De egel zat
bovenop het schoteltje met egelvoer. Ik keek uit het raam en was heel dichtbij
het smakkende beest. Ik maakte een reis achteruit in de tijd. Het was een koude
avond in september. Vlak voor mijn fietsband stak een beestje over. Het meisje
dat naast me fietste riep: ‘Stop! Een egel!’ Ik wilde nog roepen dat zulke
dieren op herfstige avonden op stap gaan om zich een boulimie te eten, maar ik
hield mijn lippen op elkaar. Zij was al afgestapt en pakte het dier. “Wat is
hij mooi,’ zei ze en ik keek bezorgd naar de opgerichte stekeltjes. Hij vond
het niet zo leuk. ‘Ja,’ zei ik zacht,
‘hij is prachtig.’ ‘Neem jij mijn fiets,’ fluisterde ze, ‘dan brengen we hem naar mijn huis.’ In de
keuken stond de gehele familie over het schepsel gebogen. Het knorde: ‘Ik ben niet ziek, ik moet aan het
werk, laat me gaan.’ De vader van het
gezin merkte iets op over de relatie tussen autobanden en egels, maar de moeder
was concreter: ‘Zet hem maar in de schuur,’ wees ze. Het onfortuinlijke scharrelwezen
werd in een schoenendoos gedaan en ik nam afscheid. Bij de achterdeur stond
mijn vader te wachten. Hij zei niets, wees op zijn horloge. Ik wist het: het
was vreselijk laat. Zijn gezicht stond op een uitdiepende stormdepressie. ‘Sorry,’
zuchtte ik, ‘ik moest helpen een egel te redden. Het zal niet meer
gebeuren.’ “Egels redden zichzelf prima,’
zei mijn oude heer. Toen ik vertelde over het meisje, een groot
dierenliefhebber en haar familie, leek hij iets in te binden. Ik maakte het
verhaal groter en verzon dat de egel in het water had gedreven en zwemles had
gekregen.
Vanaf die
dag vroeg mijn pa regelmatig naar het egeltje en ik maakte uit zijn toon op dat
hij mijn egelverhaal maar voor een deel geloofde.
De volgende
dag na de reddingsactie sprak ik het meisje op onze school. Ze zei: ‘De egel
heeft een zooitje gemaakt in onze schuur. Hij heeft de doos en het dekentje aan
flinters gescheurd en een paar fietsbanden doorgeknaagd.’
Ik zou het
ook gedaan hebben, dacht ik. Maar ik zei het niet. ‘We hebben hem vanmorgen
vrijgelaten,’ ging ze verder. Ik lachte. Ik was blij voor de freedom van de egel en ik vertelde haar nooit hoe mijn vader
haar had genoemd. Ik vond het ook niet kloppen; ze was een zacht meisje dat van schapenwol haar
eigen truien breide en haar stekels nooit opzette.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten