Ik weet zeker dat het niet mijn poepje was. Ik
hoorde hem wel, een geluid als van een fluitketel die uit werd gezet. Een zacht
pieven, maar it wasn’t me. Achter me zag ik een oudere heer met een rode snor
wegduiken en links van me keek een jongedame of ze een bad in ijsklontjes nam.
Toch keek de bibliothecaresse mij aan, lang en strak zoals een kat loert naar
zijn muis. Nog even en zij zou ontsteken in woede over de ontheiliging van haar
boekenbestand. Het ontsnapte methaan zou de letters uit de dode boomcellen
vreten. Zij riep met trillende stem: ‘Ah! Weer zo’n viespeuk! Waarom doen
mannen dit niet gewoon op de WC, maar altijd hier? Nomme de patat, zo
verschrikkelijk en beestachtig, ja, dat is het, u bent een wild beest en u
hoort in een dierentuin, aan een ketting!’
Zij raasde verder en het leek of zij deel uitmaakte van een geheim verbond
tegen vliegende flaters. In top secret vervaardigde zij pamfletten tegen slappe
anussen en plakte deze in de nacht op deuren van buurmannen en buurjongens. ‘Ik
heb het niet gedaan,’ stamelde ik als een terdoodveroordeelde Noordkoreaanse
politiechef. En nadat ik dit had uitgesproken voelde ik iets opstijgen uit mijn
achterkant. Een warme gasbel, een toonloze klinker, maar wel een brute stinker.
In een paar seconden zou hij bij haar neusslijmvliezen zijn. Ik maakte dat ik
weg kwam en rende langs haar heen. Toen ik buiten stond hoorde ik een ijselijke
kreet uit het boekenwalhalla komen. En tegelijk rinkelde het alarm: ik had de
boeken niet in de computer opgenomen. Voorlopig maar online lenen, via de
e-reader. En u denkt dat ik dit allemaal verzonnen heb?
woensdag 31 januari 2018
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten