Grote mensen hebben allemaal een beroep.
De een is politieagent, de ander piloot en sommigen mensen werken op kantoor.
Bij ons in de straat woonde een mannetje, hij was maar twee turfjes hoog, die een heel ander bijzonder beroep had. Misschien was het meer een hobbie, zoals paardrijden, of dansen. Of misschien was het wel liefdadigheid.
Dit mannetje had een hele grote hoed en daarin ving hij tranen op. En niet van grote mensen, maar van kinderen. Vol trots sliste hij, -hij had geen tanden meer-, dat hij de enige kindertranenvanger was op de wereld.
Van kinderen kreeg hij veel brieven of hij hun tranen wilde opvangen, want als
ze bij hem in de hoed zaten, dan waren die kinderen weer vrolijk en blij.
Ze moesten dan wel een snoepje geven. Vandaar dat het mannetje geen tanden
meer had natuurlijk.
Toen werd het winter. Het sneeuwde dagen achter elkaar en het vroor dat het
kraakte. Kleine Aisa rilde van de kou. En ze huilde, want haar vader was een
stoere zeeman, werkte bij de marine en ging weer naar zee.
Aisa stond met haar moeder op de kade naar vader te zwaaien. Hij ging een
trappetje op, zwaaide nog een keer en nog een keer en verdween toen op de grote boot, tussen alle ander marine mannen.
En Aisa moest huilen, huilen. Ze huilde achter elkaar er kwam geen einde aan.
Moeder bleef stijf staan. ‘Stil!’ zei ze streng en ze kneep gemeen hard in Aisa’s hand.
‘Papa komt als jij jarig bent, weer terug, kind, stil!’
Toen vertrok de boot. Een witte rookpluim kwam uit de schoorsteen. Op de boot stonden grote kanonnen.
Ze wandelde met haar moeder langs de kade.
Bij een groot anker, dat daar doelloos lag, zat een klein mannetje met een rare, lange, zwarte jas en een hele hoge hoed, tot over zijn oren.
‘Dag kindje,’ zei hij vriendelijk. ‘Dag mevrouw!’
‘Dag mijnheer,’zei moeder kortaf.
‘Zeg kindje, ik zie dat je hebt gehuild…mag ik je tranen vangen? ’ ‘Ik breng ze dan naar de zee en daarin zullen ze opgelost worden, zodat het verdrietje voor altijd voorbij is en jij weer vrolijk bent..’
‘Krijg ik dan papa terug?’
‘Ah papa!’ hij keek meewarig. ‘Nee, dat kan ik niet voor je regelen..’
‘Mijnheer,’ zei moeder. ‘Wij moeten gaan. Het is koud, kom, Aisa…’
Toen begon Aisa heel hard te huilen. ‘Ik wil naar papa!’ schreeuwde ze.
‘Voor een lollie , help ik u!’ zei het mannetje en hij nam zijn hoed af.
Nu pas zagen ze dat hij heel kaal was en twee hele groet oren had. Aisa
vond hem op een olifantje lijken. Zijn hoed had aan de achterkant een tuit,
zodat de tranen makkelijk konden worden opgevangen. Hij plaatste de hoed tegen haar gezicht, maar hij keek sip: de tranen waren bevroren en zaten vastgekleefd aan haar wangen!
‘Dit is de eerste keer dat me zoiets overkomt!’zei hij sip. ‘De tranen zijn zo
koud,dat ze zijn bevroren. Maar…dit is gevaarlijk..we moeten iets doen!’
‘Kom, vervelend nest,’ sneerde Aisa’s moeder. ‘We gaan!’
‘U moet haar knuffelen, warmte geven, dan zullen de tranen smelten en kan ik ze vangen!’
“Bent u gek geworden!’ zei moeder. ‘Ik ga hier niet staan knuffelen!’
‘U moet, anders wordt zij ziek van verdriet…!’
Nu schrok moeder wel even: dan moest ze straks voor een ziek kind gaan zorgen, daar had ze helemaal geen zin in!
Dus sloeg ze haar armen, voor het eerst in haar leven, om Aisa heen en trok haar tegen zich aan. Nood breekt wet, dacht ze. Het hoofd van Aisa verdween in de jas van haar moeder. Haar gezicht werd opgewarmd en zo ook de tranen.
Snel stak de kindertranenvanger de hoed tussen de jas en ving het water op, voordat moeder hem kon slaan.
‘Blijf van me af griezel!’ riep ze dreigend en begon te schoppen. Aisa begon nog harder te huilen.
Het mannetje holde snel weg op zijn kleine beentjes. Kindertranenvanger zijn was tegenwoordig geen eenvoudig beroep meer. Al die agressiviteit!
Het mannetje struikelde nog een keer, klauterde overeind en rende verder naar de zee. Hij moest een stukje over het strand naar de branding.
Snel leegde hij de hoed in de golven en zuchtte diep. ‘Weer een kind gelukkig gemaakt,’ dacht hij.
Plotseling hoorde hij voetstappen achter hem. Het was Aisa.
‘Mijnheer, mijnheer!’ hijgde ze. ‘U krijgt nog wat…’
Ze stak haar handje uit en daarin lag een lollie.
‘U hebt me weer blij gemaakt en nu krijgt u daarom deze lollie.’
‘Dank je Aisa,’ zei hij. ‘Ik ben blij voor je!’
zaterdag 2 mei 2009
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten