vrijdag 31 juli 2020
8 oktober 2019 optocht een foto door Wim Meijer Fotografie
De laatste 8 oktober optocht, dwars door de stad. Naast mij Ina Kaandorp. De foto is van Wim Meijer Fotografie. Dus ik hoop dat ik hem mag gebruiken. Ik mag voortaan wel iets vrolijker kijken.
donderdag 30 juli 2020
Twee meisjes
Twee meisjes
van 12 jaar kopen een ijsje met een kauwgombal erin. Echter, het ene meisje
heeft wel een bal en het andere meisje niet. Het meisje zonder bal loopt terug
naar haar moeder en zegt: ‘Ik ga terug.’
De moeder
zegt: ‘Doe dat niet!’
Waarop het
meisje zegt: ‘Jij koopt toch ook geen bloemen zonder knoppen!’
woensdag 29 juli 2020
Als je maar betaalt
De man met de grote, zwarte hoed en de
donkere, onzichtbare ogen
liep op hem af en legde
liep op hem af en legde
de
lederen map voor hem neer.
“Deze zijn voor jou,” zei hij, zonder de ander aan te kijken.
“Deze zijn voor jou,” zei hij, zonder de ander aan te kijken.
De
mislukte artiest geloofde hem niet. “Voor mij?”
“Meesterwerken,” sliste de onbekende. “ Speciaal voor jou.”
De artiest strekte zijn vingers naar de map,
De artiest strekte zijn vingers naar de map,
maar de man griste deze snel weg. “Eerst een whisky,” zei hij
dreigend.
De kunstenaar dacht na.
De kunstenaar dacht na.
Over de meesterwerken en wat die al niet op zouden brengen.
Hij bestelde een whisky en nog eentje en nog eentje.
De man met de hoed had duidelijk dorst, maar stelde zich niet verder voor.
Het viel de schilder op dat hij helemaal niet dronken werd.
Ze spraken niet, maar dronken, tot het morgenlicht door de oude gordijnen kierde.
Hij bestelde een whisky en nog eentje en nog eentje.
De man met de hoed had duidelijk dorst, maar stelde zich niet verder voor.
Het viel de schilder op dat hij helemaal niet dronken werd.
Ze spraken niet, maar dronken, tot het morgenlicht door de oude gordijnen kierde.
“Heren, ik ga sluiten,” zei de kroegbaas ongeduldig. “ Ik ga ook,”
sprak de man met de hoed.
“Ik moet nog zaken doen.”
“Hee,” zei de kunstenaar.
“Had jij niet iets voor mij?” De onbekende grijnsde.
“Had jij niet iets voor mij?” De onbekende grijnsde.
“Asjeblieft,” sprak hij en
legde de map op de knie van de artiest.
Daarna verliet hij snel het café.
Daarna verliet hij snel het café.
“Wat een zuiplap,” liet de kroegbaas zich ontvallen.
“Op mijn rekening,” zei de kunstenaar.
Hij opende de bruine map en verwachtte eeuwenoude tekeningen,
prenten van beroemde meesters,
prenten van beroemde meesters,
maar hij vond slechts recensies, bittere, zure, slechte recensies,
over zijn eigen werk.
over zijn eigen werk.
“De dood achtervolgt me,” zei hij tegen de waard.
“Als je maar betaalt,” zei die.
Sjoerd
1996
dinsdag 28 juli 2020
Escher in het paleis
Een dromerige foto van Den Haag vandaag. Bezoek ook het Eschermuseum. https://www.escherinhetpaleis.nl/
maandag 27 juli 2020
De orgelman december 2013
Bij de ingang van het winkelcentrum
staat vandaag een laatste orgelman in de striemende wind en regen. Hij heeft de
kerstliederen erop gezet en hij schudt wat met het bakje. De mensen passeren
hem, hun hoofd weggestopt in de jas. Zomers staan er her en der artiesten uit
de Balkan en sommigen zijn ware kunstenaars, zodat je je afvraagt hoe het komt
dat ze op straat staan, zo ver van huis. De orgelman lacht, hij is blij, hij is
buiten. Hij heeft er geen moeite mee. Weer of geen weer. Ook de man van de
groenten, van de markt, is blij en met zijn bulderende stem hoor je hem al van
ver. Hij geeft mijn zoon een mandarijntje. Thijs wordt er verlegen van. We
slalommen langs mensen die voorbij schieten met boordevol gevulde karretjes en
Thijs krijgt zijn eigen kleine karretje, met een vlaggetje. Die mensen kijken
niet zo blij als de orgelman, niet zo blij als de groenteboer en ook niet zo
vrolijk als het vrouwtje dat haar straatkranten probeert te slijten. De
meerderheid hier heeft een ernstige uitdrukking en de minderheid geniet.
Tegenwoordig denk ik dat het gezegde ‘je bent wat je eet’ een serieuze uitspraak is, want de energie en
het eten van de orgelman en de krantenjongen en de groentekoning zijn meer met
elkaar in evenwicht. Zij staan buiten in de elementen de kilojoules op te
stoken, zij happen frisse lucht, hun vingers en tenen vriezen eraf en in
augustus zweten ze alle giftige dampen
uit hun poriën. Ik vrees dat je buik barstensvol bikken, daarna in een
stoel of autostoel ploffen en de ramen en deuren stijf dichthouden van mensen
een muggezifterig type maakt. Iemand die anoniem gaat klagen op het internet, of
op Geert Wilders gaat stemmen. Het is de lifestyle die het gehalte aan zuur
bepaalt. Een levenswijze van veel gemak en verstopte aderen, vooral die in de
hersenen. Ik stop twintig centen in het bakje van de orgelman en denk in een
flits na over mezelf. Wat is mijn lifestyle? Ben ik ook een couchaardappel ?
Deels wel, ik zou niet met de orgelaar kunnen ruilen. Ik ben ook iets boller
geworden, maar ik ben nog wel in staat over mijn toestand na te denken en de
fiets te pakken. Jongens, die heerlijke fiets. Verleden week reed ik ermee naar
de tandarts, dwars door de landerijen. Zweet op de rug, en zingen gaat ook heel
goed op het rijwielpad, wist je dat? Daar
is de orgelman, daar is de orgelman, met zijn piere- pierement, een oud
liedje, maar je kunt ook best iets van Adele zingen. Ik betrad lachend het
vreesvertrek. Dat doen lichamelijke inspanning en buitenlucht. Ons lichaam wil
dat we flink bewegen en weinig eten en onze ziel en zaligheid sluit zich
daarbij aan. Ik schrijf dit terwijl het land zich een hernia eet en ikzelf op
de bank zit met een chipje en een glaasje wijn. En de orgelman zijn centen
telt..
december 2013
zondag 26 juli 2020
Verslag ritje met EMA tramlijn 25 van Haarlemmermeerstation naar Amstelveen
6 oktober 2019
Het is een
koude, regenachtige zondag. We gaan met Thijs naar de EMA tramlijn die loopt
van het Haarlemmermeerstation Amsterdam naar Amstelveen Bovenkerk.
We gaan met
de trein naar Amsterdam CS en vandaar met de Noord-Zuidlijn naar Zuid WTC. Dat
is natuurlijk niet de snelste route, maar Thijs wil zoveel mogelijk bussen,
trams en treinen. Als het maar wielen heeft.
Op het
station spreken we de buurvrouw van oma en haar kleindochter die 12 is. Ze is
langer dan haar grootmoeder en ze heeft onschuldige bruine bambi ogen. Ze gaan
een dagje naar Artis.
De regen komt bij vlagen. Op Zuid moeten we naar bus 15. Die
laat even op zich wachten. Een man spreekt ons aan en vertelt dat hij morgen 70
wordt en dat hij zijn verjaardag morgen groots gaat vieren. Hij heeft 100
muzikanten uitgenodigd. Hij is nu toch
wel wat zenuwachtig voor de grote dag. Hij zegt met alle
groten te hebben gespeeld. Ook met Toots Tielemans. Nu is hij straatmuzikant.
Wat voor instrument hij speelt, vertelt hij niet, maar ik geloof hem wel.
We arriveren
bij het Haarlemmermeerstation. Het is een mooi, oud gebouw. Ook van binnen is
het fraai, alsof je in de tijdmachine bent gestapt. Het personeel zijn meest
oudere heren. Een verkoopt een echt kaartje en knipt er een gaatje in met een
tang. Wij krijgen een roze, Thijs een gele. De tram staat al voor ons klaar.
Vandaag is dat een gele tram uit 1959.
Er staat lijn 25 op. Binnen in hangen aanwijsborden voor de lijn 9 die altijd
over de Middenweg Watergraafsmeer reed, tot de Noord-Zuidlijn kwam. Toen werd
de lijn opgeheven. De tram wordt bestuurd door een oudere, grijze heer met een
Rotterdams accent. De conducteur is iets
jonger, heeft een ouderwetse, lange grijze jas aan en moet regelmatig de tram
uit vanwege de overwegen. In zulke gevallen moet hij een sleutel omdraaien of
met een vlag zwaaien. Als hij een sleutel gebruikt gaan er lichten branden op
de overweg. De man heeft dus wel een natte job vandaag. De rails gaat langs het
Olympisch stadion door een smal pad tussen het groen. Het spoor is hier en daar
niet recht meer, dus daarom is de snelheid laag. We gaan langs het IJsbaanpad,
het oude pand van de ING (die schoen),
en het oude station van Amstelveen. De chauffeur draait met zijn linkerhand
aan een houten wieltje. Het is een baan door een natuurlijk gebied, we passeren
ook het Amsterdamse bos.
In deze oude
tram zitten op deze koude dag weinig mensen.Een gezin met kinderen en een paar
buitenlandse mensen. Later blijkt bij navraag dat het oude beestje echt wel een
kachel heeft, maar dat de mannen deze niet aan hebben gezet.
Een ritje in
een nostalgisch voertuig is wel goed
voor de fantasie. Wie kunnen in dit ding gezeten hebben? Ik denk aan
Carmiggelt, Herman Brood (zag ik een keer stomdronken uit een tram rollen op
het Spui) of aan Ajax fans die richting de Meer gingen. Misschien zat Johan
Cruijff er weleens in, want in 1959 was hij nog maar 11 jaar.
De tram
piept en kraakt en ruikt naar ouderdom. De stoelen zijn niet heel oud. Dan komen
we bij Bovenkerk. Daar moeten we eruit en gaat de tram keren bij een driehoek.
Op de
terugweg passeren we een tram uit misschien wel de jaren 20 uit Wenen en een
tram die lang geleden in Rotterdam naar de Schieweg reed. Bijzonder dat hier nu
twee rijtuigen uit concurrerende steden elkaar kruisen.
Thijs heeft
het fototoestel omgehangen en maakt filmpjes van de rit. Het blijft koud als we
terug knarsen bij het Haarlemmermeerstation. Terug naar onze eigen tijd.
zaterdag 25 juli 2020
Het oudejaarsavonddiner dat we nooit meer zullen vergeten
Toen wisten
we nog niet dat onze jongen, onze lieve zoon Joris , iets mankeerde. Iets met de
aspergesziekte of zoiets. Daardoor was zijn motoriek gevuld met
slungelachtigheid zodat het leek of hij geen enkele controle had over zijn lijf
en leden.
Het volgende
gebeurde: het was tijd voor het oudejaarsavonddiner. Onze toch wel deftige familie
zat in het beste laatsteavondmaalkleed aan de tafel. Opa, oma, tante Jo en oom
Hendrik. Freule Josje, die nooit iets zegt, was uitgenodigd, dame van de
liefdadigheid, notaris Swinkels en zijn stijve vrouw mevrouw Van Teenen en natuurlijk Hermannus LeTronc,
de eeuwige, beschonken vrijgezel.
De stemming
was ernstig. Tot hij, de lieve jongen, binnenkwam om ons een gezegend nieuwjaar
te wensen. Hij maakte een vrolijke groetbeweging
met zijn linkerarm, en struikelde een fractie van een seconde daarna met zijn
rechtervoet over zijn linkervoet. Het lange lijf boog naar voren en dreigde te
vallen. Daarom strekte hij de rechterarm uit om de val te breken, echter, die
hand verdween in de schaal met dampende aardappelen. De valbeweging ging verder
en om de schrik van de hete pommes de terres te overleven, trok hij aan het wit
damasten tafelkleed. Bij het schuiven kletterde de soepterrine oorverdovend van
de tafel. Een aantal aardappels rolden in de schoot van tante Jo. ‘Nee!’ riep
onze moeder. De vermicelli droop van het hoofd van oom Hendrik en hij deed
pogingen zich daarvan te bevrijden. Tante Jo jammerde: ‘Hendrik, wat
afschuwelijk, we gaan naar huis, nu meteen!’
Hermannus gniffelde en keek juffrouw Josje aan die probeerde niet te
lachen. De notaris keek zuur, erg zuur.
De rest van
de avond ging voortreffelijk, omdat hij, onze lieve zoon Joris, een aparte plek
in de kamer kreeg, aan een tafeltje bij het raam, waar hij geen enkel kwaad kon
doen. Zo nu en dan dreigde hij op te staan
en keek een ieder strak in zijn richting. Dan ging hij braaf weer
zitten. Aandoenlijk was het moment dat hij zijn vingertje opstak en met een
lief stemmetje vroeg of hij asjeblieft naar de wc mocht.
Het
gezelschap keurde dit goed en at verder van de voortreffelijke gegrilde
kabeljauw.
De jongen
stond op, maakte een dansje waarbij hij een duur schilderij aanraakte dat
driftig heen en weer zwaaide. Nu was hij
bijna bij de tafel. Iedereen hield zijn adem in bij de te verwachten passage.
Maar tante Jo niet, zij was gulzig en genoot verschrikkelijk van de overheerlijke
vis. Zij had niet in de gaten dat een dikke graat mee naar binnen ging. Ze
verslikte zich. Och, arme.
Onze lieve
zoon Joris, zag het gebeuren. Hij zag haar blauw worden en driftig met haar
armen bewegen. Er kwam geen woord meer uit haar keel. Met zijn lange armen
duwde hij haar borst naar voren, tot ze
voorover gebogen zat. Daarna sloeg hij haar met de rechterhand recht tussen de
schouderbladen.
Tante Jo
braakte en op de stinkende vloeistof dreef de visgraat mee naar buiten zoals
het rioolwater in de open zee stroomt.
Zij dankte
onze lieve jongen duizendmaal voor het redden van haar leven en ook de andere
gasten waren zeer opgetogen.
‘Joris verdient
een standbeeld,’ riep oom Hendrik. ‘Verdomd, ik ga dat deze week regelen!’
‘Geen dank
hoor,’ zei Joris en misschien wel vanwege enige verlegenheid, pakte hij zijn
accordeon en speelde muziek die doorgaans in het geheel niet gepast werd
gevonden.
Zuid zuid west van Ameland,
daar ligt een kolkje diep,
daar vangt men schol en schellevis,
maar mooie meisjes niet.
Hoog is de zolder
laag is de vloer,
mooi is het meisje,
maar lelijk is d’r moer!
Hoog hoog ja hoog,
de ballast die is droog,
maar onder op de grond,
is hij zo nat als stront!
Het
gezelschap zong mee uit volle borst. Tante Jo, in een schone jurk van mij, oom
Hendrik, papa en de notaris: allemaal het hoogste lied. En meende ik nu ineens
de heer Swinkels: ‘lelijk is d’r hoer’
te horen zingen, in plaats van: ‘moer. ’ Papa ging op tafel staan en
sloeg de maat. Mevrouw Van Teenen hing met haar kont, per ongeluk, boven de vlam
van een kaars. Iedereen danste en klapte en stampte mee. Oma deed een handstand
en opa riep: ‘What the fuck!’
En toen
sloeg de klok twaalf. Buiten knalde het vuurwerk. Men keek beteuterd naar de
tafel. Het schaamrood op de kaken, vanwege de ongepaste frivoliteiten. Er werd
gekucht.
Joris borg
zijn accordeon op. ‘Ik ga naar bed,’ zuchtte hij.
‘Wilt u
allemaal een glas op het nieuwe jaar?’ vroeg mijn moeder verlegen.
Men stemde
daar mee in. En zo werd er getoast en geproost.
‘Een avond
om nooit te vergeten,’ zei oom Hendrik.
‘Een
bijzonder kind heeft u,’ zei tante Jo.
‘Ik ben verliefd op Joris ,’ flapte freule Josje eruit. Ze
kleurde rood.
Iedereen
keek naar de kleurige sporen die de vuurpijlen in de donkere nacht
maakten, maar was in gedachten bij het ogenblik van de Joris magie. Het was een heerlijke avond om nooit te vergeten. En zonder over te praten,
in stilte van te genieten.
Bonnie Parlevliet, de
moeder van Joris Tussenmeren
vrijdag 24 juli 2020
Het feestje met de stofzuiger (1991?)
Ongeveer
dertig jaar geleden werd ik door een kennis uitgenodigd op een studentenfeestje.
De kennis studeerde niet, maar zijn vriendin wel, iets met geneeskunde. Ze leek
me aardig, een beetje tuttig en erg serieus. Ze pasten niet bij elkaar, vond
ik. Haar vader had wat centjes en kocht een heel huis voor zijn prinses.
Het feest
vond plaats in dit huis, ergens in Amsterdam-Oost. Direct, na binnenkomst, viel
me op dat het ballonnenblazen volledig uit de hand was gelopen. De sfeervol
ingerichte woning leek op een ballenbak, maar dan met ballonnen. Je moest er
doorheen waden als door een rivier. Een rivier met gele, rode, blauwe, groene
en gele bollen.
Net toen ik
binnenkwam, zei een van de gasten tegen me: ‘Ik zag het meteen toen je
binnenkwam.’ Nog steeds een van de meest mysterieuze ontvangstuitspraken die
ik noteerde. Ik wilde nog wel een vraag
stellen, maar de dame was al weer weg gezwommen, of verdronken, in de
ballonnenzee.
Het feest
vorderde in het bekende oeverloze geklets en daarbij vloeide de drank ook
voorspoedig.
In de keuken
werd een limbodans uitgevoerd, dat is een dans waarbij de dansers onder een
stok doorgaan met hun borst, maar hierbij werd een echt open vuur gebruikt
alsof we op een tropisch eilandstrand waren. De ene limbodanser, ik denk
een student,
klom op een tafel en wierp alle kleding van zich af. Het enige wat hij nog
aanhad was een rood, kanten damesslipje. Dat hield me nog een tijdje bezig. Was
hij wezen snuffelen in de kledingkast van de gastvrouw of had hij voor de
gelegenheid van deze avond een bijpassende onderbroek uitgezocht? Ik ben bang
dat het van een van de meisjes was.
Het feestje
ging vrolijk verder. Ik nam een glaasje sap, want ik ben ergens nog altijd bang
dronken te worden. Dit naar aanleiding van een traumatische ervaring uit mijn jeugd
(hierover een andere keer).
Een andere,
lange, dunne student met een hippe bril, rende langs en riep in het voorbijgaan
dat hij de stofzuiger uit het raam ging werpen. ‘Ontzettende zin an!’ riep hij.
Even dacht ik nog dat een grap moest zijn tot ik een moment later een enorme
klap hoorde en de stofzuiger op de stenen zag liggen, in diggelen.
Enigszins
verward door alle onzin verliet ik het
fuifje en kwam terug op station Amsterdam Centraal. Ik zag de rode sluitseinen
van de laatste trein wegrijden.
‘Was dat de
laatste trein?’ vroeg een man met een hangsnor. Hij droeg een beige regenjas en
om zijn neus hing de geur van een eenzame avond in de donkerste kneipen van
onze hoofdstad. Ik schatte hem een jaar of veertig en hij werd thuis niet meer verwacht,
hooguit door een kat.
Ik knikte
meewarig.
‘Dat schiet
niet op,’ zei hij.
‘Nee,’ zei
ik.
‘Rijden er
nog bussen?’
‘Nee,’ ik fluisterde
bijna.
‘Dat schiet
niet op.’
Hij tastte
in zijn broekzak en keek in zijn portemonnee. Er zat overduidelijk niks meer
in.
‘Kijken of
ik nog geld heb voor een taxi.’
Hij rommelde
in zijn broekzakken. Ik keek de andere kant uit.
Een paar
studenten zakten onderuit op de perronbankjes.
‘Niks,’ zei
de man. ‘Dat schiet niet op.’
Hij liep weg
in de richting van de roltrappen. Ik zag hem
verdwijnen in
de najaarsnacht.
Het was een
koude nacht en het duurde heel lang tot de
eerste ochtendtrein
binnengleed. Waarschijnlijk heb ik wel
overwogen terug
te wandelen naar de fuif, maar ik huiverde
zo al genoeg
in mijn te dunne jas.
Juli 2020
donderdag 23 juli 2020
Wat als de liefde over is
Je bent weer
net zo enthousiast
als toen ik
je net kende,
maar het is
niet meer als toen
dat gaat
niet meer,
sorry, dat
kan ik niet meer.
We zitten
aan tafel met de koffie
als toen ik
je net kende,
nu zie ik je
als een goede vriend,
het gaat
niet meer,
sorry, wat
jij wilt, dat kan ik niet meer.
Ik was blij
met je berichtje,
leuk dat je
me online gevonden hebt,
leuke foto
heb je op je instagram,
je kinderen, de schatten
en Roy is
weg, je zegt: het ging niet meer.
Ik weet nog
dat je zei,
dat onze
liefde altijd zou bestaan,
maar ik voel
geen vlinders meer,
uitgefladderd,
ze vliegen
niet meer.
Kennelijk
ben ik niet meer dezelfde,
misschien
geen jongen, geen mijnheer,
vaak
teleurgesteld, hoe noem je dat,
ik zoek
iets, ik weet niet wat,
sorry,
sorry, wij twee, dat gaat niet meer.
woensdag 22 juli 2020
dinsdag 21 juli 2020
het mondkapje
Het mondkapje is verplicht in de trein. Dus draag ik die braaf, maar zet hem soms wel even onder de neus, omdat het niet vol te houden is. Het ding is best onaangenaam. De meeste mensen dragen er eentje in de trein. Met tegenzin. De conducteur betrapte me laatst dat ik hem half had afgedaan.
Sorry hoor. En die stoom op de bril krijg je er gratis bij.
maandag 20 juli 2020
Ik zie de staatssecretaris mevr. C. Broekema op het journaal en ik denk...
Ik zie de staatssecretaris mevr. C.
Broekema op het journaal
Je was zo
vrij nog
je was zo
blij nog
je was zo
klein
je was zo
tenger
en zo stoer
nog
toen nog
toen nog
Je was zo
lief nog
je was zo
blond nog
met je haren
die
verwaaiden in de wind
nog
toen nog
toen nog
Bij dat meertje in het bos
gooide je al je remmen los
je kleren uit
je naakte huid
glom in het licht
van de maan
ik liet een traan
toen je met mij
ook naakt
danste om het vlot
waarop een kaarsje
brandde
mijn god,mijn god
Je was zo
gek nog
je was zo
driftig nog
je was zo
heftig
je was zo
wild
en zo
ongeremd nog
toen nog
toen nog
Je was zo
gek nog
je was zo
dom nog
met je ogen
die brutaal
konden spetteren
nog
toen nog
toen nog
Bij Egmond aan Zee
dook je in de golven
je zwom weg
en dook onder
de reddingsbrigade
heeft nog een poging gedaan
ik liet een traan madam
toen je niet meer boven kwam
plots stond je naast me op het strand
je vond het een goeie grap
en ik gaf jou een klap
mijn god,mijn god
Je was zo vrij
nog
je was zo
blij nog
je was zo
klein
je was zo
tenger
en zo stoer
nog
toen nog
toen nog
Je was zo
lief nog
je was zo
blond nog
met je haren
die
verwaaiden in de wind
nog
toen nog
toen nog….
Wanneer gaan wij weer knuffelen?
Deze mysterieuze boodschap op een kaart van Kruidvat vond ik gisteren ergens in een haag van een voortuin. Wanneer gaan wij weer knuffelen? Was dit een opmerking aan de gehele lockdown gemeenschap of van een persoon aan een andere persoon? En waarom op een kaart en niet via een app? Ik weet het niet. Het kan ook codetaal zijn.
zondag 19 juli 2020
Expositie in wijkcentrum Overdie in Alkmaar
Ok, ik had voor de coronatijd begon, een expositie in wijkcentrum Overdie te Alkmaar. Maar het centrum ging dicht en nu is de expositie verlengd. Klik op de onderstaande link:
http://www.thuisinoverdie.nl/activiteiten/expositie-2018-09-28-2/
Er hangen 40 werken van mij, verspreid over het gebouw.
http://www.thuisinoverdie.nl/activiteiten/expositie-2018-09-28-2/
Er hangen 40 werken van mij, verspreid over het gebouw.
zaterdag 18 juli 2020
De lift
Claustrofobie, dat is mijn angst. Ja, die is echt van mij.
Natuurlijk ben ik ook bang voor ziektes zoals ebola of beri-beri, maar
claustrofobie, die is echt van mij. Grote menigtes, volle treinen, maar voor
liften, ja, die vooral. Misschien ben ik als kind eens opgesloten in een lift,
dat zou kunnen. Maar nu word ik al bleek
als ik er aan denk. De lift dus, je hebt er mooie en goed verlichte en schone
bij, maar de ergste zijn die vieze kleine liften op stations. Ik zie daar wel
mensen instappen, zonder een zweetdroppel achter te laten.
Mijn angst is dat de lift mij opvreet. De lift als haai, of
een constrictor die om je nek kronkelt en je doodplet. Proberen te ontsnappen
heeft geen zin. De lift is toch sterker. De angst wordt wel minder als de lift een
glazen bekleding heeft. Dan kan iedereen zien wat de lift voor gemene zaken
uitvreet. Dan doet de lift dus niks. Dit
zijn natuurlijk verkeerde gedachtes van mijn brein. En daarom heb ik een aantal
consulten bij een erkende psycholoog gehad, maar in plaats van het over liften
te hebben, werd mijn jeugd doorgelicht. Daarin werden geen rare dingen
gevonden. Het was een normale jeugd, zonder trauma’s.
In de toekomst is het wellicht mogelijk je angsten zodanig te resetten dat ze worden opgeheven. Dat kunnen allerlei angsten zijn:
angst voor neerstorten met een vliegtuig op een berg, angst voor roodharige
buren, angst voor blauwzwarte stoeptegels, angst voor postzegelverzamelaars of
oude mannen met een slechte adem.
En: wat is jouw angst?
Uit: 333 dingen om te schrijven
vrijdag 17 juli 2020
Het meisje met het ei
Het meisje
met het ei.
Ze had haar
laptop op schoot, in de trein.
Ze was
misschien 20. Net aan.
Ze pakte
iets uit een doosje.
Ik zag het:
het was een ei.
Ze begon het
ei te pellen.
Ik keek naar
haar en moest erom glimlachen.
Het pellen
van een ei is iets voor een ontbijttafel.
Het ei was
natuurlijk door haar vader of moeder eerst gekookt en daarna in het bakje
gedaan.
Pure liefde.
Zij zag dat
ik keek en ze lachte heel kort terug.
Op haar
voorhoofd stond een lichtkrant met de tekst: ‘Ja gek he? Zo’n ei in de trein pellen, maar als ik hem
op school op eet, gaat iedereen vragen stellen en lachen. En ik wil hem wel
opgegeten hebben als ik thuiskom, want anders is het weer jammer voor mijn
ouders. Ja, zo’n ei in je trommel is een dilemma hoor. Weet je wat ook erg is: je bent je broodtrommel
vergeten en dan komt je moeder hem brengen terwijl je in de klas bent. Ze heeft
haar badjas aan en krulspelden nog in.
Dat is heel
erg!
Best een
lekker ei, overigens.'
donderdag 16 juli 2020
Na jaren kwam hij eindelijk uit het keukenkastje onder de gootsteen
Leonardo,
mijn kapper, vertelde me dit verhaal: de buurman van miijn vriend van zijn neef
had een oom die al wat werkelijk schoon was en rook naar lentegroen van 18 jaar
wilde bezitten. Gelukkig bezat hij een stralende glimlach met donkere, niet te
ontlopen ogen die vrouwen smeekten hem te mogen frequenteren. Daarom was het
redelijk druk in zijn slaapkamer. Deze man, die innemend en tegelijk ook
berekend en meedogenloos was, luisterde naar de naam Birgil. Hij had een vrouw
die Patricia heette en zoveel kocht en shopte dat zij geen tijd had zijn ontrouwe gangen na te gaan. Echter, deze
man bleek een getalenteerd songwriter. Zo getalenteerd dat zijn werk goed werd
verkocht en hij steeds rijker en brutaler werd. Hij kocht huizen waarin de
minnaressen mochten verblijven en hij stelde als voorwaarde dat ze geen vreemde
mannen mochten binnen laten. Maar een der vrouwen duwde een dominosteentje om.
Zij voelde zich opgesloten in haar weelderige leenhuis. Zij zag haar lief
slechts driemaal per jaar. En wanneer ging hij
nu eindelijk eens scheiden van Patricia? Ze besloot wraak te nemen. Ze
vond in een van zijn achtergebleven jasjes een telefoon met nummers en ook die
van zijn enige echte echtgenote stond erin. Zij belde met deze vrouw en
vertelde alles. Alle boosheid kwam eruit. Ze ontplofte. Patricia was nu ook
ontbrand. Op een groot bord in de keuken wist zij alle huizen met dames in beeld
te brengen. Het waren er maar liefst acht: Yvonne in Cannes, Lio in Reims,
Katja in Paris, Sandra in Bordeaux, Yvet in Rennes, Catharine in Marseille,
Roger in Milaan, en Hélène in Saint-Tropez.
Op een dag
kwam de gevierde zanger thuis. Hij had een geur van whisky en roem om zijn
schouders. Zij droeg een doorschijnend nachtkleed en had haar lippen
roodgestift. Met een zwoele parfum lokte ze hem in haar boudoir. Maar achter
haar rug had zij een bijl waarmee zij het hout voor de haard hakte. ‘Kom maar
lief mannetje van me,’ kirde ze in haar glansrol. Hij ontkleedde zich
schaapachtig, maar gretig en kreeg wilde visioenen, toen zij zich plotseling
omdraaide en de bijl liet vallen.
Lang zocht
de politie naar het afgehakte element, maar slaagde niet. De verdachte wenste
nimmer te spreken waar zij het dingetje had gelaten. De jaren gingen voorbij.
De zanger werd vergeten en de vrouw kwam na jaren vrij.
Het huis van
Patricia en haar ongelukkige artiest werd inmiddels bewoond door een ouder,
ziekelijk echtpaar. De waterleiding was gesprongen en een loodgieter moest met
zijn hoofd in het keukenkastje onder de gootsteen. Hij riep plotseling: ‘Wat is
dit nou?’ Hij toonde de oude man een grijzig, versteend voorwerp van een
centimeter of vijf, dat verdacht veel op een piemel leek. De vakman blies het
stof eraf. ‘Die van mij is gelukkig groter, nou, wilt u hebben voor uw
verzameling of doe ik hem bij het afval?’
Uit: 333 dingen om te schrijven
Het kerstdiner dat we nooit meer vergeten
Toen wisten
we nog niet dat onze jongen, onze lieve zoon Pieter, iets mankeerde. Zijn
motoriek was gevuld met slungelachtigheid zodat het leek of hij geen enkele
controle had over zijn lijf en leden. Het volgende gebeurde: het was de avond
van het kerstdiner. Onze toch wel deftige familie zat in het beste kerstkleed
aan de tafel. Opa, oma, tante Jo en oom Hendrik. De stemming was opperbest. Tot
hij, de lieve jongen, binnenkwam om ons een gezegende kerst te wensen. Hij
maakte een vrolijke groet, een beweging met zijn linkerarm en struikelde daarop
met zijn rechtervoet over zijn linkervoet. Het lange lijf boog naar voren en
dreigde te vallen. Daarom strekte hij de rechterarm om de val te breken,
echter, de hand verdween in de schaal met dampende aardappelen. De valbeweging
ging verder en om de schrik van de hete pommes de terres te overleven, trok hij
aan het wit damasten tafelkleed. Daarop kletterde de soepterrine van de tafel.
Een aantal aardappels rolden in de schoot van tante Jo. ‘Nee!’ riep onze
moeder. Oom Hendrik kreeg de vermicelli op zijn kale kruin.
Achteraf bezien was
het hilarisch.
De rest van
de avond ging rustig en zonder ongelukken, omdat hij, onze lieve zoon Pieter,
een aparte plek in de kamer kreeg, waar hij geen enkel kwaad kon doen. De rest
van de avond ging goed, totdat onze tante Jo zowat zich verslikte en stikte in
een visgraatje dat in de kabeljauw was verborgen. Onze zoon Pieter, die vreemde
snuiter was als eerste bij haar en sloeg haar onmiddellijk hard tussen de
schouderbladen, zodat zij gered was.
‘Zo doe ik
dat,’ zei hij trots en hij werd uitgebreid gezoend door ons.
Tantje Jo
heeft uit dankbaarheid een beeldje gemaakt van onze Pieter die met zijn ene hand
in een schaal aardappelen steekt en met zijn andere een visgraat omhoog houdt.
Uit: 333
dingen Het kerstdiner dat we nooit zullen
vergeten
woensdag 15 juli 2020
Zo had het kunnen zijn
We hadden
kampioen kunnen zijn, kampioen van de 25e klasse der voetbalamateurs van Nederland. Maar het
is niet gebeurd. Het is anders gelopen. Dat is de schuld van Johan, onze
regelneef. Johan regelt alles voor ons team, maar de laatste tijd gaat het niet
zo goed met Johan. Laatst had hij de kleding van het dameselftal bij zich. Hij
begint kinderachtige grappen te maken. Tijdens de voorlaatste wedstrijd liep
hij zomaar het veld op en zei tegen de scheidsrechter: ‘Weet jij waarom een
Engelsman zijn paraplu wegdoet als hij een Duitser tegenkomt? Omdat die Duitser
telt: eins, zwei, drei..’ Nou, van dat
soort grappen. Voetbalhumor is best flauw, maar dit.
En het is niks voor Johan. Vroeger was hij
rechter, hij was zeer geleerd, wel een
tikkie vreemd was hij toen. Maar dankzij hem zijn we geen kampioen, want hij
regelde de spelersbus naar de kampioenswedstrijd. We hadden nog maar een enkel puntje nodig om FC Buitenspel de baas te blijven in de competitie. Een gelijkspelletje,
meer niet!
We reden weg
en onderweg zagen we plotseling veel water naast ons. En daarna koeien en veel
weilanden. En toen zei Karel, onze
spits: ‘Hee jongens, dit is Friesland!’
Maar toen waren we al bij het knusse stadionnetje van Hardegaryp. Het
was er verlaten, de fans stonden er niet. Frank, de doelman, zocht op internet
waar de wedstrijd stond gepland: in Venlo! We hadden nog 10 minuten. Zelfs met
een straaljager zouden we niet op tijd komen. En niet verschijnen bij een
wedstrijd betekende verloren punten en dus geen kampioensschaal. Die ging
gewoon naar de bierbuiken van de FC Buitenspel. Iedereen was woedend.
We sloopten de
bus tot er alleen nog wielen stonden en Johan bonden we met een touw om zijn
nek van een Friese eik. De hond. Toch hebben we deze week zijn 95 ste verjaardag gevierd, want je moet kunnen
vergeten en vergeven. Hij heeft een taart gekregen met een foto van het hele
kampioenselftal. Hij is in de veronderstelling dat we the champions zijn en dat hebben we maar zo gelaten. Ja, het had zo kunnen zijn, als Johan
tenminste niet zo stom was geweest. Onze
vrouwen zeggen dat we voortaan zelf ook beter op moeten letten. En dat is een
goeie les.
Uit: 333
dingen om te schrijven: Schrijf een verhaal dat eindigt met de zin: Zo
had het kunnen zijn, als Johan tenminste niet zo stom was geweest.
dinsdag 14 juli 2020
Bolly, de schoen van Bento
Ik ben de
schoen van Bento, de linkerschoen. Met mijn rechterschoen heb ik geen contact.
Mijn naam is Bolly, vanwege de bolle neus. Dat moet wel, want Bento, mijn baas,
werkt met olifanten. Hij traint me om kunstjes te doen. Sommige dierverzorgers
en dierenvrienden roepen dat het zielig is voor olifanten, maar dat is het
niet. Zij zien het als een eer op hun kont te gaan zitten en dan daarvoor
beloond te worden met een banaantje. Ze strijden erom wie het beste is. Het is
juist zielig voor Bento, want de olifanten nemen hem in de maling. Ik hoor ze
grappen over hem maken en hem uitlachen. Ze werken alleen voor de beloning. De
sfeer tussen Bento en de olifanten wordt steeds slechter. Gisteren ging Jona,
de oudste olifant, op mij staan. Ik heb daar last van. Nu sta ik in de wagen
van Bento, bij het kacheltje, maar hij komt zijn bed niet uit. Hij ligt daar
met een burn-out. Hij kermt dat het afgelopen is met de olifanten en dat hij ze
naar een vakslager gaat brengen. En dat dierentuinen dode olifanten helemaal
uit elkaar zagen en dan aan de leeuwen voeren. Leeuwen zijn gek op olifant,
maar een levende pak je niet zomaar. Ik denk dat het niet zover komt, maar wel
dat hij ontslagen zal worden. De directeur van dit malle circus kwam binnen en
zei rustig: ’Ik ga de olifanten en de leeuwen wegdoen. De mensen willen ze niet
meer. Ze vinden ze zielig. Dus Bento, wil je clown worden? Ik bied je een
nieuwe kans.’
Ik, Bolly, de
linkerschoen van Bento, word aangedaan en ga oefenen als clown. Ik denk dat ik
weg zal worden gegooid. Een clown heeft flapschoenen. Ik ben een werkschoen.
Flapschoenen, dat is rotvolk.
De dag is
over. Ik sta onder het bed en ga slapen. Mijn baas is gisteravond door het
publiek niet begrepen in zijn act als clown. Niemand lachte een enkele seconde.
Het was een afgang en daarom gaat hij nu
een honden-uitlaat-service beginnen. Ik ben bang voor honden. En straks sta ik
natuurlijk in de poep.
Juli 2020
Uit 333 dingen om te schrijven: Beschrijf
een dag uit je leven, vanuit het gezichtspunt van je schoenen.
Abonneren op:
Posts (Atom)