vrijdag 30 december 2022
Zand, een vervolgverhaal deel 2
De woestijn
grensde in het noorden aan een milder klimaat. Droog, maar met enige kleine
planten. Tegen de voet van een rots lag een nederzetting met twee houten
huisjes en een schuurtje waarin religieuze diensten werden gehouden. Het werd
bewoond door een oudere man die een groot deel van zijn leven op de Rode
Planeet had gewoond, maar daar weg had gemoeten, vanwege een klein vergrijp. Nu
woonde hij weer op Aarde en hij had het ondanks zijn moeilijke toestand
enigszins naar zijn zin. Gisteren hoorde hij de bodem zwaar rommelen. Hij
vermoedde dat de ongenoemden experimenten deden met tijdgolven. Daarbij werden
dan, zo fantaseerde hij, raketten in wormgaten geschoten. Zo werd de universele
tijd gebroken in meerdere tijdvakken. Hij kon het niet begrijpen, daarvoor was
hij te eenvoudig.
Aran keek,
terwijl hij voor het stoffige raam van het huisje stond naar buiten en bezag de
savanne. Een aantal apen speelden met elkaar en een giraf knabbelde aan de
blaadjes van een metershoge acacia.
Hij besloot
zijn wortelsoep op te warmen en zag op de kalender naast het fornuis dat het de
laatste dag van het jaar 2852 was. Hij geloofde niet meer in dagen en jaren,
want hij was zeker al 250 jaar oud. De kalender werd bijgehouden door Trinia,
de vrouw die hem plezierde en bij hem schoonmaakte. Ze hadden mooie gesprekken
over het prachtige leven op de Rode Planeet, ach alles was daar zoveel beter.
De Aarde was voor de armen, op de RP had je een goed leven. Weliswaar moest je
hard werken voor de rijke ongenoemden, maar toch: het was aangenaam.
Hij zette
het vuur onder de soep uit, veegde zijn handen af aan een oude doek en hoorde
een gekef als van een woestijnvos. Nieuwsgierig keek hij uit het raam en zag
een staart wiebelen.
Hij rende
naar buiten en zag het dier: een hond. Een dier van ongeveer 40 centimeter
hoog. Bruinwit gekleurd. Witte staart.
Een hond op
aarde. Hoe lang was het geleden dat hij voor het laatst een hond had gezien?
Minstens 150 jaar geleden. Een hond op aarde, het was zwaar verboden. Hij pakte
een doos met koekjes.
woensdag 28 december 2022
Zand, een vervolgverhaal
Holly legde de riem op het bed van zijn slapende baas. Zijn witte staart zwiepte enthousiast heen en weer. Zijn enige oog straalde. Hij blafte en het nekhaar van de jongeman wapperde op de galm heen en weer. Marcel werd wakker en legde zijn linkerarm over zijn hoofd. Vandaag zou hij een heerlijk stuk gaan schaatsen in de krakende vrieskou die het land al weken in zijn greep hield. De ijzers had hij de voorgaande avond geslepen en hij keek uit naar de tocht als een kind naar een lolly. Maar eerst zou hij Holly, zijn enige vriend, uitlaten. Hij trok een thermobroek aan, een dikke trui er overheen en wollen sokken.
vrijdag 23 december 2022
De ijsbaan (stop de oorlog)
Deze week
was de activiteitenweek op mijn school. Op mijn rooster stond ik als begeleider
voor een middag op de ijsbaan. Ik verwachtte een van mijn klassen daar te zien,
maar dat was niet het geval. Ik trof een aantal kinderen van de afdeling die
onderwijs verzorgt aan leerlingen die pas in Nederland zijn.
In een
lokaal zaten negen kinderen en ze bleken uit Syrië en omstreken te komen en ijs hadden
ze waarschijnlijk nog nooit gezien. Er was een begeleider bij, die ze wel
kende. Hij bevestigde dat ijs nieuw voor ze was.
We gingen op
weg. Het was een wandeling van een half uur. Fietsen ging niet, want ze konden
nog niet fietsen. Het waren jongens en
meisjes van een jaar of dertien, veertien. Ze hadden bleke gezichtjes. Ik vroeg
me onderweg af wat ze hadden meegemaakt, maar vragen stellen kon ik niet, want
zij spraken geen Engels, dus hoe communiceer je dan?
Een jaar
geleden waren ze misschien nog in het noorden van Syrië, nu liepen ze hier naar de ijsbaan. En ze hadden geen idee
wat schaatsen voor iets was.
De andere begeleider, een statige, grote man van een jaar of zestig, besluit de kortste weg naar de ijsbaan te nemen en dat pad voert over een dijk van klei. Een opstapje ontbreekt. Ineens krijg ik een vreemd beeld tussen de oren: de kinderen moeten nu niet alleen figuurlijk de Nederlandse dijk over, maar ook letterlijk.
Geen
probleem voor ze. Ze hebben al veel getrotseerd, al weet ik niet precies wat en
ik wil het eigenlijk ook niet weten.
In de ijshal
staan de kids er enigszins bedremmeld bij. Ze krijgen schaatsen in hun handen
gedrukt en die moeten aan. Tot zover gaat het goed, maar dan komt het gedeelte
dat ze het ijs op moeten. Een van de meiden begint bijna te huilen bij het
idee. De begeleider geeft haar een arm en zo schuifelen ze recht naar voren. Ze
nemen een stoeltje en het gezicht van het kind klaart enigszins op. De anderen
schuifelen ook, terwijl ze zich aan de boarding vastklampen.
Toch, na een
uurtje krijgt het groepje er plezier in. Ik zie het angstige meisje met een
vriendinnetje een hele ronde maken met een stoeltje. De jongens schaatsen of ze
nooit anders gedaan hebben. Alle angst is plezier geworden. Zo groot is het
aanpassingsvermogen van een kind.
Echter, denk
ik terwijl ik mijn eigen handschoenen aanbied aan een jongen, dat is enkel voor
praktische zaken. De herinnering aan een oorlog zit aan de binnenkant, achter
de ogen, in de cellen en eiwitten van het brein en belemmert de voortgang in
het bestaan. Bommen, schietpartijen, dode mensen in de straat spoken door de
gedachten en zijn als glad ijs waarop je hard kunt vallen.
Voor
buitenstaanders zijn flash- backs, verdriet en zorgen om achtergelaten familie
onzichtbaar. En niet alleen onzichtbaar, voor de meesten van ons zijn ze ook
onbegrijpelijk.
Plezier en
bewegen kunnen afleiding bieden en daarom is het goed voor de slachtoffertjes
van oorlogsgeweld.
Van onze
kant is een klein beetje begrip en geduld nodig, ook al snappen we lang niet
alles. Bij ons is, gelukkig maar, nog geen bom op onze stad gevallen.
Het wordt
tijd om terug te gaan. De kinderen zijn supervrolijk en er zit meer kleur op de
wangen. Ik vind de jongen terug die mijn handschoenen heeft geleend
en hij geeft
ze beleefd terug. Een andere jongen heeft een grote schaafwond op zijn knie.
Een medewerker van de ijshal doet ereen megaverband omheen alsof de knie er
half af ligt.
We gaan naar
buiten. We klunen weer over de dijk. We zijn in Nederland. We zijn vrij, de
lucht is grijs, de zon ver weg. Zoals het hoort in de winterse polder.
‘Stop de
oorlog,’ denk ik met ieder stap die ik in de klei zet. Dat moet toch kunnen na
tweeduizend jaar oorlog voeren. Als we ziektes kunnen uitroeien, kunnen we ook
oorlogen stoppen. Dat moet gebeuren, daar geloof ik in, als stomme kaaskop.
Weg met
oorlog. Geef kinderen een leven zonder geweld. Om samen te kunnen spelen en
leren en schaatsen. De wereld één grote, vrolijke, bonte ijsbaan.
zondag 18 december 2022
Mijn lievelingsdier: de orang oetan
Buiten is het ijzig koud en vooral gevaarlijk glad. Lopen op
de stoepen is lastig en vermoeiend. Deze week stond ik ’s morgens om zeven uur,
op het station. Het was aardedonker. De trein kwam niet, de kou trok door mijn
botten omhoog. Maar ik was vastberaden op het werk te geraken en dat lukte.
En terwijl op het scherm tweeëntwintig mannen voorbij
rennen, in de warmte van de woestijn, hangt in de jungle mijn lievelingsdier
aan een tak. Het is een grote, oranje, harige aap: de orang oetan. Hij knabbelt
wat op een vruchtje en pakt een groot blad van een boom. Het is tijd om zijn
nest op te gaan maken. Met de bladeren vouwt hij zijn bed, hoog in het woud.
Elke avond een andere plek.
De mensen kennen hem niet, omdat hij zo hoog leeft en zich
in dat ondoordringbare bos verplaatst. Hij is weliswaar geen jaguar wat betreft
snelheid, maar toch hebben weinig mensen hem gezien. Hij is een groot mysterie.
De moeder doet er maar liefst zeven jaar over om haar kind te leren hoe het
moet overleven. Ze leert welke vruchten
je kunt eten en welke niet.
De mensen weten ook niet of en hoe hij contacten heeft met
soortgenoten. Het is een eenzaam bestaan daar tussen de bladeren. Aangezien hij
heel veel op ons lijkt, zou je veronderstellen dat hij zo nu en dan knuffelt
met soortgenoten of berichten uitwisselt.
Hij kent geen kerst, geen mode, geen huwelijk. Hij heeft
vrijwel niets nodig.
Eens nam ik me voor dit prachtige dier in het wild te gaan
bekijken. Dat is mogelijk door een bezoek aan een opvangreservaat op het
Aziatische eiland Sumatra. Maar net op het moment dat ik genoeg had gespaard, kwam ik mijn
geliefde tegen en besloot ik met haar
plannen te gaan maken en mijn eigen voornemens op een zijspoor te zetten. Ik ben een mens en die volgen de
loop van het leven nauwkeurig.
Ik ben met haar wel in een dierentuin geweest, Apenheul, en
daar heb ik een glimp van mijn oranje vrienden opgevangen. Ze zaten er rustig
bij, op de grond, herinner ik mij. Ja, het was niet helemaal zoals het hoort.
De orang hoort in de boom, alleen, altijd zoekend naar een lekker hapje. Een
zoo geeft niet helemaal het juiste plaatje.
De fysieke afstand is ook groot. Gelukkig maar, een
volwassen mannetje kan je gemakkelijk dooddrukken aan zijn machtige borst. Door
die afstand kun je een bijzondere eigenschap van de orang niet goed waarnemen.
Dat is zijn blik. Het wezen heeft een zachte, enigszins melancholische oogopslag,
die tegelijk ook een grote mate van bewustzijn verraadt.
Deze mensaap wordt bedreigd door de bomenkap in het tropisch
regenwoud. De homo sapiens, zijn naaste verwant, vernietigt zijn huis. Waarom?
Voor de aanleg van oliepalmplantages. Oliepalm wordt overal ter wereld door producenten in snoepjes en koekjes gestopt.
We kunnen nog veel over dit dier leren en misschien ook van, want de mens vindt het moeilijk om
alleen te leven in de stenen jungle. De mens voelt zich opgejaagd. De oerwoudbewoner
kan ons duidelijker maken hoe je in je uppie
tevreden kunt zijn met wat de natuur je biedt.
Stel je een leven voor zonder tijd en zonder klok. En zonder
tweeëntwintig mensenmannen die als een dolle achter een bal
aanrennen. Zou jij dat kunnen?
zondag 11 december 2022
Bij de dokter
Ik kom zelden bij de dokter. Ik denk dat ik een echte
zorgmijder ben. Ik denk net als vele andere mannen dat het vanzelf wel over
gaat. Maar soms gaat het niet over. Je weet het: veel mannen van mijn leeftijd
gaan druppelen. En uiteindelijk gaan we allemaal langs de huisarts.
Ik kom zelden bij de dokter. Toen de andere huisarts er nog
was, stimuleerde dat mij niet. Die man kwam ’s morgens binnenrommelen, haren
niet gekamd, jam achter de oren, om kwart over acht. Het spreekuur had om acht
uur al moeten beginnen. Dan dook hij zijn hok in. Je hoorde een hoop lawaai en
je wist dat hij wat kwijt was. Na nog vijf minuten mocht je binnenkomen. Slap
handje bij de deur en dan vroeg hij: ‘Wat zijn de klachten? Hoe lang heb je dat
al?’ Als je antwoord had gegeven keek hij je wazig aan en het leek dat hij
wilde zeggen: wat denk je zelf dat je hebt? Veel vertrouwen in zijn kunde had
ik niet.
Ik kom zelden bij de dokter. Echt gezellig is het er niet.
Het zit in een goedkoop jaren zeventig pand en veel verbouwd is er niet. Alleen
het bord boven de deur is gewijzigd. Een smalle tochtige gang en de assistentes
zitten in een glazen cockpit. Dat doe je mensen toch niet aan? Toen ik voor de
afspraak ging, stonden er twee Chinese mensen aan de balie die een afspraak
wilden maken in het Chinees. De assistente kende nog geen Mandarijn. Dat krijgt
ze er ook bij de hele dag: taalproblemen, dove mensen aan de telefoon,
ongeruste mensen. Mensen die dreigen. Wat een baan.
Nou, dan zit je in de wachtkamer en daar zegt iedereen wel
gedag, maar het lijkt veel op de tandartswachtruimte: er zit geen opera Pietje
in de kamer die een vrolijk liedje gaat zingen. De gezichten staat op stand ‘u
bent uitbehandeld’, terwijl dat onzin
is. De huisarts is geen dokter Mengele. De Nederlandse huisarts luistert naar
u, tenminste, de man die ik nu heb, wel. Maar goed, de ruimte is wel kaal, met
aan de muren wat folders tegen hoofdluis en schimmelvoeten. En een vergeelde
poster tegen het roken.
Bij de huidige dokter voel ik me goed. Een kwieke mijnheer.
Opgewekt kwam hij de wachtkamer in en zocht mijnheer van Berkel. Dat was ik. We
gingen het hok binnen, ik vind het veel te klein. Hij, die aardige man, pakte
zijn bloeddrukband en vouwde die om mijn arm. Ik had thuis eerst de druk laten
meten door mijn vrouw. Het was eigenlijk een grap. Ik dacht: ik laat het eens meten.
Nou, het was verkeerd: te hoog.
En de dokter luisterde en keek ook, net als mijn geliefde en
constateerde hetzelfde: te hoog. Het zou wittejassenstress kunnen zijn. Mijn
moeder heeft dat ook. Ze heeft al diverse bloeddrukmeters vernield. Gewoon uit
elkaar geknald. Feitelijk had ze met zo’n druk niet meer levend kunnen zijn.
Toch ben ik geen echte zorgmijder, denk ik als ik mijn jasje
van de kapstok haal. Ik heb meegedaan aan een onderzoek naar corona en ik
heb mijn darmkanalen laten inspecteren.
En als ik ga druppen en nadruppen, zoals elke rijpere heer, ga ik opnieuw naar
deze vriendelijke dokter die misschien zelf ook wel een vergrote prostaat heeft.
Ik kom zelden bij de dokter. Er zijn wel behandelingen die
me afschrikken: het tuinslang slikken en het van onderen onderzoek, maar ook
het gezellige als saucijzenbroodje in een buis geschoven worden. Je moet er
even doorheen, zeggen ze. Toen ik een kleine jongen was, waren er nog strenge
dokters, met weinig oog voor het cliëntje. Ze droegen een witte jas en ze
hadden koude handen. En dus wilde ik bij zo iemand niet op de weegschaal. Het
werd een lastig ogenblik voor de geneesheer. En voor mij, met tranen.
Ik kom zelden bij de dokter. Ik wandel en fiets veel en ik
heb na de metingen besloten me anders op te gaan stellen. Geen drukte meer over
de hindernissen in het leven. Het leven is nu eenmaal een parcours met plassen
waar je over heen moet springen. Best leuk eigenlijk.
En iedere dag neem ik wat extra groenvoer. Een worteltje,
een radijs, een tomaat. Misschien dat dat helpt de dokter nog minder te zien.
Maar voor wie dit leest: heeft u een vreemde bobbel onder uw huid, een gekke
vlek, een raar kuchje, of bloed op uw bolus, ga er mee naar de man streep vrouw
die ervoor geleerd heeft. Aarzel niet!
zondag 4 december 2022
Het WK voetbal 2022
Het WK speelt in deze donkere dagen, maar buiten merk je daar weinig van. Geen vlaggetjes, geen getoeter, geen oranje vlaggen in de straat. Tenminste, niet in mijn straat. Dit doet me denken aan het WK van 1978. Ook toen, voor zover ik mij kan herinneren, zag je geen oranje op straat en niemand leek er echt mee bezig. Ik was toen elf, dus het is lang geleden, maar dat is wat ik me herinner. Op het schoolplein spraken de jongens erover. Dat was het. Tot ieders verbazing rolde het Nederlands elftal door de rondes tot aan de finale. Op een zondag was dan de allerlaatste wedstrijd. Ik keek die samen met mijn vader in onze flat. Buiten was het erg stil, maar nergens oranje, nergens wilde bijeenkomsten op pleinen. De negatieve berichten uit de dictatuur hadden hun werk gedaan, net zoals ze dat nu doen.
En wij keken naar die wedstrijd die in een grimmige sfeer in
blauw en wit werd gespeeld. Steeds harder werden de overtredingen. Bloed
kleefde aan de truitjes. Voor het Nederlands elftal was het onmogelijk daar te
winnen. Dat is niet gebeurd en dat was ook niet gebeurd.
Tot in de 45e minuut het leer van de bal het
aluminium van de linkerpaal raakte. Beneden ons op de eerste verdieping klonk
gejuich en een bonk. Iemand viel van zijn stoel. Het eindsignaal klonk. de verlenging
kwam,met twee Argentijnse doelpunten. De Nederlandse spelers vluchtten het
stadion uit. Ze vreesden voor hun leven. En daarin hadden ze gelijk. De Argentijnse
hysterie bereikte een kolkend hoogtepunt. Maar hier in Holland werden de
gordijnen dichtgeschoven en er werd bijna niet meer over gesproken, behalve
door voetballiefhebbers.
En nu dan dat kampioenschap in dat zandbakje met bazige
mannetjes. Ik zie de vergelijking met 1978 en ik weet vrijwel zeker dat de
titel al verkocht is en alles is geregeld. Die titel is namelijk voor ons.
Olanda. Want dat is zo’n handig land voor de business, met een prachtige
infrastructuur en ze doen altijd precies wat de sjeik wil. Argentinië,
dat is zo ver weg en je doet er slecht zaken mee. En ze houden niet van eindeloos
theedrinken, hebben ze geen geduld voor. Brazilië, hetzelfde en ze willen niks
met dat regenwoud. Op die plek kun je duizend shoppingmalls aanleggen en
honderd vliegvelden, maar dat willen ze niet. En dan Frankrijk: wil de geroofde
kunst uit de Arabische wereld niet teruggeven. Nee, dan Olanda, met Amsterdam,
waar je altijd een waterpijpje kunt smoken. En daarom gaat de cup naar Olanda.
Messi weet het nog niet, maar hij gaat de wedstrijd niet winnen. Het is al
geregeld in de bestuurskamer en in de kleedkamer. Zelfs de medailles zijn al
gegraveerd.
Zondag 18 december krijgt Oranje in de allerlaatste minuut
van de blessuretijd een penalty. De keeper is ook gefixt, die blijft gewoon
tussen de palen staan. Doodstil. En daarna zal er een feest, een oranje knalfuif
worden georganiseerd. Gesponsord door Qatar uiteraard.