Het hondje dat de mevrouw
in haar armen heeft, brult als een leeuw. Is het wel een hondje en geen
leeuwenpup? Want dit is de luchthaven. En op de luchthaven wordt gesmokkeld. Zakjes
met drugs in het achterwerk, giraffes in de handtas en pistolen in de linkersandaal.
Maar verder is de aeroport een gezellige mierenhoop met voornamelijk koffers op
karretjes, waarachter een persoon sjokt. Zelden zie je hier iemand rennen,
zoals je op treinstations weleens ziet. Haast lijkt in de luchtvaart niet te
bestaan, maar het is waarschijnlijk schone schijn.
Elke nationaliteit op aarde
is hier vandaag denk ik wel aanwezig. Is Schiphol wel een luchthaven of het is
meer een land in een land, een land zonder grenzen. Een land waarin iedereen op
weg is naar een gate, een aankomsthal, een restaurant, een massagestoel, of een
toilet. Een land waarin een ieder thuiskomt, vermoeid of opgetogen, met een welkomstballon
of een spandoek met ‘we hebben je gemist’.
Veel politie zie je hier
niet, die klaverjassen of kijken naar de vliegtuigen, vanaf het panoramadek.
Daar heb je een prachtig uitzicht op het vliegtuigplatform. De toestellen, ze
leken van die afstand wel op speelgoed, worden leeggehaald door mannetjes. Die
stappen in hun blauwe karretjes en rijden naar het volgende toestel. Op de achtergrond
gieren de motoren van een startende 747. Het lawaai is werkelijk bulderend.
Ik sta met Anja en Thijs op
het dek in de zwiepende wind. Mijn haarstukje en mijn kunstgebit waaien nog weg
zo. We maken ons zorgen dat Thijs straks zijn pop Elmo over de rand laat zakken
en dat deze naast de D- pier zal vallen. Visioen: Thijs overstuur, papa naar de
servicebalie, urenlange telefoontjes met het platform, medewerkers die de pop
gaan zoeken. En uiteindelijk misschien weer vrede op aarde.
Thijs en ik stappen nog
kort in de Fokker 100, die boven op het uitkijkpunt is gehesen. Hollands
glorie, Hollands trots, onze eigen vliegtuigfabriek. Maar het is voorbij, de
globalisering die ik zo leuk vind aan Schiphol, heeft de ondergang van de
fabriek bewerkstelligd. Wat is nu nog een Nederlands product? Alles is in
Franse, Duitse, Engelse of misschien wel Chinese handen.
Naast de Fokker staan drie
reusachtige blikjes bier. Wie heeft die hier neer gezet? Van de tocht hierboven
krijg je het spontaan aan je blaas, zeker als je daar bier bij gaat drinken. Ik
weet het al: het is voor de passagiers. Als zij van boven de blikjes zien,
weten ze dat ze bij Amsterdam zijn. Nog even en ze kunnen op de bierfiets. Misschien
kan er ook een reuzenjoint bij worden gezet.
We komen langs een
speelgoedwinkel vol speelgoedvliegtuigen en zelfs een echt, oud vliegtuig,
waarin kinderen naar hartenlust de piloot mogen uithangen. Een meisje snoert
zichzelf helemaal in met de riem van de gezagvoerder. Een unieke attractie. Zelfs
in het luchtvaartmuseum van Lelystad was niet zoveel mogelijk als in deze oude
Fokker in een winkel op Schiphol. Maar Thijs wil niet naar binnen.
Hij is blij als we de
roltrap afgaan op weg naar de trein. De trein vindt hij nog steeds leuker. In
de lucht heb je geen slagbomen en vliegtuigen zijn gewoon niet zo mooi als treinen.
En je hebt mooie treinen, volgens Thijs. De enge trein, de boze trein, de
kijktrein, de groene trein, de hondentrein en niet te vergeten de brapentrein. Wat
is een brapentrein? Dat is het nieuwste type trein, met aan de voorkant geen
raampjes, maar de motor.
Eigenlijk willen Anja en ik
ook wel graag weg, we hebben inspiratie opgedaan. Ze kijkt nu bij hotels in
Zwolle. Het einde van de wereld.