zaterdag 26 september 2015

De loodgieter, het mysterie van de toiletpot


Ik leg het de loodgieter nog eens uit. De man, een sympathieke grote vent, zit op zijn knieën en schijnt met zijn telefoon in het toiletreservoir. ‘Dus hij loopt door,’ zegt hij. ‘Dat klopt,’ zeg ik. ‘Maar het gekke is dat als je beneden doortrekt, of een kraan opendraait, dat het hierboven dan gaat lopen.’  Hij denkt even na, en zegt: ‘Dat kan niet.’  Anja komt erbij, zij vertelt hetzelfde. Het reservoir leegt zich soms ook weleens vanzelf. ‘Dit heb ik nog nooit meegemaakt,’ zeg hij. ‘En nogmaals: het kan niet.’  Nou, hij ging het bij zijn collega’s navragen. Ik heb het al over het spook van de toiletpot.  Toch voel ik hier nooit een koude tocht langstrijken. Slechts een keer heb ik iets vreemds meegemaakt en dat was met de sleutels van de brievenbus. Ik heb er twee en ze waren plotseling allebei weg. En plotseling lag de ene weer op zijn plek en de ander vond ik bij de deur van de schuur, een paar meter van de brievenbus. Vooral die laatste vindplaats vond ik heel vreemd. Mijn zoon kan niet bij die sleutels. En verder vreemde dingen? Ja, ik ben eens bij iemand geweest waar de plafondlamp plotseling heen en weer ging. En ik heb ook wel rare lichtverschijnselen gezien. Daarover een andere keer. Nee, ik hecht alleen waarde aan de wetten van de fysica. Al het andere is niet bewezen, al is het wel leuk om erover te filosoferen. Misschien komt de loodgieter binnenkort met een verklaring.  

 

  

vrijdag 25 september 2015

De lezende kabouter




Er was eens een kabouter die een boek las. De kabouter zat heerlijk in het zonnetje voor zijn paddenstoel en hij glimlachte. Een bolle grijns trok over zijn rode wangetjes. Plotseling klonk daar de schelle stem van zijn vrouw. ‘Knook, ga de eikeltjes halen voor het eten. Ik ga over een uurtje koken! Ga, nu!’ Met een zucht legde kabouter Knook het boek neer en ging naar het bos. Hij stak links af, klom over een hek, zwom door een plas en kwam aan bij een grote eikenboom. Daar zat een vogel met een zachte ‘G’, het was een Vlaamse Gaai. ‘Zeg,’ zei de vogel. “Maak dat je wegkomt, de eikels die hier liggen zijn voor mij!’ ‘O nee!’ riep de kabouterman geschrokken. ‘Een buizerd!’ En hij wees met een trillende hand naar boven. Daar cirkelde een hele gevaarlijke roofvogel met die zin had in een kabouterhapje.  “Wegwezen!’ Hij dook de struiken in en de Vlaamse Gaai kraste: ‘Neem je kaboutermoeder in de maling!’ Maar op hetzelfde moment daalde de rover en met zijn enorme klauwen greep hij de
Gaai die nooit meer werd teruggezien. De kabouterman propte nadat hij was bekomen van de schrik, snel de eikels in zijn jasje en  rende naar het paddenstoelenhuisje. “Je bent laat!’ klaagde de vrouw. “En kijk je jasje eens..allemaal groene vlekken erop.. vertel op..wat heb je gedaan onderweg?’ ‘Ik …ik..’ stamelde de kabouter. ‘Niks..gewoon..’ ‘Nou wegwezen..’ gebaarde de vrouw en daar was hij best blij mee, kon hij tenminste zijn boek gaan lezen. Plotseling kwam er een kabouterkindje met vlechtjes op hem afgerend. Ze had rode oogjes van het huilen en de tranen gleden over haar wangen. ‘Mijnheer Knook,’ snikte ze. ‘U moet me helpen! Mijn mama Geertje zit vast in een Muizenval! Komt u toch gauw mee!’ Kabouter Knook legde zijn boek met een zucht weg en rende achter haar aan zo snel als zijn vijfhonderd jaar oude beentjes hem dragen konden. En bij de vlierbessenstruiken, die bij een open plek in het bos stonden, zag hij het: Tante Geertje lag met haar armen en benen wijd, in het ijzer van een klem die voor een konijn was bedoeld. ‘Help! Knook, help me!’ riep ze woedend.
‘Haal me hier uit..’ ‘Ja, ja, ja,’ mopperde de kabouterman. ‘Maar hoe?’ Hij probeerde aan de ijzeren pin te trekken die om de nek van het vrouwtje zat.
Maar dat ging niet, het zat muurvast. ‘Het wordt zagen, Geertje,’ merkte hij somber op. ‘Ik zal een zaag moeten halen.’  Hij rende terug naar zijn paddenstoel en uit de werkplaats haalde hij een ijzerzaag, die al eeuwen goed dienst had gedaan. Hij kwam terug bij Geertje en begon te zagen. Wat duurde het lang..zijn handen begonnen pijn te doen, het zweet gutste langs zijn baardje, hij had dorst, maar moest doorgaan. Maar eindelijk…daar zaagde hij het laatste stukje door en was Geertje bevrijd! Ze omhelsde hem en snikte: ‘Dank je lieve Knook, wat ben je toch een schatje, hoe kan ik je ooit bedanken?’ ‘Graag gedaan,’ zuchtte de kabouter. Hij pakte zijn zaag en liep terug naar de paddenstoel. Toen hij aankwam bij de paddenstoel krijste zijn vrouw: ‘Waar heb jij gezeten?’ ‘Ik heb eh..’ stamelde hij.  Zij sloeg hem met een deegrollertje op zijn kabouterbillen. ‘Au! Au!’ riep hij. ‘Ik heb Geertje gered..’
Maar zij luisterde niet en schreeuwde: ‘En je boek heb ik in het vuur geworpen om de eikels te kunnen koken. Het brandde goed kan ik je zeggen,’ zei de vrouw. Maar dat was helemaal niet waar, want zij had het boek verstopt in een kast en de sleutel om haar nek gehangen. ‘Nee, grapje,’ zei ze op valse toon. ‘Je krijgt het boek terug als je nu het hele huisje verft, een nieuwe ladenkast timmert, de schoorsteen schoonmaakt en de tapijten uitklopt. ‘Okee lieverd,’ zei de kabouterman. ‘Is goed schat!’  En hij ging aan de slag. Het duurde de hele dag en de hele nacht. Nu kon hij eindelijk gaan lezen. Hij kreeg het boek terug en zocht naar het laatste, spannende hoofdstuk. Maar toen hij begon te lezen voelde hij dat zijn oogleden zwaar werden en zwaarder en ze vielen dicht. Zijn vrouw vond hem met zijn hoofd gebogen over  de laatste bladzijde. Hij was in een diepe slaap. ‘Zie je nou wel dat lezen niks an is,’ zei ze. 

donderdag 24 september 2015

Bas Jan Ader en Ger van Elk galerie Grimm Amsterdam


Expositie Bas Jan Ader en Ger van Elk
Plaats: galerie Grimm Amsterdam
24 september 2015

Een museale tentoonstelling van twee overleden kunstenaars. Een witte ruimte, met films, video’s en foto’s uit het begin van de jaren zeventig. Georganiseerd door galerie Grimm met op de achtergrond een strijd tegen museum Booijmans van Beuningen van de voormalige echtgenote van Bas Jan Ader. De kunstenaar die verdween tijdens zijn kanotocht over de oceaan. Zij eist de films terug die juist zij maakte toen haar man met een fiets in de gracht reed en van het dak sprong. De andere exposant is Ger van Elk. Zijn werk is minstens zo verbazingwekkend, maar wel iets humoristischer. Zo liet hij zich op straat fotograferen met een leverworst op zijn rug. Ontroerend is het jongetje achter de deur. Ik zal er verder niet teveel over zeggen, maar als je je wilt verbazen over of ergeren aan de moderne, conceptuele kunst dan is het een goed idee om even aan te bellen bij de galerie in de Frans Halsstraat in de Pijp.


www.grimmgallery.com 
 

maandag 21 september 2015

Mijn hond Joost

Ik liep vroeger graag met mijn hond Joost, een kooikerhondje met een grote pluimstaart langs de velden achter ons huis. Daarop werden kolen verbouwd. Witte kolen, groene kolen, noem maar op kolen. Nu staan daar jullie huizen, in de polder. Vanuit het zolderraam van mijn kamer had ik er goed zicht op. Mannen die op hun hurken in het veld zaten, langzaam de kolen toesprekend dat ze goed moesten groeien. Mooi gezicht. Ik liep daar vaak met mijn hond Joost, toen hij nog niet bang was. Op een dag ontmoette hij daar een oude dame op rollerskates, met stokken. Dat werd hem teveel, een oude dame op skates. Ik kon er wel tegen, hij niet. Maar toen hij het nog wel durfde rende hij eens plotseling naar de bosjes. Daar trof hij de blote billen van een mijnheer. Hij snuffelde eraan. Interessant artikel. Hij likte ook nog. Ik riep hem, in paniek. De man werd bij zijn primula vastgehouden door een dame. 'Joost!' riep ik. Dat hielp niet, hij luisterde nooit. Ik trok hem aan zijn staart weg. De mijnheer en de dame lachten beleefd. Ik draaide me geschrokken om, hondje aan de lijn. Hij begreep het niet. Het was puur natuur, net als de kolen, baasje.  Ik mis die wandelingen wel, nu hij allang in de hondenhemel is.

zondag 20 september 2015

Kinshasa in de ochtend meester Samuel wacht op de leerlingen



Samuel, met je huid zwart als de olie van mijn auto, zo maakt zijn zwager grappen over hem. Hij ziet hem toevallig langs toeteren in de wagen die uit drie andere wagens is gemaakt. Twee Volkswagens en een Renault. Op zijn oren heeft de zwager een headphone, ook zonder is hij het grootste gevaar in het Afrikaanse verkeer.
Samuel legt de brief terug op zijn versleten bureau. Als straks de kinderen komen, zal hij hem in de la stoppen en de sleutel desnoods inslikken.
Kinshasa ontwaakt moeizaam, elk ochtendgloren springen de seinen op groen voor de treinen van overleven. Velen zullen het avondrood niet beleven. En hij kan gaan. Hij, Samuel, 45 jaar oud, directeur van een school, kan gaan. Al heel lang schrijnt het en ik wil, ik wil, maar ik sta de pijn toe. De pijn vertelt mij dat jij er bent. Al heel lang. Jij met je blauwe ogen, blauw als het water van de Congo River, je beknelt mijn zenuwuiteinden.
Een schot over de rug van de bergen. Elke dag een dode. En daar dan, daar in de USA, woedt ook een oorlog, in de straten van de rijken. Elke dag. Wie kan zomaar zijn land verlaten? Zijn vader dat berichten en de man uiteen zien vallen als een brood dat te lang op de plank heeft gelegen. Zijn vrouw het vertellen, ze zal breken als een steen. Alicia, het is mijn schuld. De school, de buurt, het land, hij zal een verrader zijn. Het is waar, hij is een verrader van alles wat hem lief is. Dat maakt hem boos. Maar kun je boos zijn op een verleider? Iemand die je vraagt de oversteek te wagen? Te verdrinken?
Samuel staat naast het grote raam. Alles is te zien, de huizen, de vervuilde, arme mensen die kruipen naar hun werk.
De stem van de sirene is niet te zien. Onzichtbaar als radiogolven in de ether. Niemand zal het weten. Hij kan gaan of niet.
De bel gaat. Alicia staat achter hem. Hij draait zich om. Ze kijken naar de brief. Hij opent zijn mond en zijn lippen vormen een antwoord. Ze hoort het niet. Een tochtstroom tilt de brief op en doet hem waaien naar haar toe. Ze pakt hem van haar linkervoet. Ze ziet alleen de achterkant. Een afzender voorzien van een miniscuul portret. Een blonde jongeman.
Ze doet de deur voor mijn neus dicht. Ik hoor geen stemmen. De kinderen trekken me mee naar mijn lokaal. 

Naar een foto van G. Tillim  City Hall
www.huismarseille.nl
         






vrijdag 18 september 2015

NEE!!

Plotseling hoorde ik hiernaast, bij de buren: NEE!!!! en dus vraag ik me af: heeft de hond de biefstukjes opgeschrokt? De kostbare postzegels van de tafel gewapperd? Of heeft de buurvrouw het winnende staatslot met het oud papier meegegeven?

zondag 13 september 2015

De tafel van Rietje


De tafel van Rietje.
Zondagmiddag in de achtertuin. Anja is naar het werk. Thijs is moe en wil vrijwel niets, behalve in de tuin spelen, dat dan weer wel.

Je doet zo’n tafel niet weg. De tuintafel van Rietje. Een afvalwrakding.  Jaren, jaren staat dat ding al buiten, met het omgekrulde plastic waaronder het mos groeit. Je doet zo’n tafel niet weg omdat er nog zo weinig tastbare herinneringen zijn aan Rietje. Dus gaat het verteren verder totdat het gewoon instort.
Jongens op het schoolplein proberen al de hele middag met hun leren knikkers kastanjes uit de bomen te schieten. Thijs sleept met takken die ik heb gesnoeid, naar de grote, ijzeren tuinafvalverbrander. Verbranden doen we niet, je rookt er de hele buurt mee uit hun holen. Ik wil vrede op aarde.
De hibiscus bloeit nog. Er wervelen bijen omheen. ‘Ik hou van bijen,’ zoemt mijn blonde kabouter. ‘Ze maken honing voor me.’  Hij mag van de buurvrouw de vissen in de vijver komen voeren. We gaan erop af. We hebben in juni de vissen ook al veels te dik gemaakt. Eentje sprong er hoog uit het water en bleef in het net hangen. Ik greep hem vast. Ging ik nu echt een vis van de buurman vermoorden? Ah, gelukkig, de piranha schoot los, voor ik een gat in het net kon knippen.   
We zijn weer terug. Uit mijn huiskamer komen geluiden van de klungelende Buurman en Buurman. En van verderop walmt een barbecuelucht, vermengd met de vettige sensatie van draadjesvlees,  de atmosfeer binnen.

Ik constateer dat de zon weg is. Het is nog wel warm. We gaan winterslapen. De tafel blijft buiten. En Rietje, Rietje had die tafel al lang al weggesmeten. Wat moet ik ermee? Had ze geroepen.

Touch me to be happy

Gisteren was het niet erg druk tijdens de Gedichtenvoordracht op het Bolwerk in ons Alkmaar. Maar desondanks heb ik toch leuke, interessante ontmoetingen gehad met het publiek. Vooral de door mij meegebrachte Xenos kabouters trokken de aandacht. Ik dacht: als ze een enorm plastic varken hier neer kunnen zetten dan is er ook ruimte voor mijn kaboutervrienden. Bij het voorlezen van het gedicht Touch me to be happy meenden sommigen mij te moeten huggen. Waaronder ook een vrij stevige man.

Touch me to be happy (Nora Martirosyan)

Raak me aan,
om gelukkig te zijn,
tweemaal daags,
zo worden je handen,
meester en medicijn,
raak me aan,
want ik ben van steen,
en jij ruikt naar vlees,
als jij me aanraakt,
om gelukkig te zijn,
maak ik jou gelukkig,
dat is zeker.



Sjoerd
NB: Nora Martirosyan is een kunstenares. Het gedicht maakte ik bij haar kunstwerk, al weer lang geleden (2001).

vrijdag 11 september 2015

Werk van mij hangt in de Laurentiuskerk Nassaulaan 2 Alkmaar dit weekend


Ik heb drie schilderwerken ingeleverd voor de volgende expositie:

Laurentius exposeert!
Onder deze titel is in onze kerk een tentoonstelling te zien op de Open Monumentendagen van 12 en 13 september aanstaande.
Veel mensen maken iets in hun vrije tijd als een vorm van ontspanning. Daar het landelijke thema van Open Monumentendagen 2015 ‘Kunst en Ambacht’ is, is het idee ontstaan in ons kerkgebouw te laten zien, wat voor kunstzinnige zaken onze parochianen zoal vanuit liefhebberij vervaardigen. Het resultaat mag er zijn!
Van iconen tot gedichten, van schilderwerk tot naaldkunst, en ook bloemen, foto's en zelfs taarten - het is allemaal te zien en de laatste zijn zelfs te proeven!
Het wordt dus een aanrader ons kerkgebouw tijdens Open Monumentendag 2015 te bezoeken. U kunt dat doen op zaterdag 12 september van 10.00 uur tot 17.00 uur en zondag 13 september van  13.00 uur tot 17.00 uur. De toegang is vrij.
Adres: Nassaulaan 2

Morgen op het Clarissenbolwerk Alkmaar


Morgen op het Clarissenbolwerk Alkmaar draag ik voor uit eigen werk. Het is dan open monumentendag. Het begint om 14.00 uur. Komt dat zien. Tot morgen.

maandag 7 september 2015

Meelooppoesje




Dit mannetje huppelt al tijden gezellig met ons mee naar de winkel, of naar opa en oma. Hij miauwt soms een enkele keer. Soms staat hij voor de deur en krijgt hij een paar brokjes. Wel een goedkoop merk, niet de dure brokjes van onze eigen dieetkat Sissi Elisabeth Brilliante van Sparkieshome. Hij mag van ons niet binnen, al probeert hij dat af en toe wel. Ik zie hem ook vaak bij het schoolplein. Vooral als de school uitgaat, dan staan er veel mensen en dat vindt hij kennelijk gezellig. Ik denk dat hij wel meer scharreladresjes heeft in de buurt. Eigenlijk iedereen kent hem wel, hoewel we niet weten hoe hij heet of waar hij vandaan komt.
Op een dag heb ik eens de stichting voor zwerfdieren gebeld. Toen ik hem beschreef moest de medewerkster lachen. Ze werd wel vaker gebeld voor deze mijnheer. ‘Nee hoor,’ zei ze,’ hij heeft een baas, maar hij vindt het gewoon leuk.’
Bij Anja’s  werk, het ziekenhuis, zit regelmatig een zwarte kat. Die heet Whisky en komt toch een flink stuk verderop vandaan. Hij had zelfs een eigen Facebookpagina.
Wij noemen onze vriend, ‘meelooppoes’. Thijs vindt het ook prachtig, zo’n kat die niet bij je vandaan te slaan is. Soms doet hij even of hij weg is en schiet dan weer uit een of andere struik tevoorschijn.
Katten, het blijven wonderlijke, ondoorgrondelijke wezens.


zaterdag 5 september 2015

Stoomtram Hoorn




Mooi, de stoomtram van Hoorn. Blauwpaars geverfd als een fraai stuk speelgoed. Met liefde gemaakt en wolken witte stoom verspreidend vanonder de rode wielen. Charmant en ouderwets. Naast het emplacement glijden de moderne treinen, snel en luxueus. Ik denk wel dat een stoomtram degelijker gebouwd is als een moderne sprinter. Maar terug in de tijd wil ik niet. Ik wil ’s morgens snel op de plaats van bestemming zijn. Hup, hup, ik heb haast, vooruit met de geit. Maar op zo’n vrije dag is een museumtram leuk. Onderweg zagen we vreemde vogels op weg naar een hip festival. Apart uitgedost, heren met vreemde tekeningen op hun voorhoofd of ze van een andere planeet kwamen. En Thijs gaf de conducteur een chipje uit zijn chipszak. De man at het op en lachte breed. Zo is op de trein werken vast weer leuk.       

vrijdag 4 september 2015

Het hondje van Coco





Ze is zo mooi en onbereikbaar, mijn buurvrouw Coco. Haar ogen zijn zo zacht en donker, als een sterrennacht  in augustus. Haar figuur is slank, haar voeten klein en haar haar glanzend zwart. Ik durf haar weleens gedag te zeggen, maar dan knikt ze vriendelijk en trippelt vlug verder. Ze heeft een klein, eigenwijs hondje, een soort schoonmaakborstel, maar wel aardig. Een klein rood strikje draagt hij
en dan maar flink keffen. Mijn broer zegt dat ik soms 's avonds de naam van zijn baasje schreeuw in mijn slaap. Maar sinds gister is er toch iets veranderd.

Die ochtend: ik ga naar buiten. Ik zie Coco’s  hondje staan op het asfalt. Hij staat daar maar te kwispelen, midden op de weg. Wat doet dat stomme beest daar? In de verte zie ik een grote vrachtwagen aankomen.  Hij komt steeds dichterbij, maar het hondje blijft op de weg staan, gaat zelfs op zijn kont zitten. Nee toch, straks wordt het beest nog plat gereden. Ik schat de afstand in, het dier is drie meter bij mij vandaan, de vrachtauto tien, ik moet iets doen.  Snel, maar toch rustig, zet ik een sprint in en grijp de hond hard in zijn vel. Ik trek hem van de weg en samen rollen we naar de overkant. Ik voel dat er iets met mijn voet niet goed gaat, de auto raakt me. Ik hoor het kraken, ik voel een scherpe pijn en terwijl ik  daar lig te kermen hoor ik een stem tegen het hondje praten. ‘Kiki stoute hond, wat doe jij daar?’  Ik kijk op. Het is de moeder van Coco. Ze pakt Kiki op en begint haar uitgebreid te knuffelen. Aan mij de gewonde, besteedt zij geen enkele aandacht, ze loopt weg en ik probeer overeind te komen Ik kan alleen nog maar hinkelen, zo’n pijn doet het, afijn, het werd  gips en daar zat ik dan. Geen enkele waardering voor mijn daad en wel een aantal weken uitgeschakeld. Mijn broer lachte mij uit: ‘Je moet Coco uit je hoofd zetten man, neem een vrouw met een echte hond. Hij kan niet eens blaffen! Hij legde een krant bij me neer waarin een stukje stond over een dappere oude dame die het hondje van haar dochter zou hebben gered. ‘Dat is niet waar!’ roep ik. ‘Die mevrouw liegt!’ ‘Er is er maar eentje die kan vertellen wat er is gebeurd,’ roept mijn broer. ‘En dat is de hond zelf..’ ‘Neem je me weer in de maling?’
‘Serieus..’ Ik ken een neef, van een broer, van mijn oom en die zijn buurman en die heeft een zoon die met honden en katten kan praten.Ik kan hem bellen..’
‘Oh..’
We lokken de hond met een stukje worst, als Coco haar huiswerk maakt. Snel komt de neef van de broer van zijn oom van zijn buurman komt langs en blaft een vraag.

Het hondje blaft terug. ‘Hij zegt dat hij je dankbaar is voor de redding die je deed,’ zegt de man, ‘en Coco denkt dat haar moeder het heeft gedaan.’ ‘En Coco vindt jou een nul..’ blafte de hond..
‘Rothond!’ riep ik geschrokken en beledigd. Moest ik de hond geloven? ‘Sorry,’zei de hondenfluisteraar zonder mededogen. ‘Het is niet anders.’ Mijn broer sloeg me op mijn schouders. ‘Jammer,’ zei hij, ‘volgende keer beter..’ ‘Ik geef het niet op,’ riep ik, ík ga haar bellen.’  ‘Niet doen!’ lachte mijn broer, ‘dan verpest je alles!’
Maar het was al te laat. Ik had het voorgeprogrammeerde nummer van Coco, dat in mijn telefoon stond en dat ik nooit had durven bellen, al ingetoetst. Even was het stil. Toen hoorde ik haar stem. ‘Hallo?’
‘O Coco, hoi,’  zei ik gespannen, ‘je hond vertelde me, ik bedoel, ik hoorde van je hond dat jij mij een nul vindt.’
Aan de andere kant klonk eerst een verbaasde lach, daarna een daverend gehinnik. ‘Kasper,’hikte ze, ‘je bent de grappigste man op aarde, dit is wel de meest originele manier om verkering te vragen,  weet je wat, ik wil wel met je uit, zeg maar wanneer.’
‘Vanavond?’
‘Ok, vanavond,’ en ze lachte me nogmaals heel hard uit. Verbouwereerd drukte ik op de gsm. ‘Kunnen honden jokken?’vroeg ik.‘Nee,’ zei de hondenfluisteraar. ‘Dan heb jij gejokt,’  riep ik en hij maakte zich snel uit de voeten. ‘Heb je hem betaald?’vroeg ik aan mijn broer. Hij floot met getuite lippen.

‘Dan krijg je dat van mij terug..”        

woensdag 2 september 2015

Het Merwedeplein, voorjaar 2015




Het plein is mooi gelegen. Groen omzoomd en alles netjes. Ik neem plaats op een bankje ergens in het midden en hoor de duiven koeren. Hoe verder weg van het centrum hoe gezonder ze zijn, dus ik hoef ze niet te voeren. De lucht is blauw en fris van het voorjaar. Rechts van mij ligt de vooroorlogse woning van Anne Frank. Ze speelde hier als kind en op deze plek is ze gelukkig geweest. Ideaal, veilig, beschut. Een mooi huis en veel kinderen om te spelen. Ik neem een hap van mijn krentenbol en denk aan haar laatste woorden. Ik kom er niet op, het ging wel over de afgrond, maar eindigde positief. Ze staan ook op een schoolmuur. Ik zucht over de toestand in de wereld. Het gaat niet best met al die oorlogen, en de eindeloze stromen vluchtelingen. Wat te doen? Wat te doen in de geest van Anne? We zijn één wereld. Dat is de les van haar dagboek. De wereld houdt niet op bij een willekeurige streep in het zand: de grens. Er bestaan feitelijk geen grenzen. En omdat er geen grenzen zijn komt de oorlog gewoon naar ons toe, als een grijze wolk op een zomerse dag. Niet met soldaten, wel met de slachtoffers. En het zal dus moeilijk voor ons worden, onrustig, confronterend. Iedere burger in het westen gaat het merken. Economisch, maatschappelijk, de vrede is broos, de haat zo gezaaid.
Ik sta op en kijk nogmaals naar de woning van de Franks. Van die trap zijn ze naar beneden geglipt, als een dief in de nacht. Op de vlucht. Anne was een kind. Hoeveel kinderen zijn er op de vlucht? Wereldwijd?
Dat is wel het allerbelangrijkste aandachtspunt. Gevluchte kinderen. Niet alleen uit sentimentaliteit, om een gestolen, ontstolen jeugd, zoals ook bij Anne, maar ook omdat zij een gebroken generatie vormen, een mogelijke voedingsbron voor weer nieuwe oorlogen. En de wereld moet leren dat oorlog voeren moet worden gestopt.
Ik sta naast het onopvallende beeldje van Anne, op het Merwedeplein. Terug naar de werkvloer. De Rooseveltlaan. Trams en auto’s, iedereen op weg.
Wij, u en ik, mompel ik plechtig tegen mezelf, moeten deze kinderen en hun ouders een plek geven om op adem te komen zodat ze, als de kruitdampen zijn opgetrokken – aan elke oorlog komt altijd wel een eind- terug kunnen naar hun land, naar hun families. Wij moeten die mensen helpen. Als wij ze niet helpen, dan verdienen we het niet zelf geholpen te worden. Ik loop langs de schoolmuur in de Nierstraat en lees Anne’s tekst:

Het is me ten enenmale onmogelijk alles op te bouwen op de basis van dood, ellende en verwarring. Ik zie hoe de wereld langzaam steeds meer in een woestijn herschapen wordt, ik hoor steeds harder de aanrollende donder, die ook ons zal doden, ik voel het leed van miljoenen mensen mee, en toch, als ik naar de hemel kijk, denk ik, dat dit alles zich weer ten goede zal wenden, dat ook deze wreedheid zal ophouden, dat er weer rust en vrede in de wereldorde zal komen. Intussen moet ik m'n denkbeelden hoog en droog houden, in de tijden die komen zijn ze misschien toch uit te voeren!"

Het is een tekst die hoop geeft. Hoop aan ons, en aan de vluchteling. Hoop aan onze kleine, grenzenloze wereld.        

   

dinsdag 1 september 2015

De raaf



Wat doet die vreemde man in dat oude huis? Dat huis waar we altijd uit de buurt zijn gebleven, omdat het een eng huis is. Ze zeggen dat er iemand is vermoord, met een bijl. Dat huis is al heel lang verlaten. We weten niet eens wie er hebben gewoond, maar het spookt er, dat is zeker. Het is een huis met een ingezakt dak en daarop groeien planten en mossen. De ramen zijn verdwenen onder het stof en nergens is nog een spoor van een restje verf te vinden.
En daarin verdween die vreemde man. Hij woont alleen aan de rand van ons dorp en men zegt dat hij foto’s van dode mensen maakt. Die verkoopt hij dan aan mensen die houden van foto’s met dode mensen erop.
Wij zijn hem gevolgd. We hebben naar hem geloerd toen hij de wrakkige deur opende en binnen ging. We gluurden door de stoffige ruiten en zagen niets. We vertelden het thuis aan onze oma, de wijste vrouw van ons dorp. ‘O,’ zei zij geschrokken,’hij spreekt met de raaf, blijf maar uit de buurt.’
Wij durfden niet verder te vragen. Wij zagen de ongewassen man zitten op een verrotte, wiebelige stoel. Achter hem de beschimmelde muren met het rookkanaal. En voor hem de oude houtkachel met daarop: de raaf. De man denkt dat de raaf hem iets zal vertellen. Daar gelooft hij in, daarom heeft hij een stukje kaas meegenomen. De man is heftig verliefd. Hij denkt dat de raaf hem kan vertellen of zij hem ook leuk vindt. Hij heeft in het boek van dr. Sheep ‘Hoe word ik een grote versierder’ gelezen dat een raaf je dat kan vertellen. Raven kunnen net als papegaaien spreken en ze vertellen altijd de waarheid. De man wacht tot het helemaal donker is geworden en stelt dan zijn vraag. En legt een blokje kaas neer voor het dier.
‘Ik wil je vragen stellen over Anne-Lee.’
Hij vouwt zijn handen.
‘Zij is zo mooi, zo gvdse mooi.’
Stilte.
‘Ik kan niet meer praten als ik haar zie.’
Stilte.
‘Totaal verlamd, van hier tot hier.’
Stilte.
‘En daar ook.’
Stilte.
‘Raaf?’
Stilte.
‘Houdt ze van me?’
Buiten bliksemt het. Licht schietvliegt langs de vette wanden en verlicht spinnenwebben en het kopje van de raaf.
‘Houdt ze ook van mij?’
Stilte.
‘Ik denk dat jij ‘ja’ bedoelt, ja, ik denk het wel, verdorie, ik denk het wel.’
Stilte.
‘ Yes sir, yes sir, wat een geluk, Anne-Lee houdt ook van mij.’
Stilte.
‘Jij bent er stil van heee? Kanjer, neem nog een stukkie kaas.’
Stilte.
‘Man, man, wat ben ik blij met jou, ik ga haar in de bloemen knallen, jou zou ik wel al mijn geld willen geven, maar daar heb je niks an.’
De man staat op. Hij aait de raaf nog een keer en zegt: ‘Stille wateren hebben diepe gronden.’
Stilte galmt over de vergane tapijten, langs de vermolmde trappen waar de spoken meeluisteren.
‘Ik ga Anne-Lee bellen om haar te feliciteren met haar nieuwe man.’
Hij staat op, de stoel valt om, hij tast naar de deur, hij struikelt, duwt de deur weg, valt door het gat, vloekt, trapt tegen de deur, de opgezette raaf valt van de kachel met de pootjes naar boven, de rug raakt de vloer, de eeuwenoude ontsteking zet het kruid in de raaf in brand, en dan ontploft het beest en het huis.
Wij horen een enorme klap en voelen de grond trillen. We zien de man opkrabbelen. Hij is grijs van het stof. We zien de man dansen. Hij ziet er erg blij uit. We horen hem zingen.
‘Anne-Lee, I really like your dynamite,  I really like your dynamite.’