donderdag 31 december 2009

Moord in Cataloniestraat Alkmaar Noord

Gisteravond is er een onbekende man neergeschoten in onze straat. We gaan ervan uit dat het die donkere man was die daar op dat hoekje woonde met een vrouw een aantal kinderen en een schattig jong katje. Het leek ons een aardige man. Om een uur of tien, toen we kopjes naar de keuken brachten, ontdekten we dat er politie in de straat was. Zoveel blauw zie je nooit op straat.
We hebben niks gehoord, zaten een oude All you need is love kerstspecial te bekijken ik zelf meen een paar gierende banden te hebben gehoord. Rond dat tijdstip belde oom Ben.
Maar er was ook veel vuurwerk dus dat maakte het moeilijk. We vonden dat onze kat Sjaak een beetje raar deed, zat maar uit het raam te kijken met zijn kopje scheef. Doet ie anders nooit.
Ons medeleven gaat uit naar het slachtoffer en als het die buurman is ( is niet bekend gemaakt)
dan vooral naar de kinderen.

Er waren eens twee kunstgebitten die samen in een glas lagen, op een nachtkastje.
Ze hadden een druk gesprek. ‘Jouw baasje is een sloom type, zei de een, ‘ Maar ik zou me rot vervelen, de hele dag niks te doen…’
‘Ach,’ zei de ander. ‘It’s a job,’ hij geeuwde en zei: ‘Maar dan die van jou …en maar eten en maar eten, word je daar nooit eens moe van?’
‘Ja, ik ben weleens moe van dat geklapper, maar ja, ik ben van de straat en ik word goed
gepoetst elke avond, jij bent eigenlijk een echte uitvreter, je maakt misbruik van je baasje.!’
‘Wat bedoel je daarmee?’ De toon van het ene gebit was niet zo vriendelijk meer.
‘Jij bent een beetje een vervelend mannetje en je hoort in de gevangenis..!’
‘Zeg!’ het andere gebit was nu heel boos. Hij hapte en het andere gebit hapte terug.
Ze hapten dat de stukken er van af vlogen, tot er alleen nog losse tanden in het glas lagen.
En toen het ochtend werd werden de oude baasjes van de gebitten wakker.Ze wilden de gebitten in doen, maar tot hun verbazing zagen ze alleen nog maar tanden.Ze snapten er niets van. ‘Wie heeft dat nou gedaan?’ vroeg de vrouw.
‘Er is hier niemand geweest,’zei de man.
‘Ik ga het wel lijmen!’sliste de vrouw.Ze pakte een tube lijm waarop stond: ‘vastlijmer voor
eeuwig en altijd’ en begon met plakken.
Uiteindelijk waren er na uren weer twee gebitten. Maar toen de man het gebit in wilde doen zei hij: ‘Het past niet schat, ik zie het al: je hebt de kiezen geplakt waar de tanden moeten zitten, grote oen wat heb je nu gedaan?’
En de oude vrouw zag het en huilde zachtjes. ‘En met deze lijm gaat het nooit meer los,’snikte ze.
‘Ik ga ze weggooien,’zei de man hij liep naar buiten, naar een grote rivier en wierp ze in het
water. De twee gebitten zakten naar de bodem van de rivier.
‘Lekker rustig hier,’ zei het ene gebit.
‘Jazeker,’ zei het andere. ‘Geen geklapper meer… en als ik moet kiezen tussen drijven in een glas water of drijven in een rivier, dan kies ik voor het laatste, hier zie je nog eens wat..’
Er kwam een grote vis aan gezwommen die hen zorgvuldig bekeek.
‘Komme jullie hier doen?’vroeg hij kortaf.
‘Wij eh..zijn hier op bezoek,’ jokte het ene gebit.
‘Ja, vakantie,’ jokte het andere.
‘Hmmm… jullie lijken me niet zo lekker, om op te eten!’sprak hij en hij zwom verder.
Daarna maakten ze kennis met een verroeste bril, een kam met hier en daar een verloren tand,
en een linkerschoen met een hoge hak.
De verroeste bril was een gezellige grappenmaker. ‘Ik heb op het hoofd van een nurkse man gezeten, die de hele dag cijfertjes zat te tellen. Maar hij is gaan zwemmen en toen is hij me
kwijt geraakt. Helemaal niet erg, ik heb hier een prima leven met de vissen en ik heb zelfs een
baantje. Ik let erop dat de vissen niet in de haken bijten, die hier komen te hangen in de zomer.’
De kam zei niet veel. Ze was wel erg lief en vroeg: ‘En waar komen jullie vandaan?Ik ben
ook weggegooid, maar nu heb ik een ander leven.’
De linkerschoen met de hoge hak gaf hen een rondleiding over de bodem. Er lag een gezonken bootje en daarnaast iets verderop een auto. ‘Hier hebben we regelmatig feestjes samen met de vissen en andere verloren voorwerpen. Hartstikke gezellig!’
Boven, op het land, waren de baasjes ook tevreden. De oude man at veel minder, omdat het zonder tanden nu eenmaal moeilijker gaat en de oude vrouw praatte minder omdat ook dat
zonder tanden nu eenmaal veel moeilijker gaat. ‘Ik luister nu veel beter!’ bekende ze.
‘En ik val lekker af!’ zei de man.
Ja, nu de tanden en de baasjes van elkaar gescheiden waren, waren ze allemaal veel vrolijker. De gebitten in de rivier en de oude mensen op het land. En ze leefden allemaal nog lang en gelukkig!

woensdag 30 december 2009

zondag 10 januari 2010

O ja..ik begin om drie uur!!

voorlezen uit eigen werk


Op zondag 10 januari 2010 lees ik voor uit eigen werk in de galerie van Alja Spaan, galerie 9 en 40, aan de nieuwlandersingel te Alkmaar.

zondag 6 december 2009

Beetje ziek

Beetje ziek geweest de afgelopen twee weken. Iets teveel gedaan denk ik ook.
Of teveel hooi, of de vork was te klein....

De baard



De Baard beleeft zware tijden.
Behalve Fidel Castro heeft vrijwel elke naar succes smachtende man wèl haar, maar beslist niet onder de kin. Op de borst behoort het te groeien.
In het verleden hadden alleen mannen als Mozes en Iwan de Verschrikkelijke een baard. De afkeer van de baard is terug te vinden in de opmerking: “Ik krijg ereen sik van!”
De Vereniging van Baardliefhebbers “In de ban van de ring van de Baard” heeft getracht deze spreuk te veranderen in: “Ik krijg er een staart van!”
En met succes! De Vereniging van Succesvolle Gladde Jongens met een Staart heeft hier wel eens op Het Haagse Binnenhof tegen geprotesteerd.
Uiteraard is elke baard anders.
Je hebt mannen met een beschaafd tuinstedelijk gazonnetje maar ook mannen met een soppig omgeploegd voetbalveldje waarin met moeite twee oogje op te merken zijn. Men heeft het gevoel hier met een echte Baard te spreken.
En het is natuurlijk zo dat allen die willen te kapren varen.. juist!
En het is zo dat mannen met baarden veel intelligenter zijn.
Aan het Technological Institute van Massachusets heeft men ontdekt dat vanuit het baardgewas zogenaamde haropilinen naar de hersenen stromen en deze hebben een stimulerende ruimtelijke werking.
Mannen met Baarden zijn ook trouwlustiger en eten heel graag bananen.
Mannen met baarden zijn ook erg sociaal en de wereld met beslist een betere zijn. Maar sexy zal het wel nooit worden.






Kerst 1979

In november 1979 overleed mijn opa. Er werd besloten toch kerst te vieren met de familie, en behalve dit verhaal over de kauwgom van de kinderen kan ik nog zeggen dat de avond eindigde in een bijzondere soort uitgelatenheid, als reaktie op alles.

De lepeltjes voor het ijsdessert waren weg. De gehele familie raakte in paniek. Hoe kon een complete collectie lepeltjes zoek raken?
Oma wist het ook even niet meer. Het waren haar lepels en het was haar feestje.
Daar werden de kasten doorzocht en daar de laden, en onder het vloerkleed, tussen de banken, achter de gordijnen.
De kleinste kleindochter blies niet begrijpend een kauwgombel.
“Kauwgom!” riep oma. Ze holde naar de keuken en trok het vriesvak van de vriezer open. Daar lagen de lepels te glimmen. “Ik had ze even weggelegd om de kauwgom die er aan zat hard te laten worden ..”
De familie lachte. De kinderen hadden dus de substantie aan de lepels geplakt.
Men slurpte van zijn ijs, want dat was ondertussen gesmolten.

Sjoerd
2002 naar het kerstfeest van 1979 te IJmuiden

Op eenzame hoogte



Zomer. Hij kwam terug van een Atlantische vlucht met een grote, stalen vogel. Hij was niet zomaar een reiziger, nee, hij was de bestuurder, de menner van het vliegapparaat, de piloot. Een eenzaam beroep op eenzame hoogte. Arrogant keek hij neer op de werkende stumpers op de grond. Vanuit het kleine hokje voorin het toestel, had hij mooi zicht op de lappendeken van de aarde. Ze zwaaiden wel eens naar hem, maar hij zwaaide nooit terug. “Ben je gek?” Het idee alleen al!
Deze morgen was hij thuis, in Amsterdam. Alleen. Hij kookte een ei en stapte in bad. Hij liet het badkamerraam een stukje open, want hij hield van de geluiden buiten. Kinderstemmen, fietsbellen. Daarboven hoor je slechts het zoemen van de machine. En de wolken lachen wel, maar zeggen doen ze niks. Ze strelen de vleugels.
Terwijl hij weggleed in het weldadige warme water, fladderde ongemerkt een vlinder, wit als sneeuw, de badkamer binnen, door het open raam.
De vlinder landde op het puntje van de neus van de piloot. Die sloeg naar hem met een handbeweging, maar het beestje vloog tijdig op en landde weer op de neus. Zo herhaalde zich dit een paar keer. Toen zei de vlinder: “Heee .. halloo, ik ben Zouave, ik leef maar één dag en die wil ik met jou doorbrengen..”
“Waarom met mij?” brieste de piloot. “Ik heb maar één dag vrij, morgen ga ik naar Nigeria, ik wil vandaag naar het voetballen kijken en naar mijn moeder..”
“Dan ga ik met je mee..” sprak de vlinder.
“Asteblieft niet, ga weg, ik vlieg toch harder dan jij..”
“Wat heeft dat er mee te maken?” De vlinder was beledigd. “En ik. .ik ben.. veel vrijer dan jij ooit zult zijn met je grote vliegtuig. Ik .. ik . heb heus geen verkeersleider nodig..” De vlinder liet een miniscule traan. De piloot was eventjes ontroerd. Hij aaide met zijn vinger over haar voorhoofd, maar het zeepsop prikte in haar oogjes.
“Het spijt me,” zei hij. “Ik ben nogal ruw. Maar eh …wat wil je precies?”
De vlinder was weer een beetje hersteld en sprak: “Ik wil een baby..” “ Van jou..”
De piloot keek haar aan en lachte toen zo oorverdovend hard dat het radio verkeer van de vliegtuigen in problemen kwam.
“Botterik,” snerpte de vlinder en zij probeerde in zijn neus te bijten, wat niet ging, want die neus was te dik. “Lomperd! Denk je eens in: een baby van ons beiden: snel zal het kind zijn, sneller dan het geluid, maar ook vrijer, vrijer dan de wind..”
Ineens vloog zij op. “ Wat ga je doen?” vroeg de piloot. Zij zei niets, maar vloog naar het raam. Daar zat een zwarte vlinder, een man, en hij wenkte met zijn voelspriet naar haar.
“Het is te laat,” zei ze tegen de piloot. “Ik moet nu met hem mee. Jammer, wij zijn beide hoogvliegers, we hadden een dag kunnen fladderen samen. Dag! Het ga je goed!” Hij voelde een vleugel tegen zijn wang strijken en toen verdween ze. Hij stapte uit bad en gleed uit over een los slingerend stukje zeep en brak een been. Zes weken later, toen hij uit het ziekenhuis kwam, hing er een cocon aan een draadje in de sponning van zijn badkamerraam. Een rups! Een zwartwitte! Hij wandelde door zijn huis en keek naar de lucht en voelde zich veranderd. Kwam het door de zes weken hospitaal? Of was het de gedachte aan de vlinder en haar scherpe woorden: “Ik ben veel vrijer dan jij ooit zult zijn met je vliegtuig?” Die woorden vlogen door zijn ziel. Hij zag zijn alleenstaande buurvrouw langs lopen en zwaaide. De zomer. Hij wandelde de tuin in en vond tot zijn verbazing het dode lijfje van de vlinder. Hij hield het in zijn hand. “Nooit zal ik zo vrij zijn..” mompelde hij.
“Riep u mij buurman?” vroeg de buurvrouw.
“Eh..” “U mag wel bij mij effies langskomme. u bent ook maar alleen niet? Mag ik u iets vragen heb u nog geen vriendinnetje of zoiets, ach, een knappe man als u dat moet toch bij veel vrouwen opvallen..”
“Ja, ja,” zei hij en hij knikte wazig.
Toch vloog hij daarna nog vele jaren over de oceanen. Maar op een dag is men hem en zijn toestel kwijtgeraakt. En onder verscheidene Indianenvolken gaan verhalen dat men op een dag een reuze vlinder heeft gezien. Een vlinder, die zo hard vloog, dat de wind tot orkaankracht aanzwol. De vlinder vloog naar de zon en verbrandde.
In het huis van de piloot zocht men naar aanwijzingen voor zijn verdwijning, maar men vond alleen duizenden platen en afbeeldingen van vlinders.
Ze hingen aan de muren en vooral in de badkamer.
“Zie je wel,” zeiden de collega’s. “Het was een eenzame gek .. die dacht dat ie net zo kon vliegen als een vlinder!”
“Toch vond ik het een leuke man,” zei de buurvrouw. “Een echte lieverd..”