijn.
‘Dit is Suzanna,’ zei hij glimmend van trots. ‘O,’ zei zij, ’wat een schatje.’
Zij keek ademloos naar de illegaal het land ingesmokkelde
rozeteenvogelspin. Een tien centimeter groot, grijsbruin beestje met
acht dikke harige poten, met haakjes eraan om zich vast te klemmen.  
‘O, wat lief van je,’ kirde Marijke, ‘sorry, nu begreep ik waarom je
Suzanne riep in je slaap, o, wat is ze mooi.’
Hij zette een muis neer op de grond en Suzanna kroop nieuwsgierig
naderbij om dat beestje eens te gaan besnuffelen. De muis merkte nog
niets.
‘Wat een lieverd, die avicularia metallica, ‘ sprak Marijke ontroerd en op
dat moment kwam Lobbes binnen. Stom, hij had de deur dicht moeten
laten. Want Lobbes was zeer paniekerig voor muizen, niet voor spinnen.
Als hij een muis waarnam dan begon hij rare sprongen te maken, te
blaffen en alsmaar rond te draaien, van angst. Soms poepte hij, gewoon
van schrik. Nu schrok hij dan ook heel erg toen hij de muis zag.
Misschien dacht hij dat de muis hem op zou gaan vreten, want hij blafte,
hij poepte en maakte een fatale sprong. Zijn 65 kilo’s kwamen vijf
centimeters van de grond, zijn poten draaiden opzij en hij leek zo op
een Russische balletdanser, klaar voor het applaus.
Als in een vertraagde film zagen de man en Marijke de buik van de canis
familiaris op Suzanna landen. Er was even een korte klak, zoals het
geluid van een deur die dichtwaait in het slot, door een zomers briesje.  
‘Ga weg rothond!’ gilde Marijke en ze schopte in de lucht zoals een
voetballer een bal op de pantoffel wil nemen voor het winnende
doelpunt.  Lobbes veerde op, gleed weg, en een dure vaas viel in
peperdure, niet meer te repareren stukjes.
Ze staarden met open mond naar de lieve rozeteenvogelspin, die zo plat
was dat het leek of er zojuist de intercity Den-Helder- Maastricht
overheen gereden was.
‘Nee!’ riep zij.
‘Nee!’ riep hij woedend.
‘Dood!’ riep zij.
‘Als een pier!’ riep zij.
En de muis glipte de kamer uit en lachte breed.
Daarna hebben zij Suzanna plechtig begraven in hun tuin op het
spinnenkerkhofje, naast de pruimenboom. Dat kerkhofje was ooit zijn
idee geweest. Ze hadden nu ook een slangenkerkhof, naast de hibiscus.
‘Je hebt onze relatie gered vriendje,’ snikte Marijke. ‘Hoe kon ik zo
jaloers zijn om te denken dat hij naar een andere vrouw zou kijken.’
En hij, de man, wist plotseling weer wie Suzanna echt was: dat meisje
dat hij laatst bij de koffieautomaat had gesproken, toffe stagiaire. Hij zou

haar eens mee uit vragen, als Marijke weer eens in de jungle rondhing. 

Geen opmerkingen: