Gene reed weer eens met teveel drank
achter zijn kiezen door de eindeloze hoogvlaktes van Colorado. Het was een
koude nacht en dat maakte het ook niet gezelliger in zijn oude, zwarte Dodge Charger 500.
Naast hem op de bijrijdersplaats lag
Larry met zijn hoofd achterover en zijn mond wijd open, The Star- Spangled
Banner te snurken. Af en toe werden zij door een truckdriver ingehaald. Dan
gleed even wat licht over het doffe gezicht van Gene, de artiest die maar niet
wilde slagen op het podium.
Ook vanavond was het in Villegreen, in
het Parc Theatre, weer een brute ellende geworden, omdat zij de toon niet
konden vinden voor een publiek van veteranenvechters dat misschien liever naar
blonde, vals zingende meisjes was komen kijken. In de pauze van de act hadden
zij dan ook veel te veel gedronken en in het tweede deel waren zij na drie
nummers met elkaar op de vuist gegaan.
Larry had daarnaast ook nog eens:
‘Stomme boeren, ik fuck liever met jullie koeien, dan met jullie wijven!’
geroepen en toen waren de luisteraars het podium opgeklommen en werden de
gitaren gevierendeeld. Ook het gordijn werd van de wand gerukt. Het werd net
zo’n bende als in de Amerikaanse vrijheidsoorlog en de sheriff moest er aan te
pas komen. Op voorwaarde dat zij nooit meer terugkwamen, mochten zij het dorp
verlaten.
Nu
gromde hun wagen over highway 287, naar Denver, waar zij hoopten hun
roes uit te kunnen slapen. Gene wilde rust aan zijn kop. Hij had een appje
gekregen van Nancy dat zij het uitmaakte, omdat hij alweer zijn belofte niet na
was gekomen. Die belofte hield in dat hij met haar naar een huis in de staat
New York zou gaan kijken en een fatsoenlijke baan zou gaan zoeken. Dat waren
dus twee beloftes in plaats van één.
De radio speelde het nummer cocaine blues van Johnny Cash. In de
verte waren de donkere schaduwen van de Rocky Mountains te zien. De weg was
eenzaam, donker en gevaarlijk door het saaie karakter. Gene was ervan overtuigd
dat hij en Larry met hun laatste opnames een absoluut prachtig album hadden
geproduceerd, - de kenners waren daar ook van overtuigd-, maar hun karakters
waren zo grillig en zo koppig. Kon het leven toch gemakkelijker zijn. Kon hij
maar toegeeflijker zijn en de drank laten staan. Vooral dat laatste. En dan
Larry, die bij vlagen briljante musicus, die verleden week nog met zijn Ford dwars
door het tuinhek van de buren was gereden.
Toen hij zo in gedachten verzonken over
de weg reed, werd hij plotseling ingehaald door een misdadig hard rijdende
auto, die slipte, tegen een boom reed en in de brand vloog. Waarschijnlijk was
het een Pontiac GTO. Gene remde uit alle macht en wist de auto veilig aan de
rechterkant van de weg tot stilstand te brengen. Zelfs Larry werd wakker.
Hij pakte een verouderd blusapparaat
uit de achterbak en probeerde de verongelukte Pontiac te blussen. Daarin
slaagde hij redelijk, hoewel hij zoiets nog nooit gedaan had. Het vuur doofde
en Larry riep: ‘Er zit een man in, haal hem eruit!’ Gene deed het linker
portier open en trok de vent eruit. In de rest van de auto zaten geen mensen
meer. Larry wees hem op de lichamen die naast de wagen lagen. Hij bekeek ze en
constateerde dat ze verkoold en dood waren. ‘Ze leven niet meer Larry,’ zei hij
teleurgesteld.
‘En wat nu Gene?’ vroeg Larry. ‘De
politie bellen?’
Gene dacht even na. ‘Dan denken ze dat
wij het hebben gedaan,’ zei hij somber. Larry knikte stom. Wat was Gene toch
een intelligent man. En ze hadden ook nog stevig gedronken, dat maakte hun zaak
er niet beter op.
Ze besloten de
enige overlevende in hun Dodge te hijsen en hem ergens achter te laten. Man,
wat was die kerel zwaar en behaard. Het leek wel een aap. Maar ze waren te
dronken en te aangeslagen om er goed over na te denken.
Zo reden ze door de nacht, al
piekerend en pratend wat ze nu moesten doen. Gene wilde de vent bij zijn moeder
onderbrengen.
Hij parkeerde de auto voor het huis
van mama, waar hij tijdelijk weer was gaan wonen en keek naar het slachtoffer
op de achterbank.
Zijn ogen en die van Larry werden
groot als schoteltjes, want op de bank lag iets te slapen. Het was harig, het was
groot, maar het was beslist geen mens: het was een aap, een reusachtige aap.
‘Het lijkt wel een aap,’ slikte Larry. ‘Sukkel,’ siste Gene. ‘Het is een
aap.’ De aap leek niet veel zin te
hebben in wakker worden.
‘Wat doen we nu Gene?’ beefde Larry.
‘Ik denk dat het een gorilla is. Het beest gaat ons vermoorden.’
Larry pakte zijn Winchester rifle 22, om
op het dier te schieten, maar het schot dat hij loste, ging wel door de auto,
maar miste de aap. Het dier werd reusachtig boos en angstig en ging achter
Larry aan. Hij pakte hem beet en smeet hem tegen de aanpandige garagedeur. Larry
bleef roerloos liggen. Gene wist zeker dat hij morsdood was. En dat als hij
niet weg zou rennen, hij het volgende slachtoffer zou worden. Daarom rende hij
weg, maar hij hoorde het beest achter hem aankomen en daarom liet hij zich dood
neer vallen. Dat hielp, de aap snuffelde aan hem en trok hem bij zich. De aap
begon hem te strelen. ‘Good guy,’ zei Gene en hij probeerde vriendschap te
sluiten. ‘Kom mee,’ zei hij. Hij liep naar de auto en de aap liep gedwee mee.
Stapte zelf in de wagen, alsof hij dat zag als zijn nest, als een schuilplaats.
Gene reed met hem weg en bedacht dat
hij misschien in een zoo thuishoorde. Hij reed naar de dichtstbijzijnde stad en
volgde de borden: Denver zoo. Maar bij een kruispunt werd hij aangehouden door
een motoragent. De man scheen in de auto en keek wantrouwig. ‘Wat doet u hier
in the middle of the night met een aap in uw auto?’
‘Wij zijn artiesten sir,’ verzon Gene.
‘Die werken altijd ’s avonds en ’s nachts. Het zijn echte nightbirds. Ook
Elvis, een goede kennis van me, zag je nooit voor elven ’s morgens.’ Gelukkig
was de man een fan van Elvis. ‘Maar wie is hij dan?’ Hij wees op de aap. ‘’Dat
is Larry, we hebben een act met een aap. Ik bedoel: Larry is verkleed als aap.
In het nummer danst hij.’
De agent vertrouwde het nog steeds
niet en hees zich naar binnen. Hij stompte de aap hard op de ribben met de
achterkant van zijn pistool. De aap legde zijn enorme armen om hem heen en
knuffelde hem dood. Letterlijk. Gene trok de dode agent uit de auto en legde
hem naast de motorfiets. Dat was dode nummer twee. Hij wist niet meer wat te
doen. Het dier vermoordde de halve provincie. Hij moest hem dumpen bij de zoo,
al wist hij niet hoe hem uit de auto moest krijgen. Hij ging linksaf. De aap
sliep verder. Daar zag hij in de verte de dierentuin.
Maar eerst werd hij klemgereden door
een bende van vier mannen met machinepistolen. Gene draaide het raampje open.
‘Waar is de shit?’ hijgde de oudste van
het stel. ‘Maak de kofferbak open.’ Daarin lagen alleen gesloopte gitaren. De
mannen braken de gitaren open. Er zat geen stuff in. Ze zeiden dat ze Gene dood
zouden gaan maken. Gene zei dat hij de shit verstopt had bij de zoo. Ze
geloofden hem niet. Reden achter hem aan. Bij de zoo stapte hij uit. Daar was
de politie aan het zoeken naar een ontsnapte aap. De criminelen schoten het eerst
op de agenten. Het werd een vuurgevecht. Hij reed hard achteruit en smeerde
hem. Met de aap achterin. Het dier was doodsbang en deed zijn armen voor zijn
ogen.
Zo scheurde hij over de hoogvlaktes van Colorado.
Voortdurend keek hij in zijn spiegel. Hij maakte veel omwegen. Ging wegen in
die hij nog nooit genomen had. Uiteindelijk stopte hij bij zijn moeder. Kensingtonroad
44. Hij hoorde niets achter zich. Mi
sschien was hij veilig.
sschien was hij veilig.
Mama kwam op hem af. ‘Er was een
motoragent hier,’ zei ze, ‘die zei dat jij een verklede man in de auto had. Dat
zou Larry zijn, maar dat kan niet, want die zit nu bij me aan de thee. Hij is
heel erg geschrokken. Gene gaat het wel goed met je? En wie is die man in de
auto?’ ‘Dat is een aap, mama,’ zei hij.
‘Gene, je gaat naar binnen en je gaat
je schamen.’ Hij was moe van het fucking gedoe en wilde slapen. Hij liet de aap
achter in de auto.
Die nacht sloop hij het huis uit. Hij
was bang dat zijn moeder het zou horen. Larry lag weer hard te snurken op de
bank in de voorkamer. Hij liep op de koelkast af en haalde er tomaten, een
struik selderij en een biefstuk uit. Zou een aap dat lusten? Het beest moest
toch wel honger hebben. Voorzichtig liep hij op de auto af en keek naar de aap.
Die keek naar hem. Hij was vriendelijk. Het dier stak zijn enorme poot uit en
streelde Genes hand. Gene voelde zich warm worden door zijn geste. Hij pakte de
tomaten, de selderij en de biefstuk en legde ze voor het dier neer. De gorilla
pakte alleen de selderij en begon uitgebreid te knagen.
‘En nu dan?’ vroeg Gene hardop. ‘Wat
moet ik nu doen? Ik wil niet dat ze je doodschieten. Je moet toch ergens
vandaan komen en bij iemand horen.’ De aap keek hem aan, het leek wel of hij
huilde. Hij knorde zachtjes. ‘Dus, wat moet ik met je?’
Hij stapte in en reed weg. Misschien
kwam hij zo op een idee. Hij reed kilometers en kilometers door. Het werd
ochtend. Hij kwam in een klein dorpje, Wascontin, en kocht bij een vroege groentenboer een kilo
selderij.
Hij reed verder. Stopte in de
woestijn. Langs de kant van de weg zag hij een oude hut, waarschijnlijk van een
goudzoeker geweest.
Hij bekeek de hut, zocht in de auto
naar gereedschap en begon te timmeren
tot het tegen de middag weer op een goede schuilplaats leek. Hij legde de
lekkernij in de deuropening en de aap volgde gedwee. Dat verbaasde Gene wel.
Dat de gorilla nog zo mak was. Hij vermoedde dat er iets gebeurd was met het
dier. Dat ze – wie dat ook waren geweest- hem verdoofd hadden.
In de hut was geen slaapplaats. Met
wat jute zakken maakte Gene een plek voor hem en zijn nieuwe vriend. Hij
verbeeldde zich dat deze vriendschap hem eindelijk de genegenheid zou geven
waar hij al zo lang op had gewacht.
Hij wist nog steeds niet wat hij
moest. Ze zouden hem arresteren vanwege het molesteren van een agent en het
kidnappen van een aap. Was dat strafbaar? En wat wilde hij eigenlijk in zijn
leven? Die vraag kwam bij hem boven. Nu hij hier zo alleen was met zijn vriend,
begon hij daar aan te denken.
Hij zat naast de aap. ‘Ik noem je
George,’ zei hij. ‘Wat vind je daarvan?’
George krabde aan zijn kont en knorde
zachtjes. Zo zaten ze naast elkaar. Gene voelde geen angst meer. ‘Zal ik voor
je zingen?’ zei hij. Hij pakte zijn gitaar en zong:
So, if you see me walking all alone
Don't look back, I'm just on my way back home
And there's a train leaves here this morning
And I don't know, one I might be on
De aap leek het een leuk liedje te vinden. Gene
glimlachte. ‘Ik zie dat je het mooi vindt. Doet me goed, vriend. Er zijn veel
mensen die vinden dat ik dikke shit maak. Maar dat is niet zo. Het zijn echte
liedjes. Ik schrijf uit mijn ziel. Dat snap jij wel, hè?’
Plotseling stak George langzaam zijn enorme
klauw uit. Gene legde zijn hand erop en liet hem erin rusten. Het duurde zeker
wel vijf minuten. Maar nu wist hij zeker dat hij er een echte vriend bij had.
Mensen, dat was poep. Maar bij zo’n dier, die kon niet liegen, dat was puur en
echt. Het gaf hem een gloedvol gevoel in zijn borst om eindelijk een echte
vriend te hebben, die hem niet zou bedriegen.
Omdat hij zo dacht, had hij niet in de
gaten dat George met de minuut ongelukkiger werd. Het dier leefde in een veel
te kleine ruimte, zonder zijn soortgenoten en voelde zich eenzaam en in de
steek gelaten. Hij trok zich terug in een hoekje en sloeg zijn armen om zijn
enorme lijf. Ook raakte de verdoving die hij voor zijn ontvoering had gehad,
langzaam uitgewerkt en werd hij weer zijn oude zelf.
Hij zag Gene als de aanstichter van
zijn ellende en die had dat, verblind als hij was door zijn nieuwe
geluksgevoel, niet in de gaten.
De muzikant stapte in zijn Dodge en
reed naar een dorpje. Daar sloeg hij in de lokale supermarkt 5 kilo andijvie, 3
kilo selderij en een kilo blauwe bessen in. Ook vergat hij zijn eigen bier
niet. Twee liter, dat moest genoeg zijn om de hete dag door te komen.
Omdat hij vermoedde de nacht door te
moeten brengen in de hut, kocht hij in een verdacht zaakje van een sjacheraar
twee grote gebloemde dekens en twee
kussens. Hij aarzelde even bij de wapenshop, maar hij besloot geen pistool te
kopen, omdat de politie hem dan op het spoor zou kunnen komen. Misschien moest
hij zijn auto ook verkopen of inruilen voor een ander exemplaar.
Hij reed tevreden terug naar de hut.
Af en toe stopte hij aan de kant van de weg om te zien of hij niet gevolgd
werd.
Uiteindelijk parkeerde hij voor de
hut. Hij zette de boodschappen neer en riep: ‘Hallo, ik ben thuis!’ Alsof daarachter zijn nieuwe verloofde zat.
Hij duwde tegen de deur, maar die ging niet open. Hij duwde nogmaals. Hij keek
door het kleine, smerige raam wat er aan de hand kon zijn en zag toen dat
George tegen de achterkant duwde. Het dier was angstig, gefrustreerd en wilde
niemand meer zien.
Gene sprak hem aan: ‘George doe je de
deur open?‘ De aap gaf geen krimp. Gene
trapte tegen de deur. ‘George, doe open!’ schreeuwde hij. De aap liet een
geluid horen. Het leek wel op huilen en het was de eerste waarschuwing van een
enorme woedeaanval. Gene schopte nogmaals tegen de deur en toen had het dier er
genoeg van.
Hij hees zich omhoog, smeet de deur
opzij, of het een papiertje was, en brulde en krijste tegen Gene. Gene schrok
en gaf hem een klap.
George beukte terug en brak de arm van
Gene. Gene begreep dat het nu echt verkeerd was en rende terug naar zijn auto.
Gelukkig maar dat George besloot eerst de hut volledig plat te gaan stampen. Dat gaf Gene de gelegenheid in zijn
auto te ontkomen.
.
Onderweg, in de woestijn, werd de pijn
aan zijn arm onverdraaglijk. Hij kon niet meer verder. Stapte uit. Liep rond.
Het werd donker.
Hij dacht steeds aan zijn vriend. Het
dier zou kunnen verhongeren zonder zijn groentes. En hij, de geniale musicus, zou hier
bezwijken en opgegeten worden door de gieren en de restjes waren voor de coyotes.
Hij hoorde een auto stoppen. Hij rende kermend weg en probeerde zich achter een
rotsblok te verstoppen, want het was of de politie, of het waren de
misdadigers. In beide gevallen zou hij het niet na kunnen vertellen. Hij hoorde
voetstappen op hem afkomen.
‘Dit zijn mijn laatste
ogenblikken,’ dacht hij. Hij zag zijn leven aan hem voorbijtrekken. Hij zag zijn
vader, de dronken dominee die hem altijd sloeg, ook al had hij niets gedaan.
Hij zag zijn lieve tante, die hem een gitaar gaf voor zijn tiende verjaardag.
Maar toevallig was het een dierenarts.
Een jonge vent met een gebruind gezicht en een rode snor. Gene legde hem kermend
uit dat hij een aap verborgen hield. Hij zei erbij dat hij het eerst niet wilde
vertellen, maar nu kon hij het niet meer tegenhouden. Hij zei er ook bij dat
hij bang was om straf te krijgen voor het beschadigen van de agent. De
dierenarts zweeg lange tijd. Hij zei: ‘Ik ga proberen het dier te verdoven. Dan
kan hij daarna eventueel in een groep geplaatst worden.’
Hij bracht eerst Gene naar een
mensendokter in Wasconsin en reed daarna naar de plek waar de aap zou moeten zijn.
Het viel niet mee het dier te verdoven. Het maakte veel spektakel tussen de
hutresten. Een bevriende sheriff leidde hem voorzichtig af door met zijn armen
te zwaaien en Jeffrey Wild, de dierenarts, blies. Langzaam zakte arme
George in elkaar. Andere
politieagenten hielpen hem in de wagen te sjouwen. Hij was sterk vermagerd en
er slecht aan toe.
De dierenarts bezocht daarna Gene in
het lokale hospital. Diens arm was op drie plaatsen gebroken en onder narcose
weer in elkaar gezet. Gene had angstig aan de dokter gevraagd of het weer goed
zou komen en hij nog gitaar zou kunnen spelen. De dokter had hem gerustgesteld.
‘Het komt goed,’ zei de man, die uit Nigeria kwam en nog tropenarts was
geweest.
Maar Jeffrey Wild keek Gene nog een
keer serieus aan.
‘Ik adviseer je niet bij je vriendje te gaan
kijken,’ waarschuwde hij, ‘want hij ziet jou niet meer als vriend.’
Gene geloofde dit niet. Hij was van
het beest gaan houden en geloofde nog steeds dat het ook andersom zo was.
De maanden vergleden. Gene kon door
een goede, bevriende advocaat met moeite worden vrijgepleit voor het geweld
tegen de agent. Larry was ook weer helemaal hersteld en ze maakten weer plannen
om een nieuwe plaat te gaan maken. Ze hadden zelfs een optreden vlak bij de
dierentuin in Denver waar George naar toe was gebracht.
Toen ze daar reden zei Gene tegen
Larry dat hij nog even wilde kijken bij zijn vriend. Larry vond dat geen goed
idee. ‘We hebben een afspraak met de fanclub, Gene,’ protesteerde hij.’ Wees blij
dat we nog fans hebben. ‘Ach wat, jij altijd,’ zuchtte Gene. ‘Ik blijf even
tien minuten weg, ok. Wacht hier even.’
Het was een doodgewone dinsdagmorgen, het
had licht geregend. Gene stapte door de dierentuin. Het was net na half tien
toen hij het apenverblijf binnen ging. Hij hoefde niet lang te zoeken naar zijn
beste vriend. Die zat op het gras met zijn rug naar hem toe. Er waren nog een
aantal apen die nieuwsgierig toekeken naar de drentelende buren: een leeuw en
twee leeuwinnen. Zij zouden zo eten krijgen. Hun magen rommelden.
Een aantal getuigen, waaronder een
ouder echtpaar uit New York zagen Gene over de omheining stappen, door de
gracht zwemmen en eenmaal op het eiland, rustig naar de enorme aap slenteren.
Hij maakte volgens deze getuigen zachte geluiden om het dier niet aan het
schrikken te maken.
De aap schrok ook niet, volgens hen,
maar hief zich wel op. Zijn zilveren rug klom in het ochtendlicht. Gene stapte
dichterbij en nu zou, weer volgens deze getuigen, de aap zijn twee armen hebben
uitgestrekt, Gene hebben beetgepakt en hem hoog hebben opgetild. Bezoekers
zouden dit hebben gefilmd. Sommigen besloten de bewakers te gaan waarschuwen.
Men hoorde krakende geluiden, mogelijk
brak de aap de net genezen arm van de man. Helemaal niemand had verwacht dat
het dier daarna de man naar de omheining zou dragen om hem boven het terrein
van de leeuwen te hangen. Gene gilde. ‘Laat me los, laat me los, George!’ gilde
hij. De bek van de grootste leeuw hing tien centimeter onder zijn linkerschoen.
Met zijn klauw sloeg hij de schoen van de voet. Bezoekers zagen hem even kauwen
op het leer. Hij vond het zo vies, dat hij wegrende.
Ook de andere leeuwen renden weg. De
aap tilde Gene weer omhoog en zette hem naast zich neer. Camera’s flitsten. ‘Dank
je George,’ fluisterde Gene. ‘Dank je, het ga je goed.’
Langzaam liep hij achteruit en zwom terug. ‘Ik
hou van je!’ riep hij nog, maar George verdween achter een struik zonder gedag
te hebben gezegd. .
Gene was na de gebeurtenissen, lang
depressief en angstig. Het werd zo erg dat hij een tijd in een mental hospital
moest worden behandeld. In de kliniek schreef hij nog een aantal meesterlijke
nummers. Hij verbrak de werkrelatie met Larry en weigerde om op te treden.
Maar Jeffrey bleef hij wel zien. Hij werkte
vrijwillig bij hem in de dierenkliniek. Maakte de spreekkamer en de hokken
schoon en nam de telefoon aan. Ze werden echte vrienden. Gene was trots dat hij tenminste een goede vriend had, een
vent met een hart van goud.
Op een avond keken ze samen in de keuken televisie. Er was
een luchtig programma over bijzondere zaken uit het land. ‘Deze keer nemen wij
u mee naar de dierentuin van Denver, want daar
is iets bijzonders.’ Er stond een verslaggever naast een oppasser. ‘We
staan hier bij de apen,’ zei hij. ‘Kunt u vertellen wat er is gebeurd?’
‘Wel,’ zei de man. ‘Ik was hier bezig
met het voer te verdelen toen onze grootste zilverrug, de gorilla, plotseling
geluiden begon te maken. Het leek wel of hij begon te zingen of zoiets. Ik heb
snel mijn telefoon gepakt en het opgenomen. Hier luister: ‘so if you see me walking all alone, don’t look back, I am just walking
on my own..’ Je zag de lippen van
het dier duidelijk bewegen.
‘Juist,’zei de verslaggever.’ Ik hoor
het nu ook. Ongelofelijk. Dat moet wel een wonder zijn. Hoe is dat mogelijk?’
‘Daarna hield het op,’ zei de oppasser
en ik heb hem ook niet meer horen zingen.
Gene en Jeffrey keken ademloos.
‘Hij wil laten weten dat het goed met
hem gaat,’ zei Jeffrey.
Gene knikte. ‘Eens. Hij is geweldig.’
‘Biertje?’
“Een sapje, ik drink niet meer Jeff.’
En ze gingen naar buiten, sloegen
elkaar op de schouder en keken gemoedereerd naar de sterren, die fonkelden
boven hun levens en de mysterieuze Rocky Mountains.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten