woensdag 31 december 2014

De vrouw uit de Oekraine, de vrouw die door haar dak viel.

Op zo'n honderd meter afstand van mij, werd een granaat ontstoken. Ik stond bij de schutting en voelde de lucht trillen. En de grond. Mijn oren deden pijn van de klap. Thijs vroeg wat er was. Hij stond met de tuinslang in zijn hand, want hij was van mening dat de planten dorst hadden. Ook maakte hij zich zorgen over het vogelbadje waarvan het water vies was. Ik deed zogenaamd wat water over de planten en maakte me een beetje zorgen over het afweergeschut op het schoolplein.
Die zorgen zijn nog niet verdwenen. Ik ben benieuwd of de school er morgen nog staat. Misschien zijn de ramen weggesmolten of ligt het klimrek driehonderd meter verder. Of zit er een honderdvijftig meter diepe krater in het voetbalveld. Hoe is het nu in het land? Er hangt een kruitdamp van 25 miljoen boven die een extra bescherming vormt tegen straling uit het heelal. Nadeel is wel dat de warmte die we produceren nog slechter weg kan en we volgende kerst in onze zwembroek aan het strand kunnen vieren. Dan mijmeren we over de Elfstedentocht en de allerlaatste winters die we ons kunnen herinneren. Mijn zoon weet niet eens hoe ijs eruit ziet. Ik moet het hem proberen uit te leggen. Kijk, het is hard, koud en doorzichtig en je kunt erop schaatsen. O, is dat net zoiets als die mannen in die rare pakken doen waar jij weleens naar kijkt? Ze hebben een clownspak aan papa en ze kijken er heel ernstig bij. Of ze naar een kerk gaan. Ja, vroeger hadden ze nog tegenstanders, maar die doen niet meer mee. Ze willen nu alle medailles, ze rijden eigenlijk alleen nog tegen zichzelf.
Hoe is het nu in het land? De schaatsers drinken zich vol, het eremetaal, de gouden plakken bungelen boven hun bed, naast het nachtlampje. De voetballers dan, daar zijn we ook dol op. Die dromen verder van mooie doelpunten. Een schot als een illegaal stuk vuurwerk.  Ik hoor sirenes buiten. Ik schrijf dit in bed. Morgen moet mijn geliefde weer vroeg voor de zieke mensen zorgen, dus zo is het het beste. Een wild feest is leuk, maar dan wel met zijn twee. Niet overal is de jaarwisseling even gezellig. Ik zag op de televisie dit jaar veel narigheid, maar een film is me bijgebleven. Een oude vrouw uit de Oekraine, arm, en vermoeid, zag deze zomer een vrouw dwars door haar dak vallen en onder een bed verdwijnen. Het was een slachtoffer van de ramp met vlucht MH17. Ze sprak erover in een steenkoude kamer, wolkjes kwamen uit haar mond. Ze kon het niet loslaten, zei ze. Die vrouw die door haar dak viel. Ze wilde de nabestaanden spreken, leren kennen. Weten wie de vrouw geweest was. Als je zo kunt spreken ben je voor mij de held van het jaar. Wat een schat.
Het laatste uur is bezig. Nog drie kwartier en het jaar is geschiedenis. We zullen er anders naar kijken dan toen het bezig was. We weten wel dat de wereld liefde nodig heeft, veel liefde. En vrouwen als die oude dame uit de Oekraine die positief bleef ondanks de rampen die ze moet doorstaan.  
Hoe is het nu in het land? Hier en daar liggen wat handen en ogen in de goot, de drank spoelt als een vloedgolf langs de dijken, in Groningen beeft het altijd wel dus daar merken ze het niet. De ME bewerkt stoute achterwerken met een lat en op de televisie ginnegapt bekend Nederland.
 .  

Wat wil het land in het nieuwe jaar? Gaan we staken, gaan we kraken of gaan we er iets van maken als de dampen zijn opgetrokken? Wat gaan we thuis, op het werk, in de wereld doen? Worden we andere mensen? Ik weet het niet, buiten spatten de vuurpijlen al uit elkaar. Prachtig, ik kan niet anders zeggen. Ik vond een foto van mijn oude speelgoedbus, die doe ik bij dit stukje. Omdat uren, maanden, dagen, jaren als een schaduw voorbij vliegen.


vrijdag 26 december 2014

Geef me de polder Tweede Kerstdag 11 uur, Oudorp




Ik heb een hele lange schaduw vandaag. De zon staat heel laag. De molen van Aggie Fluitman draait niet, want er is geen zuchtje wind. Op het erf scharrelen kippen. Het is wel koud, op de bruggetjes en de sloten ligt een voorzichtig laagje ijs. De ganzen gakken, de wandelaars met kind maken een heerlijke wandeling in de frisse lucht. Het is een prachtige Tweede Kerstdag. En ik ren door de polder. Voorzichtig op de brug, over de keien. Voor de grap over de resten van kasteel de Nieuwburg hollen. Oei, wat moet het vroeger koud geweest zijn als je burchtheer was. En het liep ook nog slecht af toen Zwarte Pier – nee, niet zwarte Piet, zwarte Pier op de thee kwam met een zwaard van een paar meter. Maar wat is het licht mooi in onze moerasdelta, tintelend, doorzichtig blauw. Ik moet ook niet gaan rennen, maar heel langzaam gaan wandelen en genieten. Het voordeel van deze afwijking is wel dat je je heel vrolijk gaat voelen en opgefrist. Ik groet iedereen met een opgewekt humeur. Even niet letten op die zware benen, bij thuiskomst. 

donderdag 25 december 2014

Eenzame kerst



Het beestje past amper in het huisje. Een cavia, naar ik begrijp heet zij Snoozle. Maar zij is wel alleen met de kerst en nu voer ik haar een wortel. Rotstreek van je baasje, mijn buurman, om je alleen te laten. Je bent een pluizig wezen en je knort van genoegen om het groenvoer. Je wil niet dat ik je aai, o nee, veels te eng.
Ik stap de deur van de buren uit en bij mijn eigen voordeur zit een roodwitte viervoeter. Het meelooppoesje, hebben wij hem gedoopt, omdat hij ons soms van de winkel naar huis achtervolgt. Ben je er weer? begin ik, ga maar naar je baasje. Eenmaal binnen, in de keuken, ontdek ik dat hij door  het  keukenraam naar me staart en miauwt. Ook Thijs heeft het gezien. Nou vooruit, mopper ik. Hij krijgt wat brokjes en hij mag even in het halletje. Ik open de deur en opgewonden neemt de eenzame bezit van de jodiumvrije stukjes en van de kinderwagen. Lekker plekje. (Ik heb al eens met de Stichting Zwerfdier gebeld en daar kenden ze onze vriend, hij heeft een baasje hoor, mijnheer.)
We zitten aan ons kerstdiner, een stapel pannenkoeken met stroop, als we Spike, de hond van de andere buren, horen huilen als een lonely wulf. Hij slaat tegen de verwarmingsbuis met zijn staart en beleeft een moeilijke avond.
Onze eigen kat Sissie krijgt van mij een extra knuffel, maar daar heeft ze geen zin in. Ik open de voordeur en zet onze koppige vriend buiten. Met tegenzin trippelt hij weg. Eikel, hoor ik hem fluisteren. Ik ga AndrĂ© Hazes opzetten, zeg ik tegen Anja. Even later schalt via YouTube Eenzame kerst  door het huis. Voor alle achtergelaten dieren, roep ik. En vooruit, ook voor alle verlaten mensen.
https://www.youtube.com/watch?v=-6QmBtFmSPQ
      


woensdag 17 december 2014

A real friend, een echte vriend

Zij heeft er een en nu heeft hij er ook eentje. Een pietje. Een lief pietje.
Heb jij ook een pietje? Jij denkt aan een kanarie?
Nee, dat bedoel ik niet, ik bedoel die springende mannetjes, en ze leven over al hoor, bij jou, in het gewone Amsterdam, maar ook in het deftige Den Haag. En er was eens een jongetje, Arend Jan, die het heel leuk vond er een te hebben. Hij speelde eens met een ander jongetje en zomaar ineens had hij het pietje. Maar dit jochie was de zoon van een hele deftige mijnheer en een hele voorname freule.
En toen ze aan tafel zaten met andere deftige mensen zei het brutale kereltje: ‘Mama, mag ik mijn pietje laten zien? ’
‘Een kanarie ?’ vroeg tante Petronella.
‘Kind, jij hebt toch geen kanarie!’ riep de moeder.
‘Nee, maar wel een pietje,’ zei het knaapje en hij opende het luciferdoosje
en daar sprong het over de tafel, in de soepterrine.
‘Een pietje!’ riep de vader, Jozuas. ‘Ik haal mijn jachtgeweer en ik schiet hem dood!’
‘Nee vader, doe dat niet!’ riep de moeder. ‘Dat kan niet, daar is hij veels te klein voor. . vang hem Jozuas!’ en ze gilde en ze sprong op de tafel. Ook tante Petronella gilde.
Toen kwam vader Jozuas met een heel groot geweer aanzetten.
Het pietje dreef rond in de soep en trachtte eruit te komen.
Vader Jozuas richtte en schoot op de terrine.
De soep regende over de tafel en de vermicelli kleefde aan de gasten. Het pietje schudde de soep uit zijn oogjes en maakte zich klaar voor een sprong naar de vrijheid. Hij zag dat het een behoorlijke puinhoop was geworden, maar hij voelde zich niet schuldig. Hij trachtte slechts hieraan te ontkomen.
Het beste was te doen of hij dood was. Hij bleef dus stil liggen, met de pootjes in de lucht. In de kamer hing een dichte mist van kruitdamp.
“Hij is dood! Ik heb hem geraakt!’ riep vader Jozuas triomfantelijk.
‘Hoe is het mogelijk!’ riep moeder. ‘Normaal zou je nog een olifant
missen op een meter afstand, liefste, ik ben heel trots op je!’ En ze klom van de tafel. Arend Jan streelde met zijn vinger over het lijfje van het pietje. ‘Arme stakker!’ huilde hij. ‘Het spijt me voor jou, ik zal je een mooie begrafenis geven, dat heb je als goeie vriend verdiend..’ Niemand besteedde aandacht aan Arend Jan. Moeder en de dames begonnen hun jurken schoon te poetsen en Jozuas en oom Wilhelmus schepten op over de jacht.
Toen stond het pietje voorzichtig op. Arend Jan’s mond viel open. Hij pakte het pietje op tussen zijn vingers en liep ermee naar buiten. Daar sprong het een eind weg. En het leek of het zeggen wilde: ‘Bedankt vriendje!’
Arend Jan zwaaide. ‘Arend Jan!’ riep zijn moeder. ‘ Kom je aan tafel!’
‘Ja moeder!’ riep hij terwijl het pietje verdween.
Maar toen hij binnenkwam zei hij: ‘Ik heb geen vriend!’ Iedereen zweeg,
‘Wil je een paard, Arend Jan?’ vroeg oom Wilhelmus. ‘Ik zal bij je neef Jacobus een paard voor je regelen. Als je die maar niet in de soep laat springen… ha ha ha ha ha ha ha ! ’ En ze lachten allemaal heel gemeen.
Arend Jan werd heel boos en liep kwaad de kamer uit. Hij snikte op zijn bed, omdat hij zijn vriend kwijt was. Hij viel in slaap en droomde van Pietjes die in een circus werkten. De een wierp messen, de ander hing aan de trapeze. Het publiek lachte en klapte. Dat publiek hoefde niet te betalen bij een kassa, maar ze moesten wel hun arm aanbieden, zodat de pietjes een klein beetje bloed konden tappen. Het deed geen zeer, het was niet erg en goedkoop, want de mensen hoefden verder niets te betalen voor het pietjescircus.
Arend Jan schoot wakker. Hij lag met kleren nog aan op bed. Het raam stond open. Het was stil in huis. Hij hoorde iets zoemen rond zijn hoofd.
Hij zwaaide en het beestje landde op zijn hand. Het keek hem schuin aan
en zei: ‘Ik ben Mosko de mug. Wie ben jij? Als je een vriend zoekt, ik wil
best je vriend zijn..’ Arend Jan zei: ‘Ik ben Arend Jan. Ik ben een beetje
raar , want ik hou van dieren waar de meeste mensen bang voor zijn..’
De mug klapte in zijn muggenpootjes. ‘Bravo!’ riep hij. “Een echte dierenvriend!’ Hij danste door de kamer en vloog naar het venster.
‘Het is goed Arend Jan. Wat ze er ook van zeggen. Ga nu maar lekker verder slapen.’ Arend Jan ging tevreden liggen. Eindelijk iemand die hem begreep. Maar de volgende morgen, toen hij wakker werd, voelde hij jeuk aan zijn hand. Hij keek en zag een rode bult. Hij wist dat zijn nieuwe vriend wat bloed van hem had meegenomen. Hij vond het niet erg. Aan een vriend moet je wat kunnen geven…toch?


dinsdag 16 december 2014

Je moet niks


Nee, echt, je moet niks. Je zegt tegen jezelf dat je gezellig moet zijn met de feestdagen, maar dat hoeft helemaal niet. Je mag best boos kijken omdat je doodmoe bent van een jaar zonder succes solliciteren of van een jaar mantelzorgen – zonder dankjewel van de gemantelzorgde- of van een jaar draven op een ziekenhuisafdeling tegen een minimumbeloning. Dat mag, sterker nog, je mag ook best iets kapot maken van boosheid. Met een schaar in het kerstkleed figuurtjes knippen of een Blokker wijnglas tegen de muur kapot gooien. Misschien wil je wel in de kerstboom springen en de ballen laten rinkelen of misschien wil je wel die kerst CD van BZN of Gerard Joling in het broodrooster doen. Dat mag, het moet niet. Met kerst moet niks. Dat heeft het kerstkind zelf gezegd. Alleen het geloof in het goede telt. De kerstkaarten kunnen mooi vliegeren op de wind, en wat nou naar een kerstdiner? Jij mag naar het strand. Jij mag daar al je kleren uitdoen en in de zee duiken, onder de sterren. En daarna, als je hardlopend thuisgekomen bent, bak je een pannenkoek met stroop. Nee, echt, je moet niks. Je mag zomerhits opzetten en dromen van de boulevard van Copacabana in plaats van arrensleetjes in de sneeuw die in ons land binnen de kortste keren veranderd is in prutterige bagger die je schoenen insijpelt. En zeg maar tegen je familie dat je wat moeite hebt met de donkere dagen, dat je een daglichtlamp gebruikt om je lichaam en geest te verlichten, ze zullen het dan wel begrijpen. En zeg maar niet dat ik het gezegd heb, want je moet niets. Je moet poepen.