Twaalf jaar geleden stond ik op een koude nacht in februari in
een verloskamer in het plaatselijke ziekenhuis. De bevalling werd opgewekt met
een zeker middel, want er was enige haast bij, zo begreep ik. De zuster zette
een stretcher voor me klaar zodat ik kon gaan slapen, maar wie gaat er nu
slapen naast een kermende vrouw? De pijn was meedogenloos.
Dat duurde van elf uur ‘s avonds tot twee uur in de daaropvolgende
nacht. Het was een zondagavond, er was voetbal op de televisie. Ik wandelde over
de doodstille gang. Er moesten toch meer vrouwen hier de marteling der
martelingen ondergaan? Maar het bleef superstil. Misschien waren de muren goed
van isolatie voorzien?
Maar, plotseling, het was zoals ik al schreef twee uur, toen
de weeën
ophielden, net zo snel als ze gekomen waren. Even was ik in verwarring. Wat nu
dan?
Ik dacht aan de pannenkoeken die ik aan het bakken was
geweest die avond en dat zij bij me kwam en zei: ‘Ik ga de verloskundige bellen,
ik heb vocht en het is een rare kleur..’
We aten eerst de pannenkoeken. We waren rustig. Niks aan de
hand. Daarna belde zij. Een half uur later zag ik de vlos voor parkeren. Ze
kwam op de deur afgestevend. Ze was een jaar of veertig, had strak
achterovergekamd haar en een kekke bril. Ze liep langs me of ze hier al jaren
kwam. Ze bekeek de buik en het potje met vocht.
Haar besluit klonk duidelijk: naar het ziekenhuis. Alles
leek me zo onwerkelijk. En dat was het ook.
En nu was het twee uur in de nacht en begon een nieuw
hoofdstuk: het uitdrijven van de baby. Ook een marteling, maar dan net weer een
andere marteling. Ik weet niet waarom god de vrouw heeft belast met zulke helse
pijnen. Ik ben ervan overtuigd dat als mannen konden bevallen de
wereldbevolking snel zou afnemen.
Aangemoedigd door de dokter en de zuster begon het persen.
Tot op de bodem van het vermogen werd
het gaspedaal van het baren in gedrukt. Een hoofdje dat nar buiten steekt en dat
toch weer verdwijnt.
En dan ineens vloog hij naar buiten. Het was werkelijk een stuntvlucht.
Met zijn rechterarmpje gestrekt leek hij op Superman. De navelstreng zat om
zijn nekje, zag ik. De dokter zei: ‘Oeps!’ en ving hem op.
Daarna weet ik even niets meer. Wie deed er wat? Ben ik even
weggeweest? Dat zou kunnen. Ik kan me het moment met de navelschaar herinneren.
Die heb ik zelf doorgeknipt.
Onwerkelijk, dat was het. Hij werd in een glazen bakje
gelegd en de zuster zei dat hij de eerste Valentijnsbaby was die dag. Hij zag
er prachtig uit. Een beetje gerimpeld.
Twaalf jaar verder. Het kind van toen maakt het goed. We
gaan dinsdag zijn verjaardag vieren. En we beseffen dat het heel snel is
gegaan. Alsof het gisteren was dat ik hem in zijn Maxi-Cosi in de kamer
parkeerde. En zijn moeder kan zich de pijn gelukkig niet goed meer herinneren.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten