zaterdag 8 februari 2014

Bonsai en de Olympische strijd

Ik heb helemaal geen verstand van Bonsai boompjes, maar Anja had er een voor me gekocht in het tuincentrum. Hij ziet eruit als een normale boom, maar dan heel klein. We hebben een plekje voor hem gezocht en hij staat nu in de keuken naast de kabouter op zijn schommel. Die kabouter heeft een muts tot ver over zijn ogen, dus hoe moet zo’n mannetje nou eikeltjes zoeken en zijn tuintje aanharken? Hoe dan ook, mensen houden van miniatuur bomen en ieniemienie boswezens. Hoe kleiner, hoe beter. Je weet dat ik zomaar maar wegklets over de dingen in het huis, want zo kom ik wel tot de kern. Het is dan ook rustig in huis, de kleine man droomt over Elmo en zijn mama is bezig met de overdracht van de patiĆ«nten. Prinses Sissie snort op schoot en zet haar nagels in mijn vel. Buiten kan ik de wind horen en de regen tikt tegen het raam. Waar is de sneeuw dit jaar? Waar is de winter? Ik moet er nu naar kijken op de televisie. Verplicht. Er schaatsen Nederlanders voor een Olympische medaille. Het hele land is daarmee bezig, een vreemde koorts die ophoudt bij de landsgrens. Net over die grens ligt er geen duif wakker van. En dat zegt iets over ons, over wat wij Nederlanders belangrijk vinden. Het is folklore, het is cultuur en uiteindelijk als je naar een schaatswedstrijd kijkt wordt het soms toch wel spannend. Voor de introductie van de schaatshallen was het nog mooier. In Den Haag stak eens een harde wind op en de kanonnen werden uit de bocht geblazen. In Inzell kwam ineens een sneeuwstorm opzetten en alleen de echte helden kwamen nog levend onder het ijs vandaan. Ik herinner me dat goed, omdat het zo puur was. De winnaar was een Drentse postbode, een man zonder sponsors, zonder praatjes, met een vierkante kin. Niets aan gelogen. Voetballen is ook pas mooi in de modder, een bal die in een plasje blijft liggen, gebroken voortanden en gescheurde shirts. Dat plasje is ook echt gebeurd, een speler zag de bal liggen en schopte het leder in de touwen. Hoe kom ik hierop? O ja, ik zag die Bonsai boom staan, een gecultiveerde boom en ik vertel net dat ik eigenlijk helemaal niet hou van cultiveren. Maar ik ga me zo wel scheren, dat wordt weer tijd, ik begin op Jezus van Nazareth te lijken. Daarna wassen en tandenpoetsen en met de deostick aan de gang. En zo pas ik dan uiteindelijk keurig bij de Bonsai. Geknipt en geschoren. De kabouter ziet het niet, die heeft de muts over zijn ogen. En Thijs zal zijn handje langs mijn wang bewegen. ‘Papa niet bah, papa niet bah,’ zal hij zeggen.