zondag 22 oktober 2023

Herfst in Enkhuizen

 



Licht gaat al aan

in de huizen

van Enkhuizen.

Herfst in Enkhuizen

de zeilen van de boten zijn gevouwen

de mensen al wekenlang verkouden.

 

Dikke jassen, harde wind,

weet waar je aan begint,

hap een haring bij de kar,

met je haren in de war.

En als dat niet waar is, hoor

de klokken van de Drommedaris.

 

In de Drie Groene Eikels, in de Hoerejacht, Hennegat en Vette Knol, Tussen hel en vagevuur,

in de stegen van de stad, na het het vallen van de avond ritselt er een rat

ruik je de rook van de paling en de vis die is er duur

lijven ongewassen met uitjes en met zuur

dit is de duisternis na het luiden van de klok en alle stoute kippen gaan weer van hun stok.

  

Als het maar droog wordt,

want het regent

druppels in mijn nek,

op mijn bril een mistige vlek.

Alles voor jou, zomer en winter,

warmte en kou.

Ik zit op de leugenbank

aan het IJsselmeer

water speelt met schuim

jij bent al lang niet hier,

ik ben aan mijn tiende bier,

Sophie.

 

In de Drie Groene Eikels, in de Hoerejacht, Hennegat en Vette Knol, Tussen hel en vagevuur,

in de stegen van de stad, na het het vallen van de avond ritselt er een rat

ruik je de rook van de paling en de vis die is er duur

lijven ongewassen met uitjes en met zuur

dit is de duisternis na het luiden van de klok en alle stoute kippen gaan weer van hun stok

 

 

Herfst in Enkhuizen

licht gaat al aan in de huizen van Enkhuizen

’t carillon van de Zuidertoren galmt over het water.

Het wordt donker en snel later

brandweer raast naar de brand,

in Sprookjeswonderland.

 

Sophie, je nam de boot naar Stavoren

vijftig jaar geleden, een foto van twee bij drie

dat is wat ik van je heb, Sophie,

vergeeld als de bladeren aan de bomen.

Enkhuizen in oktober,

om van jou te dromen.

 

 

In de Drie Groene Eikels, in de Hoerejacht, Hennegat en Vette Knol, Tussen hel en vagevuur,

in de stegen van de stad, na het het vallen van de avond ritselt ereen rat

ruik je de rook van de paling en de vis die is er duur

lijven ongewassen met uitjes en met zuur

dit is de duisternis na het luiden van de klok en alle stoute kippen gaan weer van hun stok

 

 

Bij vishandel van der Veen

staat een reiger op één been

te wachten op zijn snack

brutale ogen, grote bek.

Toeristen zijn allang verdwenen

en ik heb dikke zware benen.

 

Ik wacht op het wonder

van je thuiskomst, Sophie,

hier in de haven, dicht bij mij.

Ik heb een huis aan de Noorderkade,

kom terug, neem me in genade

je vindt me in café de Bok,

voor een allerlaatste slok.

 

         Herfst in Enkhuizen,

gelach klinkt uit een kroeg

de mensen gaan naar bed, ook al is het nog te vroeg.

Maar het is kil en nat

en een eikel

heeft mijn portemonnee gejat.

 

Herfst in Enkhuizen,

het licht gaat uit

in de huizen van Enkhuizen

de netten van de vissers van de EH2 zijn binnen

een ieder gaat beminnen

zoals jij en ik. Sophie.

Ik mis je.

 

In de Drie Groene Eikels, in de Hoerejacht, Hennegat en Vette Knol, Tussen hel en vagevuur,

in de stegen van de stad, na het het vallen van de avond ritselt er een rat

ruik je de rook van de paling en de vis die is er duur

lijven ongewassen met uitjes en met zuur

dit is de duisternis na het luiden van de klok en alle stoute kippen gaan weer van hun stok.

 

 





 


 

 

Geen opmerkingen: