Pipa en Youssouf naar AZ'67
Ik
heb niet veel vrienden gehad. Ik ben een harde. Maar Youssouf was een vriend.
Niet helemaal goed, aan een kant doof en zijn hart zat aan de verkeerde kant.
De dokter had nog nooit zoiets gehoord. En de jongen noemde me pipa, hij stal
mijn hart deze kerel. Ik ontmoette hem de eerste maal in de schoenmakerij waar
hij mijn schoenen, maat 47 repareerde. Langzaam, maar secuur. Pipa schoen? en
liet dan steevast een roze hoerenschoen zien met een hak van tien centimeter.
Altijd dezelfde gein. Ik nam een leren bal voor hem mee en we voetbalden. Ik
met lange jas, hoed en glimmende herensouliers. Hij schopte die bal door de
ruit van de zeurpietkaaskophandelaar. Mooie ster erin. En op zondag reed ik
voor op mijn nieuwglimmende herenfiets, de zaken gingen goed, en dan stapte hij
achterop. We reden over de Westerweg naar AZ’67 in de Hout.
-
Ik veel
doelpunt maak, zei hij brullend.
-
Jij geweldig
Yous, imiteerde ik hem. Hoeveel?
-
Tienduizend.
-
Tienduizend is
meer dan Wim van Hanegem Yous. Knap hoor, jij komt in het Nederlands elftal.
-
Ja,ja, heel
goed, heel goed,’ schreeuwde hij en hij viel weer eens van de fiets.
Ik
mis hem nog elke dag. Ik heb nooit kinderen gehad. Hij was mijn zoon. Zo heb ik
nog nooit van iemand gehouden. En in de wedstrijd een warme worst en daarna een
reuze zak friet halen op de Voordam. Ik leverde hem weer gillend af bij de
voordeur van de schoenmakerij. Hij deed de doelpunten na, zelfs als we die
tegen hadden gekregen.
Op
die zondag in januari, 18 jaar geleden, hij kwam niet. Ik stond klaar met mijn
hoed en mijn jas en de fiets. Geen Youssouf. Niemand wist waar hij was. Zijn
vader Ahmed wist het niet, zijn drie broers en twee zussen niet, op de school wisten ze het
niet. Politie deed niks. Ik werd gek. Heb de hele stad afgezocht, ieder hoekje,
straatje, op zoek naar een spoor. Nergens. Een detective wist het uiteindelijk
op te lossen. Hij lag in de achtertuin van zijn neef. Gat in zijn kop. Ik weet
niet waarom.
Ik
ben al jaren gepensioneerd van de effectenbusiness, maar ik zie hem nog elke
dag voor mij. Die lach van oor tot oor, die rij scheve tanden, die veels te
lange armen. Ik heb hem laten begraven op mijn kosten. Op het graf heb ik een
roze hoerenschoen laten zetten en een bal, allebei van dezelfde kunstenaar.
Kijk, daar ligt ie. Ik heb niet veel vrienden gehad. En met hem kon je zo
lachen, wat? Dat mis ik echt. Want met
wie kun je nu aan een stuk door lachen? Dat zou de wereld een stuk leuker
maken.
Dirk
(78)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten