donderdag 28 februari 2013

De Smederij- opening van het buurtcentrum de Smederij hoek Druivenlaan Snaarmanslaan in de Spoorbuurt van Alkmaar, zaterdag 16 februari 2013

Een aantal bewoners van de spoorbuurt hebben het idee opgepakt om zelf een buurtcentrum te ontwikkelen. In dit buurtcentrum kan worden gegeten, geklaverjast en gepraat om de sociale contacten in de wijk te stimuleren. In een oud pand op de hoek van de snaarmanslaan druivenlaan is nu het nieuwe centrum geopend en het is klein maar fijn. Het centrum heet Smederij omdat er ooit een smidse in heeft gezeten. Na een startsubsidie van de gemeente is het de bedoeling dat het centrum op eigen kracht verder gaat. Het vuur van de Smederij Hier heeft de smid met slagen het ijzer gesmeed toen het nog heet was. Hier werden de paardenhoeven beklonken. Het is een klein, oud pand op de hoek van de Druivenlaan en de Snaarmanslaan en alleen de naam Smederij herinnert nog aan de vonk van het verleden. Buiten wappert een fris gestreken stadsvlag en binnen staat een gezelschap een toastje met smakelijke zalm te gebruiken bij de geboorte van het buurtcentrum. De wanden maisgeel, de inventaris bij elkaar genetwerkt, het toverwoord van deze tijd. Tafels, stoelen, de wandkast met spelletjes, het heeft allemaal een retro gevoel. Het centrum had evengoed zo hier in de jaren vijftig van de vorige eeuw kunnen staan. Je kunt hier ook eten tegen een bescheiden vergoeding, maar neem van mij aan dat het zal smaken, ik ken de kok, die levert geen half werk. Het is hier klein, maar wel warm. Terwijl ik haastig opzij spring omdat iemand een pak met jus d’orange over de vloer mikt, moet ik denken aan de megastallen van het buurthuiswerk: de multifunctionele ruimtes. Oneindig groot, met brommerig personeel en veel tochtige anonimiteit. De Smederij is dan ook een overwinning op de kilheid van technocratische besluitvorming, een eigen initiatief, uit het hart. Maar net zoals de smid vroeger geen cent subsidie kreeg voor zijn helse werk moet ook de nieuwe loot aan de welzijnsstam zichzelf zien te redden. Alles, de huur, het licht, de verwarming, dienen uit de eigen broekzak te komen. Op tafel, naast de bloemen met de gelukwensen staat een historische collectebus waarin men zijn bijdrage kan laten glijden. De gemeente heeft een startsubsidie verstrekt en dus moet die bus nu zelf verder gevuld worden. Ik herinner me de eerste zin van het boek de scheepsjongens van Bontekoe. Daarin zegt de smid tegen Hajo: ‘Satanse jongen, hou die bout vast!’ Maar Hajo wil niet in de smederij, hij wil naar zee. Alles beter als die smederij. Gelukkig zijn de tijden veranderd, maar het is nu ook hard op het aambeeld slaan om de toekomst van dit buurtcentrum te verankeren. Ik vertrouw op een behouden vaart, omdat deze initiatiefnemers in hun leven de nodige stormen hebben doorstaan. Bij het afscheid nemen merk ik dat mijn schoen kleeft aan de vloer. Ik ga ervan uit dat het een teken van boven is, dat ze voor altijd zullen blijven plakken.

woensdag 27 februari 2013

Bij de Tentoonstelling over de Italiaanse kunstenaar Rafaël in het Haarlemse Teylersmuseum, januari 2013

In de 15e eeuw bloeide de Italiaanse schilderkunst als nooit tevoren. De bekendste uit die tijd zijn: Michelangelo, Leonardo da Vinci en Rafaël. Zij schilderden in de renaissance stijl, dat wil zeggen een stijl die gebaseerd was op de klassieke oudheid. In Haarlem werden in de 18e eeuw tekeningen gekocht, ontwerpschetsen van Rafael die hij gebruikte om zijn schilderijen te maken. Rafaël werd beroemd met enorme muurschilderingen voornamelijk in de vertrekken van de paus. Die ontwerpschetsen vormden het hart van de tentoonstelling aangevuld met schetsen uit andere musea. Twee schilderijen, madonna met kind en het portret van een koopman en reproducties van de wand - en plafondschilderingen maakten de expositie bijzonder boeiend. Ik had lang de tijd om na te denken, want ik stond in een rij voor de ingang van het Teylers museum die vanaf Haarlem voerde naar Leiden. Eenmaal binnen zagen we vele studies, tekeningen van de Italiaanse meester. Wat zou Rafaël gedacht hebben van deze tentoonstelling? Want deze prenten waren geen etsen voor de verkoop, maar producten om uiteindelijk een schilderij mee te maken. Wilde hij wel dat er nog naar gekeken zou worden? En wat zou hij denken van de discussie tussen geleerden of een tekening wel of niet van hem was? Ik denk dat hij af en toe ook niet zou weten of iets van hem was, want hij maakte in zijn korte leven duizenden en duizenden tekeningen. We keken dus naar halffabrikaten en ik moet zeggen dat het me beviel. Het beviel me soms zelfs meer dan naar een schilderij te kijken. Waarom? Omdat er een grote spontaniteit in de tekeningen zit, die ik wel een beetje mis in de schilderingen. Ook kun je in ‘the making of’ goed zien dat Rafaël niet alleen een genie, een god of wat dan ook was, maar een artiest die iets doorkraste, een andere keuze maakte, kortom: een echt mens. Dat stoorde me wel in deze expositie en in het bijbehorende boek: de man wordt zo ongeveer aangezien voor de engelen uit zijn eigen werk: onaantastbaar, en ook als mens, sociaal, intelligent, en een voortreffelijk atelierdirecteur. Wat is er eigenlijk bekend over hem? Ik heb weinig over hem kunnen lezen. Hoe stond hij tegenover zijn opdrachtgevers,de paus en andere zeer rijke mensen? Waarschijnlijk had hij als kunstenaar niet heel veel te vertellen. Wij maken dan wel een god of een held van hem, maar voor de paus was hij slechts een begaafde artiest en die moest zo snel mogelijk zijn Stanza, zijn kamer, schilderen. Voor zo’n religieuze kerkvorst was een kunstenaar gelijk aan het keukenpersoneel. De kunstenaar kon alleen het vege lijf redden door als een bezetene te studeren en studies te maken. Dat er zovelen over zijn zegt wel iets over de bedoelingen van de meester: hij kon deze nogmaals elders gebruiken. Er zijn ook vele tekeningen niet van Rafaël, wat ook wel weer logisch is: hij werd leider van een firma in muurschilderingen, een beetje te vergelijken met Walt Disney en veel van zijn tijd ging dan ook op aan overleg met de opdrachtgevers en het controleren van het werkproces. Hij moest dingen uit handen gaan geven. De projecten waren mega groot. Wij hebben, als we naar kunstenaars voor de 19e eeuw kijken, teveel een romantische bril op onze neus. De vrije wil was beperkt, het ik was geen begrip, men kreeg een opdracht en deed wat de klant wilde. Rafaël maakte vele tekeningen, maar hij had liever niet dat men naar de tekeningen keek, dat zou mensen op de gedachte kunnen brengen dat hij niet de schilder was.. Een expositie met alleen zijn tekeningen houden is dan ook absurd, daar horen ook schilderijen bij, maar die waren er nauwelijks. Voor het kleine museum zou dat ook niet kunnen. Maar zoals ik al zei: de tekeningen zijn prachtig. Nu nog een kortere rij voor de ingang.

donderdag 21 februari 2013

Crisistaal

De crisis levert nieuwe woorden op. In een supermarkt vond ik het woord 'onzuinig'. Dat is interessante nieuwvorming naast het al bestaande 'niet zuinig'. Het laatste bestaat uit een bijwoord en een zelfstandig naamwoord en het nieuwe woord is een samensmelting zo lijkt het. Het wordt opgenomen als naamwoordelijk deel binnen een naamwoordelijk gezegde. Dus: 'dat is onzuinig..' Door deze constructie klinkt het anders een beetje afhankelijk van de intonatie, maar de betekenis is anders dan die van 'niet zuinig'. Het betekent nu: het gedrag van een consument is op een bepaalde manier niet verantwoord. Er was kennelijk behoefte aan zo'n woord, anders was het niet ontstaan. Kun je ook: 'jij bent onzuinig!' zeggen? Als iemand dit ergens hoort moet hij het maar even aan me doorgeven. Ik ben tevens geinteresseerd in andere nieuwe (crisis) uitingen.