foto Amsterdam gemaakt vlak voor eerste corona uitbraak
Mijnheer
Oplawaai wandelde over de Prinsengracht. Het weer was mooi, de zon scheen, het
was half augustus, tegen de avond. Hij kon zich niet gelukkiger voelen dan op
deze plek, op dit tijdstip. Er zaten twee gebruinde mannen voor hun deur en die
groette hij. Er lieten twee honden een meisje uit en die groette hij ook. Een
man die zat te schrijven aan een tafeltje, liet hij met rust. “Wie schrijft, die blijft, ” dacht hij. Het
carillon van de Westertoren riedelde.
Mijnheer
Oplawaai betrad de hoofdstedelijke bibliotheek en vroeg naar het werk van Anne
Frank, want dat had hij nog nooit gelezen.
“Het
dagboek?” vroeg de medewerker.
“Eh..” zei Oplawaai geschrokken, want hij wist nog
niet dat er veel over Anne Frank geschreven was. “Ja,” zei hij beschaamd. “Het
dagboek alstublieft..”
Toen
hij terugliep met het boek in de tas, zag hij een verzameling mensen opgewonden
voor de deur staan. Het waren meest buitenlandse toeristen. Het Anne Frank huis
stond er vredig bij. Gewoon een huis net als alle andere huizen. Niet
overdreven een symbool tegen vervolging. “Dan heeft het boek toch een grotere
functie en een groter bereik,” dacht hij.
“Waar
ben je geweest?” vroeg zijn vrouw bezorgd.
“Ik
heb een boek geleend.. Anne Frank.. je
weet wel.. de onderduikster,” antwoordde hij.
“O
Anne Frank,” zei zij. “Was dat niet die zangeres die voor de oorlog zulke
successen had ?”
“Je
moet het maar eens lezen,” zuchtte mijnheer Oplawaai diep.
Geschreven
16-8-1999
Geen opmerkingen:
Een reactie posten