donderdag 2 april 2020

Leven in de coronatijd: maak een heuvel!


Net nu de lente komt, gaat de onzichtbare vijand over de straten. Hij verstopt zich in handpalmen, in kleine waterdruppeltjes. Het monstertje lijkt op een zeemijn, zo goed bekeken. Als een crowdsurfer rolt hij door de keel de longen in en begint zijn vreselijke werk. En eerst leken we hem te onderschatten, hij zou een griepje zijn, niet meer dan dat.
Nu wachten we af wanneer hij zal vertrekken. Iedere dag sta ik met Thijs op een verlaten schoolplein. Hier werd nog maar kort geleden les gegeven. Nu lijkt dat alweer zo lang geleden. Thijs gaat op de schommel zitten. Ik schop de Ajax bal. Ajax- wat was dat ook alweer? Een voetbalclub. In de lucht boven ons is het stil. Geen zuchtje, geen enkel vliegtuig met opgewonden en blije vakantiegangers. Het stemt me treurig. Waar is het leven?

Waar zijn de feestjes met de blije stemmen uit de ramen? Het hiephiephoera? Zelfs uit de tuinen komt geen geluid meer.
Oma’s verjaardag vierden we in haar achtertuin. Zij in de deuropening. Wij met de thee en een koekje in de hand.
En de vogels zingen ’s morgens mooi in alle vroegte. We staan nog steeds vroeg op, we doen alles wat we deden: het ontbijt en het huiswerk van Thijs. Ik ga naar boven en zet de laptop aan voor een online les. In het beeld verschijnen de namen van de leerlingen, ik hoor hun vrolijke stemmen. Maar ze durven niet hun camera aan te zetten. Ik mis hun brutaliteit, hun vandalisme: ketchup smeren in de wc en in de wasbak plassen. Al die domme dingen die jongetjes en meisjes van die leeftijd doen. Ik kan er ook niet voor ze zijn. Ik weet dat ze ons hard nodig hebben. Dat het thuis niet altijd feest is.
Ik sta op het grasveld naast het schoolplein. De heerlijke heuvel zand die er lag en waar Thijs zo geweldig op kon spelen, is door een al te ijverige persoon weggehaald. Thijs kijkt alweer teleurgesteld. Waar is de heuvel nou papa?
Ik zucht weer eens diep en wil gaan huilen of zo. Of schreeuwen of allebei. Omdat het allemaal zo verrekte tegenzit. Omdat je daar niks aan kan veranderen en dat je dat aan de kinderen van het land nauwelijks uit kan leggen.
Ik geef de bal een harde rotschop. Hij verdwijnt over het doel.
‘Papa, doe nog eens een schwalbe!’ roept hij en ik ga liggen en begin zogenaamd te kermen. Hij gaat ook liggen en zo rollen we over het veld.
De deur van de school zwaait en de juf met drie kinderen komt naar buiten. De zon breekt door de wolken.
Ik weet dat we erdoor heen zullen komen. Het land overleefde al talrijke kleine en grote oorlogen en werd vele malen geteisterd door de zee. Als er een volkje koppig, volhoudend en eigenwijs is dan zijn wij het wel. Wij zullen het zeemijnmonster eronder krijgen. Daar ben ik zeker van.
En we zullen weer spelen, ruzie maken, geld wegsmijten in de voetbalcompetitie. We zullen weer gokken en weer met duizenden op een dancefeest raven.
Op het schoolplein zullen de moeders weer mopperen op de juf en op andere moeders en zullen de verkeringen weer bloeien als de bloesem van de appelbomen.
De politie zal weer boeven vangen en boven het strand hangen alleen nog drones van vieze mannetjes.
In het ziekenhuis kan de dokter weer gewoon zijn werk doen, zonder dat hij als held door de gangen moet gaan en er applaus voor hem klinkt als hij in zijn maanpak aantreedt.
En als mijn kleine man ’s morgens naar school moet dan zal ik weer foeteren dat het tijd is, dat we moeten gaan, dat het tijd is, dat de juf niet eeuwig wacht. Ik zal weer vragen hoe het was als hij tussen de middag thuiskomt en hij zal er niet of nauwelijks op ingaan.
Dat alles zal weer gebeuren zoals het altijd ging. En ik zal je weer goedenacht kussen en ik zal gaan dromen van de mooie dagen die in de lente komen zonder die angst en bezorgdheid die ik zo vaak voel de laatste dagen.
Ik weet lief dat het gevaar nooit ver weg is, maar zo dichtbij heb ik de dreiging nog nooit eerder gevoeld. Of het moet die keer geweest zijn toen ik op mijn zeilbootje op zee in zeer dichte mist geraakte bij de Jutland banks en de radar het niet bleek te doen.
Dus, pak mijn hand, ik pak de jouwe. Onze kalmte en liefde zal ons leiden in deze tijden.
En we gaan, als het veilig is, met zijn allen een grote heuvel maken, van zand, om op te spelen. Bovenop maken we een gat waarin een kind kan staan.
Ik daag iedereen, alle vrienden, uit om samen met mij en Thijs die heuvel op die dag te komen maken. Neem een emmer en een schep mee! En zand.
2 april 2020