zondag 26 november 2017


De man met het kusje

De man heeft een glanzend kusje op de rechterwang. Hij staat naast me in de Alkmaarse bibliotheek en werpt de boeken in de automaat. Hij weet ongetwijfeld niet dat hij met dat kusje als een stoombootwimpel rondloopt. Een rozerode kus, een afdruk van grote, gulzige lippen. Maar moet ik dit zeggen tegen deze onbekende man?

En hoe zeg ik dat dan? Want  stel: deze print is van een geheime liefde en hij gaat hier straks onwetend mee terug naar zijn Truusje. Ik moet hem waarschuwen voor het naderende onheil. Voorzichtig loop ik naar de kerel, die breed en kaal is en maak een gebaar naar mijn eigen wang. Hij snapt het niet, haalt zijn schouders op en loopt door de draaideur zijn noodlot tegemoet.

 Ik zie hoe hij op de stoep wordt belaagd door een heks in een groen mantelpakje. Met haar handtasje slaat ze hem op zijn glimmende knikker en hij valt achterover. Maar net als hij daar ligt, komt er een meisje aangerend. Ze heeft rozerode lipjes en ze zwaait naar de vrouw met haar armpjes.

Ze laat iets zien, het is een rode lipstick. De vrouw stopt met slaan en scheldt nog een keer.
Ik ren naar buiten en help de man overeind.
Het meisje, de dochter, valt huilend in mijn armen en kust me. De schrijver heeft nu ook een glanzend kusje op de rechterwang. Hoe kom ik nu thuis?