De
tafel van Rietje.
Zondagmiddag
in de achtertuin. Anja is naar het werk. Thijs is moe en wil vrijwel niets, behalve
in de tuin spelen, dat dan weer wel.
Je doet zo’n tafel niet
weg. De tuintafel van Rietje. Een afvalwrakding. Jaren, jaren staat dat ding al buiten, met
het omgekrulde plastic waaronder het mos groeit. Je doet zo’n tafel niet weg omdat
er nog zo weinig tastbare herinneringen zijn aan Rietje. Dus gaat het verteren
verder totdat het gewoon instort.
Jongens op het schoolplein
proberen al de hele middag met hun leren knikkers kastanjes uit de bomen te
schieten. Thijs sleept met takken die ik heb gesnoeid, naar de grote, ijzeren
tuinafvalverbrander. Verbranden doen we niet, je rookt er de hele buurt mee uit
hun holen. Ik wil vrede op aarde.
De hibiscus bloeit nog. Er wervelen
bijen omheen. ‘Ik hou van bijen,’ zoemt mijn blonde kabouter. ‘Ze maken honing
voor me.’ Hij mag van de buurvrouw de
vissen in de vijver komen voeren. We gaan erop af. We hebben in juni de vissen
ook al veels te dik gemaakt. Eentje sprong er hoog uit het water en bleef in
het net hangen. Ik greep hem vast. Ging ik nu echt een vis van de buurman
vermoorden? Ah, gelukkig, de piranha schoot los, voor ik een gat in het net kon
knippen.
We zijn weer terug. Uit
mijn huiskamer komen geluiden van de klungelende Buurman en Buurman. En van
verderop walmt een barbecuelucht, vermengd met de vettige sensatie van
draadjesvlees, de atmosfeer binnen.
Ik constateer dat de zon
weg is. Het is nog wel warm. We gaan winterslapen. De tafel blijft buiten. En Rietje,
Rietje had die tafel al lang al weggesmeten. Wat moet ik ermee? Had ze
geroepen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten