zondag 6 augustus 2023

Een liefdesverhaal in de lift van de Euromast, Rotterdam

 

 



Het licht ging uit. En de lift stond stil. Daarin stond Edgar. 

‘Ik vind dit niet grappig,’ zei hij tegen zichzelf.

‘Wat?’ antwoordde iemand.

‘Dat we hier in het donker staan.’

 ‘Waar moet jij heen?’

‘Naar iemand.’

‘Wat heb je?’

‘Van alles.’

‘En jij?’

‘Ik ga wat doen.’

‘Wat?’

Hij zweeg.

‘Je mag het me best vertellen hoor.’

‘Ik ben Edgar,’ zei hij tenslotte. ‘Jij?’

‘Cindy.’

Edgar hoestte.

‘Ik was buiten en dat was wel even wennen.’

‘Ja.’

‘Hoe lang zal het gaan duren?’

‘Als er een monteur is.’

‘Of de brandweer.’

‘Is er een telefoon?’

Hij voelde langs de wanden.

‘Ja, hier.’

‘Probeer te bellen.’

Hij drukte op de toetsen.

Hij hoorde een stem.

Het kan wel even duren, zei de stem.

‘Waarom is er geen licht in dit ding?’

De stem was al weg.

Hij zakte tegen de wand van de lift. Bleef zitten.

‘Mijn leven is als deze lift,’ zei hij aarzelend.

Ze ging ook zitten, naast hem. Ze

dacht na over zijn woorden.

‘We zitten wel droog.’

‘Het is hier koud.’

Ja, koud en donker.’

‘Ik weet niet wat je hier hebt.’

‘O, dat.’

‘Het voelt zacht.’

‘Ja.’

‘Mag ik het gebruiken?’

‘Nu?’

“Ja, ik heb het koud.’

‘Nee.’

‘Waarom niet? Is het een jas?’

‘Nee.’

‘Een trui?’

‘Nee.’ 

‘Denk je altijd alleen aan jezelf?’

“Je mag tegen me aan komen zitten.’

‘Ik ken je niet.’

‘Dan leer je me kennen.’

‘Misschien wil ik dat niet.’

‘Waarom niet? Ik ben Edgar, ik ben een

man die omhoog wil en daarna naar

beneden. Die enthousiast is.’

‘Omhoog wil en daarna naar beneden,

bedoel je seks?’ ze klonk geschrokken en

kroop weg.

‘Nee, geen seks. Kom terug. Ik heb het

over mijn leven. Mijn mislukte leven.’

Ze kalmeerde.

‘Mag ik je hand vasthouden?’

‘Dat is goed.’

Ze pakte zijn hand. Haar hand voelde

klam.

‘Vertel.’

‘Het is niet goed gegaan. Mijn vader sloeg me.’

‘Hoe vaak?’

‘Vaak. Ik heb het niet geteld.’

‘En daarna?’

‘Van huis weggelopen. Twee keer een KFC

overvallen. Daarna wat in de shit

gehandeld.’

‘Shit?’

‘Dope, coke, weet je.’

‘O.’’

‘En daarvoor heb ik tien jaar in de Longe

gezeten.’

‘Dat is lang.’

‘Ja. Waar ruikt het hier naar? Heb je in

de poep getrapt?’

‘Nee.’

‘Hoe lang zitten we hier al?’

‘Tien minuten.’

‘Waarom kan dat licht niet aan?’

‘Geen idee. Mag ik tegen je aan komen

zitten?’

‘Ok.’

‘Zo?’

‘Ja, is goed.’

‘Cindy, jij, wat heb jij gedaan?’

‘Niks strafbaars.’

‘Dat bedoel ik niet. In je leven, werk,

relaties.’

‘O. Ja. Ik ben directrice geweest van een

heel  groot bedrijf.’

‘Geweest.’

‘Ja, dat is voorbij. Ruzie met iemand.’

‘Man, vrouw?’

‘Een vrouw. Mijn compagnon.  We hadden in bedrijf in hondenpoepzakjes. Zij wilde me kussen, ze zei dat ze van me hield. Ik wilde niet, wees haar af, toen is zij slechte

verhalen over me gaan vertellen.’

‘Wat voor verhalen?’

‘Ik vind het moeilijk dat te vertellen. Maar ze vertelde dat ik naakt over het kerkhof danste en het bloed van gestolen cavia’s dronk.’

‘Stil eens. Ik dacht iets te horen buiten.’

‘Ik hoor het ook.’

‘Stemmen.’

‘Heb jij eten bij je?’

‘Nee.’

‘Ik ook niet.’

‘Wat is dat zachte spul waar ik tegen aan

lig?’

‘Dat is een lang verhaal.’

‘Vertel. Wat ruik je lekker.’

‘Dank je.’

Hij  streelde over haar haren. Het

voelde stevig en krullerig. Hij probeerde

zich voor te stellen hoe ze eruit zag.

‘Ik was vrijgekomen, twee weken geleden

en ik was thuis. Er was verder niemand. De

meeste mensen, eh, je weet, als je thuiskomt na tien jaar staatshotel dan wachten er niet veel op je. Toen zag ik op tv een gast die hetzelfde

had meegemaakt. Hij zei: je moet niet

wachten op anderen, je moet jezelf aanpakken, je moet een begin maken.  

Een sterk begin. Iets waar jij verder mee

kan. Hij was basejumper. Weet je wat dat

is?’

‘Nee.’

‘Dat is iemand die van hoogtes van

ongeveer honderd meter naar beneden

springt.’

 ‘Getsie.’

‘Nee, supervet. Dus dat wou ik ook.

Ik ben met een paar gasten gaan praten.’

‘En vandaag wou je gaan springen?’

‘Yep, 185 meter, zo hoog is de toren.’

‘En daarom zit je in de lift?’

‘Yes sir.’

‘Maar waarom, ik snap het niet, dat is toch

hartstikke gevaarlijk?’

‘Ik heb een parachute.’

‘Ah, dus dat is dat zachte spul waar ik op 

lig?’

‘Alweer goed.’’

‘Jezus man, dit moet je echt niet doen.’

‘Dat zegt iedereen, maar het gaat erom

wat ik ervan vind. Niet die en die.’

‘Je bent gek!’

‘Dat vind jij. Hee, waarom ga je nu weg?’

‘Ik vind dit zo vreselijk. Dus jij wilde naar

boven naar de omloop op de toren en dan

hup er van af.’

‘Nee, nee, door het raam van het

restaurant. Dat bovenste stuk van de

Euromast, daar kom ik niet op.’

‘Door het raam? En die mensen die daar

eten die schrikken zich dan dood, joh. Dit

is belachelijk! Ga iets anders doen voor je

vreselijke ego. En, en, dit heb jij toch

helemaal niet nodig. ‘

‘Ik vind van wel. Als moment om weer

goed te beginnen, begrijp je.’

‘En de politie dan, heb je daar aan

gedacht? Ze staan je alweer op te wachten.’

Hij kuchte.

‘Dat is waar. Nee, niet aan gedacht. Dat is

niet prettig.’

‘Dus?’

‘Nou ja, ik zit toch hier.’

‘Dus?’

‘Misschien een andere keer.’

Ze zwegen. Hij dacht aan een stevig

verhoor dat zou volgen. Justitie zou weer

naar hem kijken. Dat onbekende mens had

misschien gelijk. Hij moest iets doen,

springen, maar niet van de Euromast.

Hij werd misselijk van het idee aan het

Openbaar Ministerie.

‘Ik hoor weer geluiden buiten,’ zei ze. ‘Ze

zijn bezig ons te bevrijden.’

‘Ja, kom je weer hier zitten?’

Ze vleide zich tegen hem aan. Hun lippen

zochten elkaar. Het voelde of hij vleugels

kreeg van haar. Misschien moest hij naar

haar luisteren.

‘Voelt goed bij jou,’ zei ze. ‘En je zoent lekker.’

‘Wat kwam jij hier doen Cindy?’

‘Ik wil het er liever niet over hebben,

Edgar.’

‘Mm.’

‘Is dat ja of nee?’

‘Ik heb jou ook alles verteld.’

‘Ik ga op bezoek.’

‘Op afspraak?’

‘Nee.’

‘Wat ben je dan van plan?’

‘Niks.’

‘Wel. Je gaat iets doen, kom op, vertel.’

‘Jij hoeft dat niet te weten.’

‘Je gaat iets uitspoken met die

compagnon.’

 ‘Nee hoor.’

‘Je liegt. Wat heb je bij je?’

‘Een taart.’

‘Lekker.’

‘Niet voor jou.’

‘Jammer.’

‘Het is een bijzondere taart.’

Metaal schuurde op de deur, het kwam

van buiten.

Hij schrok. ‘Het is een taart met een bom.

mijn god, o nee, shit, er zitten explosieven 

in. Jezus, laat ze opschieten.’

Hij duwde haar opzij en hield zijn handen

tegen zijn oren. Ze zag het niet.

‘Rustig, rustig. Het is poep. Het is een taart

met poep van mijn hond Teun. Die wilde ik…’

‘Daarom stinkt het hier!’

‘Ja.’ Ze snikte.

Ze omarmden elkaar.

‘Dat moet je niet doen,’ zei hij zacht. ‘Je

wilde die taart in haar bek douwen. Dat

moet je niet doen.’

‘Nee, Maar ze was zo gemeen.’

Ze zakten weer tegen de zijkant van de lift.

De liftdeur werd opengetrokken. Twee

Monteurs, een kleine en een hele lange,

schenen met lampen naar

binnen.  ‘Goeiemiddag,’ zei de kleinste.

‘Komt u maar naar buiten.’

Even later stonden ze voor de liften.

‘Alles goed?’ vroeg de langste. Edgar en

Cindy knikten braaf als schoolkinderen.

‘Wat stinkt het hier,’ zei de kleinste. ‘U

heeft hier toch niet zitten schijten?’

Ze namen de trap naar beneden.

Maar toen zij beneden waren

aangekomen en aan een drukke straat

stonden, wees Edgar plotseling naar een

man aan de overkant die  snel op hen

afkwam.

‘Wegwezen,’ riep hij, ‘dat is Bram v.d. E,

een hitman!’  Edgar draaide om en rende

de toren in. Cindy hobbelde achter hem

aan, in haar rugzak de taart. Hijgend

kwamen zij boven.

Bram v.d. E. nam de lift en zocht hen. Hij

verwachtte dat ook zij de lift zouden

nemen.

Maar zij kwamen aan de linkerkant uit

het trappenhuis en konden daardoor

ongezien  langs  hem heen glippen naar

het restaurant.

Hun vlucht voerde langs etende mensen.

Plotseling zag Cindy zag haar compagnon

Jeanet F. lunchen met een onbekende

vrouw. Het werd tijd voor de afrekening.

Zij pakte de taart, liep zonder aarzeling

naar haar toe en drukte het gebak 

met een klap op het hoofd van F.

F. gilde oorverdovend.  Zij riep woorden

die we hier niet op zullen schrijven en

krijste om advocaten, schadevergoedingen

en heftige wraak.

Bram van den E. reageerde op  haar

tumult. Hij merkte daarbij  Edgar op, nam

zijn pistool en loste een schot.

De paniek in het horecadeel was daarna

immens.

Mensen stoven alle kanten uit. Eten en

drinken ging door de lucht, tafels vielen

om. Er was gegil en geschreeuw.

Edgar opende een raam om aan de dood

te ontkomen en bood Cindy zijn rug aan. Samen jumpten zij naar buiten.  De val was duizelingwekkend, maar kort, want de parachute vouwde zich razendsnel open  en zo konden zij zachtjes  langs de toren naar beneden glijden. Tijd om ervan te genieten was er niet.

Bram v.d. E. vocht ondertussen met

een aantal stevig gebouwde klanten en

met de beveiliging. Hij werd met heel veel

moeite overmeesterd. Vijf mannen zaten

daarbij boven op hem.

Wat daarna gebeurde

Drie maanden trouwden Edgar en Cindy,

naar verluidt, in een lift van de Euromast.

Onder luid geluich stapte het kersverse

stel naar buiten.  De receptie zou in het

restaurant zijn geweest, maar we hebben

nog niemand kunnen spreken die daarbij

aanwezig was. Er gaan verhalen rond dat

Jeanet F. tijdens dat feestje vuurwerk

heeft afgestoken om de sprinklerinstallatie

in werking te zetten. Ook dat weten we niet 

zeker. We weten evenmin waar Edgar en Cindy 

zijn gebleven. Iemand zegt ze in Dubai te

hebben gezien. Iemand anders beweert

dat zij in Boedapest een kinderboerderij

zijn begonnen.

 

 

 

 

 

Geen opmerkingen: