maandag 23 juli 2012
SS Rotterdam, het schip van je dromen
Wat een boot, dacht ik toen ik in de buik van de SS Rotterdam stond. Dat klopte niet, want dit was geen boot, dit was een schip. En wat voor een. Als je op de kade staat en je kijkt omhoog
dan voel je je erg nietig en vraag je je af hoe het mogelijk is dat ze ooit zoiets enorms hebben
kunnen bouwen. Nog kleiner voel je je als je een kijkje neemt in het inwendige onder de waterlijn. Daar hap je naar adem van verbazing want alles ligt er nog: ketels, assen, leidingen en wieltjes. Hoe moet deze reusachtige berenboot in bedrijf hebben geklonken? Onze gids babbelde flink door over hoe de stoom had gelopen, langs de turbine en dan ging een as draaien. Ik deed mijn ogen even dicht en zag mezelf rondlopen, het was mei 1967. Ik was nog niet geboren. We voeren op de oceaan. En in de enorme diepten van het schip siste de stoom.
Het verbaasde me hoeveel mannen in overalls hier rustig heen en weer wandelden en af en toe eens aan een wieltje draaiden. De kolenvuren bestonden niet meer. Hier werd de stoom gemaakt in ketels door middel van olie achtige brandstof. Een van de mannen keek af en toe in een spiegel, aan de onderkant van een pijp. ‘De stoom is wit,’ zei hij rustig, zonder te vermelden of dat goed was of niet. Het was er bloedheet, ik denk wel vijftig graden en het schip slingerde. Een van de mannen liet me een as zien waaraan een soort surfplank zat. Die surfplank stak uit het schip en zorgt voor stabiliteit. Nog nooit zoiets geks gezien.
Ik besloot een luchtje te gaan scheppen, tegen de misselijkheid. Op het dek waren vrolijke maar vooral mensen. Er stond een klein mannetje voor me. Hij leek op Frank Sinatra.
‘Hey you!’ riep hij tegen mij. ‘You fucking Dutch.. .made this fucking ship.. and its making me feel so good..listen body I want to sing..’ Hij greep me vast en wankelde op zijn benen.
‘Listen, first I go to piss, then I go to swim..and then ‘I’ll sing..!’ Hij klaterende over de reling en dook daarna met een sierlijke boog in het zwembad. ‘New York, New York!’ galmde hij. Er kwamen vrienden van hem die hem uit het bad trokken. Ze hadden donkere zonnebrillen en veel te grote maatkostuums. ‘Where is the money Frank?’ siste een van hen in het oor van de dronkenlap. Geen twijfel over mogelijk dit was Frank himself. Ik liep snel door terwijl ik hem hoorde roepen: ‘I shit on your grave, you fucking idiot..’ Er werd uit de hutten geroepen om stilte. De dorpsagent van het schip kwam kijken. Ik liep door naar de dansvloer. Daar was een akoestisch plafond boven, zodat iedereen het hoorde als je daarop de vrouw van je beste vriend vroeg, of ze met je meeging naar je hut. Ik hoorde daar mijn beste vriend mijn vrouw vragen of ze mee ging met hem naar zijn hut. Ik pakte hem bij zijn boord en duwde hem over de bar tussen de flessen met sherry en exotische transatlantic cocktails. Hij bleef roerloos liggen. Ik werd nu ook opgepakt door de dorpsagent en meegenomen naar een geheime plek in het schip waar ook Frank Sinatra lag. We voeren naar New York. De volgende dag werd ik vrijgelaten. Ik besloot even te kijken in de stuurhut. Ik trok een wit kostuum aan van de kapitein en niemand merkte me op. Ik keek vanaf de linkerwing naar de skyline van de Big Apple. Iemand vroeg me of de loods al aan boord kon komen. Ik antwoordde met een knikje dat het goed was en keek nog een keer naar beneden. Daar zaten de matrozen bij de kluizen van de enorme ankerkettingen. Ze rookten en bespraken de leukste chicks van deze reis. Plotseling stond de echte kapitein voor me. Hij vroeg me wat ik in zijn pak deed. Ik zei dat het een vergissing moest zijn. Dat geloofde hij niet. Hij vroeg wie ik was. Ik zei hem dat ik uit de toekomst kwam en dat zijn schip vastgeklonken zat aan de Katendrechtse kade en dat het vele miljoenen had gekost de asbest eruit te halen. ‘Wat is er mis met asbest?’vroeg hij nieuwsgierig. Ik dacht: ‘O shit, dat weet hij natuurlijk nog niet.’
‘Eh, niks’ jokte ik. ‘Ik laat je van de plank lopen, knoop je op aan de mast, doe je door de blauwe hap op woensdag, je gaat zwemmen naar New York,’ zei hij droog. ‘Misschien kun je met hem mee terugvliegen.’ Ik zag een man met een pijp en een bril en een mooie blonde vrouw van net 18 lentes lachend voorbij huppelen op een dek beneden de brug. Prins Bernhard, ook al met een vreemde vrouw. Voor geen goud ging ik bij die sinjeur in het vliegtuig.
De leukste schepelingen zaten in de buik van het schip, in de stoom en de hitte, dacht ik hardop. ‘Wat zegt u?’ vroeg de gids. ‘Eh niets,’ zei ik verstrooid en we stonden voor een gigantisch paneel met drukmeters en een telegraaf. Naar voren, naar achter, opzij, halve kracht, het werd allemaal naar beneden geseind, dus deze mannen konden in hun eigen veilige wereld blijven zonder dat ze over de zogenaamde sterren en royalties struikelden. Nu is dit prachtige schip van de zee weer in zijn glorie hersteld, maar weer met geld van ome Jan, die vroeger niet mee kon en nu in de huidige crisis ook weer niet.
Ik loop terug langs Katendrecht en mis de hoeren die hier met hun bungelende handel uit het raam hingen en de dronken blauwe kielen die elkaars kiezen eruit timmerden, met de blote vuisten, messen kende men alleen nog in de slagerij. Het is nu keurig en opgeknapt, zegt het Rotterdams college. Maar Rotterdam hoort helemaal niet keurig te zijn. Rotterdam dat is zweet, en viezigheid en de overhemden met de mouwen opgestroopt in de etalage.
Dat schip was ook vijftig jaar geleden veel te sjiek om SS Rotterdam te heten. Maar ja, aan het verleden doe je niks meer, je kijkt achterom en je ziet het wonder nog een keer liggen.Wat een pracht boot. Ik zou die mooie witte stoom uit de pijpen willen zien komen. Kan iemand dat een keer regelen?
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten