maandag 13 november 2023

De bruid is begraven

 



Ik hoorde van iemand, je zou overleden zijn,

het was in een kroegje waar ik weer  kwam de laatste tijd,

ik was een tijd niet geweest, weet niet meer wie het zei,

maar ik zag het schuim in mijn glas,

en daarin jouw gezicht dat zo donker als een hagelbui in de herfst kon zijn,

vooral als ik iets deed wat jij niet wilde,

en dat was wel de hele dag door,

van dat ik je hondje niet de juiste brokken gegeven had – niet die uit dat roze 

blikje maar uit dat groene blikje-

en dat je me dan ging bellen op mijn werk waarom ik jouw hond Bobby

dood wilde maken, ik wilde jouw hond helemaal niet dood.

Ik hield meer van jouw hond Bobby dan van jou schat, en toen ik de sleutel 

in de deur had laten zitten en jij de slotenmaker moest bellen terwijl we met 

onze zojuist bij de dierenarts ingeslapen Bob op de stoep stonden, voor de 

dichte deur, toen hoefde ik niet meer op genade te rekenen.

Ik zou voor eeuwig branden als een braadworstje in de hel, dat zei jij zonder 

te lachen. En je vond me een drol.

Ik zie dat allemaal weer in het schuim in mijn glas, dat jij toch ook je leuke 

kanten had, dat je met jou ergens kwam, omdat je voor niets of niemand 

bang was, dat je in het water dook van de allerhoogste rotsen en je auto 

met een glimlach in een boom parkeerde, dat je altijd zin had en me wilde 

bovenop de wasmachine, God, wat heb ik soms gelachen met jou.

En je moeder wilde een hete peper in mijn reet stoppen, dat zei ze en ze 

lachte er niet bij, ook niet toen ik zei dat dat zonde was van de peper omdat 

pepers, op de markt waar ik werk, duur zijn.

Ik zie dat allemaal weer in het schuim, dat je naar andere mannen lonkte en 

dat een van hen ineens met een geweer voor mijn deur stond en ik me achter 

de bank moest verschuilen.

Dat is nu voor altijd voorbij.

Ik dacht dat je nog weleens zou bellen, maar dat deed je niet, het werd stil.

Ik zal morgen naar de zolder gaan, want daar heb ik ons trouwboek verstopt

in een oude kast, ik hoop dat de muizen het hebben opgevreten,  maar dat zal 

wel niet, zo’n boek met schimmelkaas vinden ze niet lekker.

De plaatjes die erin staan, ik kan ze me nog goed herinneren.

 

Maar de man die erin staat die ken ik niet, hoe heeft hij dat laten gebeuren?

Waarom vond ik dat allemaal goed?

Jammer dat ik niet bij je afscheid was, ik heb toch van je gehouden, en van je 

hond, ik had je nog een goede reis willen wensen.

Dat zie ik allemaal in het schuim. Ik ga het afrekenen, wel zonde van het geld

eigenlijk, daarin had je wel gelijk lieve schat, naar de kroeg gaan is een slechte

investering, o ja, dat trouwboek, ik leg het morgen bij het  huisvuil, wat moet 

je er anders mee,


Al die dooie dingen onder je dak,

al die dooie dingen onder je schedel

je legt ze weg, je begint opnieuw.


Je doet alsof het niet geweest is, je doet alsof je nooit een bruidegom bent

geweest, alsof de bruiloft een feestje van een van je vrienden was.


De bruid is begraven, maar ik denk meer 

aan haar hond Bobby. God, wat een mooie zachte ogen had dat beest.

 

Al die dooie dingen onder je dak,

al die dooie dingen onder je schedel,

je legt ze weg en je begint aan het

uiteinde, opnieuw.


Dag schat, goede reis. Lieve Bobby.

 

 

 

 

zondag 5 november 2023

De auto voor even dit en even dat



                                 In een dergelijke auto reden we tien jaar lang. Deze foto is overgenomen van Autoweek

En onze auto werd weggereden. Het was een maandagochtend, ook dat nog. Op een grote kar getakeld met een lier. Anja was er de vorige dag nog mee naar Hoofddorp gereden. Daar is de auto misschien in een vreemd magnetisch veld geweest. Een geheimzinnig area 51 project. Schiphol was immers dichtbij. Want de volgende dag wilde hij niet meer starten. We hebben het met de reservesleutel geprobeerd, maar ook dat hielp niet.

En de week daaropvolgend waren we  in de ICNG, de modernste trein van het spoorwegnetwerk en deze stopte, jawel, bij Hoofddorp en was niet meer aan de praat te krijgen zodat we met de bus verder moesten. Twee keer Hoofddorp dus. Wat gebeuren daar voor geheimzinnige dingen? Ruik ik hier een complot?  

De auto voor even dit en even dat. Dus niet voor heel veel kilometers, maar wel belangrijk in ons leven van even dit en even dat. Even een boodschap, even naar de stad. Vooral als het stormt en regent. Ik herinner me een bui waarin het water tot aan de wielkasten stond.

En voor de vakanties, hoewel we een groot deel van ons leven ook doorbrachten in de trein.

Het was een handige auto, met een schuifdeur. Praktisch om de kleine man met zijn maxicosi snel binnen te schuiven. Om de katten in hun manden te vervoeren. En ook het schilderijenmuseum dat ik heb vervaardigd. En Anja naar het ziekenhuis te brengen toen ze van haar fiets was gevallen en een gekwetste schouder had.

Maar toen moest de ANWB komen. Een aardige man die rommelde onder de motorkap. ‘Waarschijnlijk de startmotor,’ zei hij. ‘Ik zal hem op laten halen.’ En zo geschiedde. Daarna kwam de man met de kraanwagen.

Problemen hebben we niet veel gehad met het wagentje. Een keer is hij volgelopen met water, door een verstopt afvoerkanaal met een vreemde naam. De paravan. Een compleet zwembad bij de bestuurdersplaats.

Vijf dagen later belde de man van de garage. ‘Het zal de ECU zijn,’ zei hij. ‘De boordcomputer.’  Wij dachten toen nog dat alleen vliegtuigen dat hadden. ‘Ik moet hem bestellen, maar het zal heel lastig zijn.’

En dat is gebleken. Weken gaan voorbij zonder berichten. Ja, de chips zijn moeilijk te krijgen. Een donkere stem in mijn hoofd zegt dat ze uitverkocht zijn omdat ze  in tanks worden geplugd in de diverse zinloze oorlogen.

Dus nu zijn we in ons eerste autoloze tijdperk. Fietsen is goed voor de conditie, maar we missen hem wel. Het signalement luidt: een donkerblauwe Renault Kangoo met een schuifdeur. Geen mooie auto, geen blitse mobiel, maar wel eentje waarin je je hele familie, je katten en je honden en je antiek kan vervoeren. Een auto zonder airco, dus vooral in de zomer kan het prettig warm worden.

Ik heb geen foto van de wagen kunnen vinden, typisch. Op internet vond ik een stukje in de Autoweek. De schrijver beschrijft hem als een lelijk eendje met een warm hart.

Wij wachten op verdere berichten van de garage. Wanneer? Geen idee. Ook begrijp ik niet hoe een goedgekeurde auto van de ene op de andere dag geen zin meer heeft in starten. Ja, de computer doet het niet meer. Zomaar. Misschien zijn er aliens in de straat geweest. Of is hij gehackt. Zou dat kunnen? Hieronder een link naar een stuk over het Franse wagentje.

 https://www.autoweek.nl/reviews/artikel/renault-kangoo-family-15-dci-90-2013/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F

maandag 30 oktober 2023

Mijnheer Oplawaai en het spook



                                kunstwerk uit depot museum Boijmans Rotterdam 2022

Mijnheer Oplawaai was een nuchter man met een degelijke blik op

de dingen. Zo liep hij over straat, zo was hij thuis als hij aan het

klussen was. Hij hield van klussen en vogelhuisjes timmeren. Vandaag

was hij er eentje aan het verven. Het dak kreeg een mooie rode kleur.

Hij werkte ook nog weleens laat door, in zijn werkruimte. Zijn zieke

vrouw lag dan op bed en ze had er geen moeite mee dat hij zo’n

nachtuil was.

Zo ook vandaag. Mijnheer Oplawaai voelde zich goed. Hij dacht aan

Xandra, die hem een warme blik had gegund. De radio speelde een

zacht liedje.

Het was al donker buiten. Plotseling zag hij een schaduw op de muur

die zijn tuin omringde. Hij legde zijn kwast neer en opende de

deur. Het was een warme, stille avond. Hij stapte naar buiten en

zag de schaduw weer. Die schaduw had het silhouet van een mens.

Gezien de lengte en de randen van het hoofd en haar, zou het een

vrouw of een kind kunnen zijn. Mijnheer Oplawaai riep hard: ‘Hallo!’

Maar niemand antwoordde. De schaduw bewoog over de muur,

dansend. Hij kon nu armen en benen onderscheiden. Het was een

magisch gezicht, maar ook huiveringwekkend. Hij keek omhoog of

iemand schaduwen aan het maken was. Boven hem was niets te zien.

Alleen het dak en de donkere ramen.

Mijnheer Oplawaai liep naar de muur en betastte het steen . De

schaduw was verdwenen. Maar toen hij zich omdraaide, zag hij van

buitenaf, in zijn werkruimte, een vrouw in een bruidsjurk staan. Ze

was, blond, jong en ze leek precies op zijn vrouw, toen die jong was.

Ze zag hem niet, maar schikte haar haren. Irene was betoverend

mooi.

Hij rende de ruimte binnen, maar ze was al weg. Mijnheer Oplawaai

zocht de gehele werkplek na. Hij opende kasten en keek onder de

tafel, maar hij zag niets. In ieder geval geen spook.

Wel ontdekte hij op de tafel een ring van goud. Een trouwring. Toen

hij in de ring keek, stokte zijn adem, want het was zijn trouwring. De

ring die hij zeker al veertig jaar geleden was kwijtgeraakt, vlak na de

huwelijksreis. ‘Irene’ stond erin. Hij kreeg het warm.

Hij hijgde de trap op naar boven en maakte zijn Irene wakker. ‘Kijk

eens wat ik gevonden heb!’ riep hij. Zij keek slaperig om haar heen.

‘O, je trouwring,’ zei ze. ‘Waar kwam die nou vandaan?’ ‘Lag in mijn

werkschuur.’

‘En dat al veertig jaar,’ zei ze. ‘Veertig jaar geleden woonden we hier

nog niet,’ bromde hij.

En ze hield zijn hand vast en schoof de ring om zijn vinger. Een koude

tochtstroom ging door de kamer en deed de zware donkere gordijnen zachtjes

wiegen. De verlichting knipperde en het fotoportret van zijn

overleden moeder stortte met een klap van de muur.

‘Je moeder dondert naar beneden,’ lachte ze. Hij raapte het fotootje

op. Op de foto keek ze nog strenger dan in werkelijkheid. ‘Ik ben blij

dat ik niet naar haar geluisterd heb en gewoon met jou gegaan ben,’

fluisterde hij.

En ze kusten als twee jonge geliefden.


zondag 22 oktober 2023

Herfst in Enkhuizen

 



Licht gaat al aan

in de huizen

van Enkhuizen.

Herfst in Enkhuizen

de zeilen van de boten zijn gevouwen

de mensen al wekenlang verkouden.

 

Dikke jassen, harde wind,

weet waar je aan begint,

hap een haring bij de kar,

met je haren in de war.

En als dat niet waar is, hoor

de klokken van de Drommedaris.

 

In de Drie Groene Eikels, in de Hoerejacht, Hennegat en Vette Knol, Tussen hel en vagevuur,

in de stegen van de stad, na het het vallen van de avond ritselt er een rat

ruik je de rook van de paling en de vis die is er duur

lijven ongewassen met uitjes en met zuur

dit is de duisternis na het luiden van de klok en alle stoute kippen gaan weer van hun stok.

  

Als het maar droog wordt,

want het regent

druppels in mijn nek,

op mijn bril een mistige vlek.

Alles voor jou, zomer en winter,

warmte en kou.

Ik zit op de leugenbank

aan het IJsselmeer

water speelt met schuim

jij bent al lang niet hier,

ik ben aan mijn tiende bier,

Sophie.

 

In de Drie Groene Eikels, in de Hoerejacht, Hennegat en Vette Knol, Tussen hel en vagevuur,

in de stegen van de stad, na het het vallen van de avond ritselt er een rat

ruik je de rook van de paling en de vis die is er duur

lijven ongewassen met uitjes en met zuur

dit is de duisternis na het luiden van de klok en alle stoute kippen gaan weer van hun stok

 

 

Herfst in Enkhuizen

licht gaat al aan in de huizen van Enkhuizen

’t carillon van de Zuidertoren galmt over het water.

Het wordt donker en snel later

brandweer raast naar de brand,

in Sprookjeswonderland.

 

Sophie, je nam de boot naar Stavoren

vijftig jaar geleden, een foto van twee bij drie

dat is wat ik van je heb, Sophie,

vergeeld als de bladeren aan de bomen.

Enkhuizen in oktober,

om van jou te dromen.

 

 

In de Drie Groene Eikels, in de Hoerejacht, Hennegat en Vette Knol, Tussen hel en vagevuur,

in de stegen van de stad, na het het vallen van de avond ritselt ereen rat

ruik je de rook van de paling en de vis die is er duur

lijven ongewassen met uitjes en met zuur

dit is de duisternis na het luiden van de klok en alle stoute kippen gaan weer van hun stok

 

 

Bij vishandel van der Veen

staat een reiger op één been

te wachten op zijn snack

brutale ogen, grote bek.

Toeristen zijn allang verdwenen

en ik heb dikke zware benen.

 

Ik wacht op het wonder

van je thuiskomst, Sophie,

hier in de haven, dicht bij mij.

Ik heb een huis aan de Noorderkade,

kom terug, neem me in genade

je vindt me in café de Bok,

voor een allerlaatste slok.

 

         Herfst in Enkhuizen,

gelach klinkt uit een kroeg

de mensen gaan naar bed, ook al is het nog te vroeg.

Maar het is kil en nat

en een eikel

heeft mijn portemonnee gejat.

 

Herfst in Enkhuizen,

het licht gaat uit

in de huizen van Enkhuizen

de netten van de vissers van de EH2 zijn binnen

een ieder gaat beminnen

zoals jij en ik. Sophie.

Ik mis je.

 

In de Drie Groene Eikels, in de Hoerejacht, Hennegat en Vette Knol, Tussen hel en vagevuur,

in de stegen van de stad, na het het vallen van de avond ritselt er een rat

ruik je de rook van de paling en de vis die is er duur

lijven ongewassen met uitjes en met zuur

dit is de duisternis na het luiden van de klok en alle stoute kippen gaan weer van hun stok.

 

 





 


 

 

zaterdag 14 oktober 2023

Thuiskomen in een vrij land

 



Deze week was het nat ende vochtig. Op woensdag leverde ik mijn zoon af bij de pingpong en dook de bibliotheek in, want als het donker en druilerig is, is de bieb een aangename literaire herberg zonder de verplichting van de consumptie. Het zaaltje was vrijwel verlaten en er waren enige medewerkers aan het overleggen voor een bijeenkomst met tieners. ‘Welke film zullen we nemen?’ hoorde ik een jonge vrouw vragen. Ik pakte ondertussen op goed geluk wat boeken uit de rekken. Een daarvan bleek een werk van Auke Kok met de titel: 1936. Het vertelde over atleten die naar een sportwedstrijd dachten te gaan, maar ongewild in Hitler’s propagandamachine terechtkwamen. De bokser Ben Bril bleef thuis. De foto’s lieten de trotse führer zien die als een pauw over de sintelbaan paradeerde. Nu had een van de sporters toe kunnen slaan. Bijvoorbeeld met een speer, een kogel, een discusschijf. Het had een ongeluk kunnen lijken. ‘Sorry, ik had de speer niet onder controle.’ Maar niemand deed iets. Zo jammer voor de geschiedenis en de wereld dat die kwaadaardige geesten hun verderfelijke gang konden gaan.

Toen ik de bladzijde omsloeg, viel er een blaadje uit. Het was een oude boardingpass. Vlucht HV…..  met stoel 25 F.  Naar Barcelona. De naam stond op die van ene mevrouw LW.  

Had mevrouw LW dit boek mee op haar trip naar Spanje? Op internet had ik haar in twee seconden gevonden. De foto toonde een vrolijke jonge vrouw aan een strand. Maar kennelijk las ze daar ook over de misschien wel donkerste Olympiade uit de wereldgeschiedenis.

Ik keek naar buiten, het water gutste van de biebramen, zoals het hoort bij een avondje in de bibliotheek. Ik wandelde de trap op naar boven en daar was het druk. Er werden taalcursussen gegeven.

Dat was me teveel lawaai. Het moet stil zijn in de leeszaal. Als in een klooster. Ik liep naar buiten en hoorde zacht iets vallen. Later bleek dat dat de sleutel was van het slot waar ik de fiets van mijn zoon mee aan het hek had vastgemaakt, waardoor wij nogmaals door de nattigheid terug moesten fietsen. Naar de bibliotheek. En ja, een medewerker, een jongeman, had de sleutel gevonden en in een laatje gestopt. Oef. Opluchting.

Dus mijn zoon achterop de fiets en ik stevig trappen. Onderwijl dacht ik aan de jonge vrolijke vrouw met haar sombere boek. Kun je op een vrolijk strand onder een stralende hemel lezen over nazi’s en hun holocaust? En hoe beleef je plezier aan een verhaal over oorlog, oorlogsdreiging en ethische dilemma’s zoals wel of niet verschijnen op het fuifje van de tiran?

Dat kan, zeker. Juist, omdat je je dan extra goed realiseert hoe prettig het is onbekommerd in de zee te kunnen duiken, je te bewegen waar je wilt, te denken wat je wilt, onder de Spaanse zon. Het donker geeft het licht een extra perspectief.

En zo is het ook met thuiskomen met de verloren sleutel na een tergend zeiknatte tocht door het duister. Pas dan is thuiskomen heel erg heerlijk. Net als thuiskomen in een vrij land.

 

maandag 9 oktober 2023

Ogenblik

 



Mijnheer Oplawaai ging rechtstreeks van zijn kantoor naar de repetitie van de harmonie, waar zijn saxofoon op hem wachtte. Hij keek elke week uit naar de oefening, hoewel hij het repertoire de laatste jaren minder vond worden. Teveel gekozen op succes, omdat de kas gevuld moest worden.

Tussen kantoor en oefenruimte stond hij even stil bij zijn favoriete eethuisje Egypt Eat. Het was een rustige plek en hij herkende Joesoef, de eigenaar. Hij bestelde een bord falafel met frietjes. ‘Alstoeblief,’ zei Joesoef en hij stak een kaars aan met zijn aansteker. ‘Knokloof bij?’ Hij keek droevig naar buiten. Donkerbruine ogen boven een zwarte druipsnor. ‘Regen, is nie goe nie.’ Mijnheer Oplawaai keek met hem mee. De straat was gehuld in dikke regenslierten. ‘Goed voor de natuur,’ dacht hij, maar hij zei niks. Ook niet over de knokloof.

Een uurtje later zat mijnheer Oplawaai bij de harmonie tussen de muzikanten. Gewone mensen, bakker Henk, slager Jeroen (maakte goeie worsten) en meester Emiel.

Ze speelden alweer Sweet Caroline. Een fanfarenummer, hij zocht iets beters. Toch pakte hij zijn sax, sloeg het muziekstuk open en blies het riedeltje. De dirigent sloeg af. ‘Te langzaam,’ sprak hij met gespeelde ergernis. Hij tikte en daar speelden ze weer. Snel was het pauze.

Hij dronk zijn koffie en meester Emiel stak een verhaal tegen hem af over de jeugd van tegenwoordig. Mijnheer Oplawaai deed niet eens of hij luisterde. Hij roerde zijn melk in zijn kopje en keek langs de grote kolenschoppen van Emiel. Zijn ogen dwaalden door de zaal en hielden stil bij die van Xandra, de nieuwe slagwerkster. Vanachter haar drumstel keek ze hem lang aan. Hun blikken troffen elkaar op zeker tien meter afstand. Zij lachte er niet bij en mijnheer Oplawaai lachte er ook niet bij. Het was liefde in de verte. Liefde zonder een woord te zeggen, liefde zonder een wenkbrauwspier te verrekken of maar een vinger op te steken. Mijnheer Oplawaai was volkomen verrast door hun intieme oogcontact. ‘Vind je ook niet?’ hoorde hij Emiel zeggen. ‘Ja, ja,’ zei hij. ‘De jeugd, dat is niet normaal zeg.’

Ze speelden weer verder. Mijnheer Oplawaai durfde niet naar het slagwerk te kijken. Hij nam een biertje na de repetitie en zag Xandra vertrekken. Ze droeg een lange staart en een kort geruiten blauwe jas. Hij nam ook de bus en in de kringen stoom op de ruiten zag hij keer op keer haar donkere ogen verschijnen.

 Mijnheer Oplawaai voelde zich gevlijd, want hij was een enigszins mollige heer, een kantoorpiefje, met een grijze baard die zijn pensioen naderde en Xandra een enthousiaste ritmische vrouw nog halverwege de dertig. Was zij getrouwd? Hij had geen enkel idee.

Hij stapte uit en nam zich voor Irene niets over het voorval te vertellen. Ze was de laatste maanden ziek en het ging niet goed met haar.

Toen hij binnenkwam lag ze op de bank. Haar gezicht was spierwit. Naast de bank stond een emmer. ‘Had je een leuke avond?’ vroeg ze. Hij knikte. ‘Ik moest aan je denken,’ zei hij. ‘Maar dat hoeft toch niet?’ Mijnheer Oplawaai zuchtte. ‘Het gebeurde, ik dacht aan toen wij elkaar ontmoetten, weet je nog?’ ‘Jij durfde mij niet te vragen,’ lachte ze plagerig. ‘Nee, jij durfde mij niet te vragen.’  Ze zwegen. Dachten aan die ontmoeting bij de botsauto’s. Naast de schiettent.

‘Hoe kwam het dan dat je daar allemaal aan dacht?’ 

‘Zomaar,’ zei hij. ‘Misschien door de muziek. Sweet Caroline.’  Zij begon te zingen en het klonk vals en ze lachten allebei hard. En ze kusten.

vrijdag 22 september 2023

Hoe een Alkmaarse piraat huishield in Heiloo





ALKMAAR/HEILOO - De regio Alkmaar is rijk aan verhalen uit het verleden. Historische gebeurtenissen waar veel mensen geen weet van hebben. Schurkenstreken die zo boeiend zijn, dat ze wel móeten worden verteld. Zo gebeurde vier eeuwen terug in en rond Alkmaar ook iets heftigs. IJsbrand Nobel werd in 1628 geëxecuteerd wegens het overvallen van kasteel Ypestein en een boerderij in Heiloo. Deze meedogenloze piraat woonde destijds op Verdronkenoord 100. De Alkmaarse auteur Sjoerd van Berkel wijdde er een boek aan. Welgeteld twee, want er is nu ook een manuscript van een fictieve toevoeging.


Door Arjan Hoogvorst

Vanzelfsprekend is de afspraak voor interview en foto dan ook voor datzelfde historische pand, waar talloze passanten dagelijks nietsvermoedend langsgaan. “Ooit sierde zelfs een gevelsteen de voorpui, maar concrete aanwijzingen daarvoor zijn in de archieven niet terug te vinden”, begint Sjoerd van Berkel. De belezen Alkmaarder is drie dagen per week leraar Nederlands in Amsterdam en wijdt een groot deel van zijn vrije tijd aan regionale geschiedschrijving. Op een terras iets verderop verhaalt hij vol bezieling over zijn schrijverspassie.

Landverraad

“De Nederlandse taal en historie hebben mij altijd al gefascineerd, vandaar dat ik al eens een boekje heb geschreven over Hilde, bekend van het gelijknamige archeologische museum in Castricum. Via hun Heilooër collega’s van Baduhenna belandde ik op het spoor van IJsbrand Nobel. Deze rond 1598 geboren piraat sloot zich in 1628 aan bij de Duinkerkerkapers, met wie hij meerdere vissers op de Noordzee overviel.”

Daar bleef het niet bij wat Nobels dadendrang betreft, want de man maakte zich tevens schuldig aan landverraad dat hem uiteindelijk letterlijk de kop kostte.

Zware dobber

“Samen met enkele mensen van Baduhenna diepte ik in het Nationaal Archief in Den Haag historische documenten uit, die vooral juridische stukken bevatten. Die mag je alleen inzien en fotograferen, want alle documentatie mag daar het pand niet verlaten. De archieven daar zijn enorm uitgebreid dus is het zaak je te focussen op concrete feiten, wil je niet verzanden in allerlei randzaken.”

Een gebed zonder end werd het uiteindelijk evengoed wel voor Sjoerd, want geschiedschrijving vormt mede door het haast eindeloze onderzoekswerk een zware dobber. “Al heb ik inmiddels twee historische werken en een fictief verhaal op mijn naam, begin ik er niet zo snel maar aan. Het is monnikenwerk, kan ik je zeggen.”

Spanjaarden

Geholpen door enkele bevlogen hobbyisten die het Oudnederlandse schrift wisten te ontcijferen, werd het Sjoerd stukje bij beetje duidelijk wat IJsbrand Nobel rond die tijd had uitgespookt. “De Spanjaarden wilden destijds maar wat graag Nederlanders die bij hen in dienst kwamen als kapers. Zo was er sprake van een soort gelegaliseerde roof. Zo’n Nederlander was ook Nobel, die met andere piraten schepen veroverde. Daar bleef het echter niet bij…”

Moord en brand

In die dagen hield belangrijk jurist en landheer Bardes kantoor aan het Hofje van Sonoy. Een typische welgestelde, die het zich kon veroorloven een buitenverblijf te betrekken in Heiloo. Nobel kreeg samen met zijn kornuiten het idee om Bardes daar in zijn kasteel Ypestein te ontvoeren. Zodoende meerden de mannen aan in Egmond aan Zee, trokken verder over land naar Heiloo en bestormden het buitenverblijf. Niemand thuis…

“Het was oktober en Bardes bleek al lang en breed weer in Alkmaar te vertoeven. Uit ellende bezochten Nobel en zijn maten een kroeg nabij Ypestein, om hun teleurstelling weg te drinken. Eenmaal ladderzat overvielen ze dan maar de boerderij van echtpaar Dop. Die mensen schreeuwden moord en brand en vooral het enorme gekrijs van mevrouw trok de aandacht, waarna Nobel en handlangers in de kraag werden gevat.”

De rest is geschiedenis. Het heeft bijna vierhonderd jaar later geleid tot de uitgave van ‘IJsbrand Nobel’, een letterlijke hertaling van het uiteindelijke vonnis op naam van Sjoerd van Berkel.

Maria Tesselschade

Daar bleef het echter niet bij. Sjoerd zat helemaal in het verhaal, dat in zijn hoofd allerlei zijwegen vormde. Hij móest er meer mee doen, het een vervolg geven. Aldus geschiedde. “Met het manuscript ‘Nobel’ dat er nu ligt, heb ik er een ander fictief verhaal aan gekoppeld. Beleefd door een jongedame, door wiens ogen de lezer naar het monster kijkt.”

Het draait om de zeventienjarige dochter van Maria Tesselschade, die ooit aan de Alkmaarse Langestraat woonde. “Ietwat gebaseerd op haar verhalen. Die dochter heb ik gekoppeld aan IJsbrand en zo het verhaal in gekregen. Bloedstollend is het, zeer filmisch. Hopelijk krijg ik het uitgegeven…”