In december 2010 kwam ik vast te zitten in Amsterdam, vanwege een vreselijke sneeuwstorm. Maar ik herinner me dat het me twee keer is gebeurd. Wanneer was die andere keer? Dat zoeken we op.
Ik probeerde gisteren naar huis te gaan. Het was net drie uur geweest toen ik op het Centraal Station aankwam. Het was me gelijk duidelijk: hier was iets ergs aan de hand. De informatie borden waren helemaal blanco en er kwam een omroepbericht dat wegens de extreme sneeuwval het treinverkeer in het hele land ernstig ontregeld was.
In de hal gonsde het van de zenuwachtige geluiden van ongeruste passagiers. Vooral buitenlanders klampten willekeurige mensen aan om een klein beetje informatie. Maar info kwam er niet of nauwelijks. De borden zwegen en ook de stem uit het plafond zweeg. Er waren wel wat medewerkers van de NS, met een rode pet, maar die waren zo overspannen dat ik het vragen maar na liet.'Hou je klep!' riep er een tegen een mevrouw. Zelf werd ik uitgelachen toen ik aan zo'n medewerker vroeg of het nou aan de treinen lag of aan de sneeuw of aan iets anders.
Voor het loket van de info stond een lange, zinloze rij wachtenden. 'Wacht u op de omroepberichten!' was het enige wat ze hoorden. Ik ging met de massa mee omhoog via de roltrap om mijn geluk te proberen, maar op het perron was het zo druk dat ik met enige moeite weer ben afgedaald. Beneden heb ik een zak friet genomen. Eten is een voorwaarde in het survivallen. Naast me stond een meisje te klagen dat ze al de hele dag onderweg was. Klagen heeft geen zin dacht ik, vooruit kijken wel, oplossingen bedenken. Een taxi nemen? Wel duur, maar gezien de toestand op de weg ook onmogelijk, net als de bus. Een kennis vriend bellen en hopen dat die thuis is? Heeft meer zin. Ik belde Mark. Hij nam op, zei dat hij nog op zijn werk zat. Maar aan zijn stem kon ik horen dat ik zo bij hem terecht kon. Ik beloofde hem later te bellen. Mark is een kanjer. Wel jammer dat ik hem zo lang uit het oog ben verloren. Maar ja, zo is het gegaan.
Het werd steeds drukker op het station. De stemming werd ook anders. Er was veel openheid en saamhorigheid, je kon zo iemand aanspreken, dat is 's morgens in de forenstrein wel anders. Ik wil niet zeggen dat ik deze ramp leuk vond, maar de gezelligheid was bijzonder. Toch leek het me beter ergens een kroegje op te zoeken voor de warmte en een glas wijn. Ik glibberde door de Warmoes naar de Dam en passeerde een aantal hotels. Ik twijfelde er niet aan dat ik ze niet nodig zou hebben. De warmoes was in kerstsfeer. Het grootste deel van de winkels bestaat uit artikelen voor hennep, seks en de herenliefde dus dat geeft een apart contrast. Ik belde mijn zus terwijl ik langs Madame Tussauds waggelde. Ik zag dat de boom op de Dam geen lichtjes had, was het geld op?
Zus had ook geen informatie over de toestand op het spoor, de NS site lag plat. Ik voelde me een beetje somber worden. Na een moeizame week op het werk wilde ik snel naar huis, maar een grote kracht hield dat tegen: de natuur, onvoorspelbaar en machtig. Ik ging de Kalverstraat door, dan naar het Spui en door de Voetboogstraat in. Het cafe was er nog steeds: de Schutter, pleisterplaats van hangstudenten. Nog steeds even bruin, even smoezelig en even gezellig al voorheen. Boven de tafels hangen afgrijselijke nep leren lampen uit de jaren zeventig. De bar zit nog steeds dwars op het trapgat. Enige verandering is dat de rokers nu achter een glazen pui zitten te blowen. Ik bestelde een glas wijn en nam mijn boek van Graham Green er bij. De derde man, uitstekende literatuur in deze benarde toestand. Smokkel verhaal in het Wenen van na de oorlog.
Ik vertelde de jongeman achter de bar van mijn probleem. Hij ging op internet kijken of hij wat kon vinden. Aardige vent. hij kon niks vinden. Ik bestelde een biefstukje met rijst. Even later kwam hij met een biefstukje met aardappels. Ik denk niet dat hij een goeie kelner is, maar sympathiek is hij wel. Ik at de maaltijd en had een licht blues gevoel, zo moest een truck chauffeur of een handelsagent zich voelen. Wel naar huis willen, maar niet kunnen. Na de maaltijd voelde ik me wel weer sterk genoeg voor de terugtocht. Ik verwachtte niet dat het allemaal opgelost zou zijn. Ik gleed terug over de blubberige voorburgwal en kwam weer bij het station. Het was nog steeds een chaos. Ik ving een omroepbericht op voor de trein naar Rotterdam en de trein naar Utrecht.
Waar zouden de trein reizende collega's van de Zilveren Toren zijn? Ik had nog wel vanaf het CS naar de Toren gebeld om te waarschuwen. Plotseling hoorde ik het woord 'Alkmaar' en 8a. Ik spoedde me naar het perron en zag inderdaad een trein naar Den Helder, het was te mooi om waar te zijn!
De tijd was nu half zeven. Ik had ook regelmatig contact met Anja. Ik zag de stroom beestjes op de telefoon hard achteruit gaan, wel iets om rekening mee te houden. De trein was over en overvol. De machinist waarschuwde ons dat hij niet zou vertrekken als we ons niet gedroegen. En mocht er iemand flauwvallen dan kon de conducteur er niet bij komen. Hij adviseerde dan maar 112 te bellen. Heel langzaam kwam de trein in beweging. Wij zaten boven nog redelijk, maar op het portaal waren het haringen in een ton.
We kwamen bij Sloterdijk. Daar stonden nog heel wat kantoorpiefjes al uren te blauwbekken, dus die waren echt wild om er in te komen! Bij de deuren stond politie om de orde er in te houden. We tsjoekten door het witte landschap.
Naast me stond een dame die volgens mij een concert moest geven met een of ander instrument. Ik hoorde ook van mensen dat ze van Schiphol terug naar huis gingen. De vlucht was geannuleerd. Naast me zat een man aan een pilsje. De sfeer in de trein was uitgelaten alsof we op een carnavalsavond waren. De machinist deed er een paar lollige uitspraken bij: 'Dames en heren een prettige mededeling: wij gaan het bovenste en onderste deel van deze trein niet splitsen!' Hij gaf steeds goede informatie, bij wijze van uitzondering op de rest van het spoor personeel. Chapeau.
Toen dreigden we alsnog voor Uitgeest te stranden. Alkmaar was nog niet klaar met de wissels. Ik voelde de neiging om een plasje te doen, dat kon weleens een probleem worden: voor de wc stond een enorme boel opgefokte lieden. Dus laat maar.
Naast ons stond een meisje met een kerstpakket: een espresso apparaat. Daar had ze toch wel mee rondgezeuld al die tijd. Ze zei dat ze zelf geen koffie lustte. Ik zag op het station ook wankele oudjes rondscharrelen en mensen met baby's. Niet zo best allemaal dacht ik. Waar zijn de noodscenario's? Behalve de gratis koffie onderneemt de NS niks voor de zwakkere reizigers. Die kunnen gewoon doodvallen.
Gelukkig stopte de trein niet in Uitgeest. Bij eerdere rampen heb ik daar weleens gestaan om dat het ding niet meer verder ging, en dat wil ik niet nog eens. Uitgeest is een ramp, er is daar helemaal, helemaal niks, je staat gewoon bloot aan de elementen. Eindelijk bereikten we Alkmaar.
In de verte zag ik Anja aan komen scharrelen. Er liep een vrouw naast haar die op weg was naar haar gestrande dochter. Het was nu acht uur, vijf uur later. Jammer van mijn vrijdagavond. Maar als je eenmaal thuis bent vergeet je alles snel. Ik ben alleen nog niet vergeten hoe slecht het spoorpersoneel functioneert als de boel plat gaat. Wat gaan ze daar aan doen?