Ik hoorde van iemand, je zou overleden zijn,
het was in een kroegje waar ik
weer kwam de laatste tijd,
ik was een tijd niet geweest, weet niet meer wie het zei,
maar ik zag het schuim in mijn glas,
en daarin jouw gezicht dat zo donker als een hagelbui in de herfst kon zijn,
vooral als ik iets deed wat jij niet
wilde,
en dat was wel de hele dag door,
van dat ik je hondje niet de juiste brokken gegeven had – niet die uit dat roze
blikje maar uit dat groene blikje-
en dat je me dan ging bellen op mijn
werk waarom ik jouw hond Bobby
dood wilde maken, ik wilde jouw hond helemaal niet dood.
Ik hield meer van jouw hond Bobby dan van jou schat, en toen ik de sleutel
in de deur had laten zitten en jij de slotenmaker moest bellen terwijl we met
onze zojuist bij de dierenarts ingeslapen Bob op de stoep stonden, voor de
dichte deur, toen hoefde ik niet meer op genade te rekenen.
Ik zou voor eeuwig branden als een braadworstje in de hel, dat zei jij zonder
te lachen. En je vond me een drol.
Ik zie dat allemaal weer in het schuim in mijn glas, dat jij toch ook je leuke
kanten had, dat je met jou ergens kwam, omdat je voor niets of niemand
bang was, dat je in het water dook van de allerhoogste rotsen en je auto
met een glimlach in een boom parkeerde, dat je altijd zin had en me wilde
bovenop de wasmachine, God, wat heb ik soms gelachen met jou.
En je moeder wilde een hete peper in mijn reet stoppen, dat zei ze en ze
lachte er niet bij, ook niet toen ik zei dat dat zonde was van de peper omdat
pepers, op de markt waar ik werk, duur zijn.
Ik zie dat allemaal weer in het schuim, dat je naar andere mannen lonkte en
dat een van hen ineens met een geweer voor mijn deur stond en ik me achter
de bank moest verschuilen.
Dat is nu voor altijd voorbij.
Ik dacht dat je nog weleens zou bellen, maar dat deed je niet, het werd stil.
Ik zal morgen naar de zolder gaan, want daar heb ik ons trouwboek verstopt
in een oude kast, ik hoop dat de muizen het hebben opgevreten, maar dat zal
wel niet, zo’n boek met schimmelkaas vinden ze niet lekker.
De plaatjes die erin staan, ik kan ze me nog goed herinneren.
Maar de man die erin staat die ken ik niet, hoe heeft hij dat laten gebeuren?
Waarom
vond ik dat allemaal goed?
Jammer dat ik niet bij je afscheid was, ik heb toch van je gehouden, en van je
hond, ik had je nog een goede reis willen wensen.
Dat zie ik allemaal in het schuim. Ik ga het afrekenen, wel zonde van het geld
eigenlijk, daarin had je wel gelijk lieve schat, naar de kroeg gaan is een slechte
investering, o ja, dat trouwboek, ik leg het morgen bij het huisvuil, wat moet
je er anders mee,
Al die dooie dingen onder je dak,
al die dooie dingen onder je schedel
je legt ze weg, je begint opnieuw.
Je doet alsof het niet geweest is, je doet alsof je nooit een bruidegom bent
geweest, alsof de bruiloft een feestje van een van je vrienden was.
De bruid is begraven, maar ik denk
meer
aan haar hond Bobby. God, wat een mooie zachte ogen had dat beest.
Al die dooie dingen onder je dak,
al die dooie dingen onder je schedel,
je legt ze weg en je begint aan het
uiteinde, opnieuw.
Dag schat, goede reis. Lieve Bobby.