Op een lichtblauwe, winderige zondag rijden we naar de Kop
van de Haven in IJmuiden. Het havenhoofd, vlak naast de cruiseflat die vanavond
naar Engeland zal afvaren, is druk met mensen en auto’s die kriskras worden
geparkeerd zoals dat alleen nog in IJmuiden City kan. We stappen op een witte,
zomerse salonboot, de Emma, die ons naar het Forteiland brengt. Een tochtje van
amper tien minuten, dwars over het kanaal. Opa en oma stappen het eerste uit en
we vragen ons af hoe opa’s zwakke knie het zal houden in dat fort. Oma maakt
zich zorgen om haar kapsel dat door de harde wind volledig uit model wordt
geblazen. Ze begrijpt niet dat niemand van ons een kam bij zich heeft. Over het
water glijdt een lucht van bedorven vis vermengd met diesel onze neus binnen.
Op het eilandje wacht een stoere gids die zegt nog in
opleiding te zijn. We gaan enthousiast achter hem aan het spookhol binnen.
Gebouwd in 1880 door angstige voorvaderen, bang voor een nieuwe Napoleon, een
Duitse keizer of een Britse dictator. Voorzien derhalve met vijf machtige
kanonnen om den vijand naar den kloten te schieten. Maar ja, het vliegtuig
ontwikkelde zich bliksemsnel en veertig jaar later was het fort al volledig
zinloos geworden.
Tussen de smalle, witte en hoge gangen zaten eerst de Henken
en Jannen gevangen en later de Heinrichs en Friedrichs. Ze liepen de wacht, ze
poetsten hun laarzen en ze schoten eens in de week met hun kanon over de woeste
baren. De soldaten verlangden allemaal naar een baan op een trein, naar een
eigen sigarenzaak of een job als belastinginspecteur. Niemand wil zijn leven
zinloos slijten op een eiland waarin geen enkele vijand interesse heeft.
We gaan naar buiten, mijn zus en haar man staan als eerste
boven. Het uitzicht is verre van deprimerend. Het is schilderachtig, het is
adembenemend. Op de berg snateren meeuwen en we zien de pieren eindeloos
uitgestrekt, links en rechts, alsof ze op het water liggen als een vlot. Een
sleepboot glijdt voorbij als een verliefde zwaan. Overdreven diepliggende
oceaanreuzen kruipen naar de veilige haven en de kosmisch grote sluisdeuren. De
wind blaast over de eeuwige visfabrieken en de vlaggen op de vissersboten in de
visserijhaven worden boos heen en weer gerukt. Het water schittert in de
juli zon. De rode vuurtoren ziet er in dit sprookjesachtige licht slank en
elegant uit. Een baken van trots en zelfvertrouwen.
Het is een groot feest hier op dit monument van oorlog,
waanzin en verveling te stampen. Over een zanderig, stenen pad hijsen we ons
omhoog. Mijn nichtje klaagt vandaag niet over de wandeling. De planten langs
het weggetje zijn klein en stekelig en taai. Zo herinner ik me dit groen uit
mijn jeugd.
De gids neemt na de afdaling afscheid. Hij staat naast een
verdwaalde Engelse bom waar naast een verweesde zeemijn rust. Ze hebben
gezelschap van een anker, misschien verlaten door een bejaard
marinevaartuig.
Daar is ze dan weer, de Emma. De kapitein zit voorop achter
een roer. Het is een echte knuffelboot. Het contrast met het helse eiland kan
niet groter zijn. Snel schieten we in het scheepje en meren aan op de Kop van de Haven waar de chaos aan auto’s en toeristen
zo mogelijk nog groter is geworden. Een oudere Poolse dame in een rood wagentje
blokkeert het verkeer volledig en ze blijft staan alsof er niets aan de hand
is.
Ik neem een scholletje ter afsluiting in het restaurant op
de kop. Hier stond vroeger een viskar, naast een bunkertje. Die bunker is met dynamiet opgeblazen en de viskar is in het
kanaal gedumpt. Ik weet dat, want ik kwam hier vaak en mijn slaapkamer bood
uitzicht op het Forteiland. Maar ik kwam daar nooit. Je kon er niet komen. Het
lag als een puist op een kin in de havenmond.
De Emma vaart alweer verder. Een rondvaart over het gifgroene water met de chemisch lichtgevende vissen en langs de rook brakende pijpen van de staalfabriek. Maar de duinen en de zee blijven onveranderd. Daar kan geen sluis, geen kanaal of kunstmatig eiland tegenop.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten